ECLI:NL:RBNHO:2023:9760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
23/5292 en 23/5293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een zwangere vrouw

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) behandeld. Eiseres, een zwangere vrouw, had verzocht om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang, nadat haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres in staat moet worden geacht zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, met gebruikelijke hulp en ondersteuning van haar sociale netwerk. Eiseres heeft geen vast adres en logeert tijdelijk bij verschillende personen, maar de voorzieningenrechter concludeert dat dit niet voldoende is om haar recht op maatschappelijke opvang te onderbouwen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres terecht is, omdat de Wmo niet bedoeld is voor situaties waarin iemand zelfredzaam wordt geacht. Eiseres heeft weliswaar een moeilijke situatie, maar het probleem ligt in het vinden van huisvesting door de schaarste op de woningmarkt, en niet in haar vermogen om zich te handhaven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/5292 en 23/5293
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Cremers en J. van der Blonk).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek van eiseres om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.2.
Verweerder heeft de aanvraag voor maatschappelijke opvang met het besluit van 22 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang van eiseres voldoende aannemelijk. Eiseres is zwanger, uitgerekend om in de eerste helft van december 2023 te bevallen, en heeft op dit moment geen vast adres waar zij kan verblijven. Zij logeert op diverse adressen en eiseres stelt dat verschillende personen uit haar netwerk hebben aangegeven niet langer onderdak te kunnen bieden.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (vergezeld door een vriendin), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De zaken zijn aansluitend behandeld na de behandeling van de zaken met de nummers HAA 23/5398 en HAA 23/5399 over de afwijzing van een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet.
2.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres heeft zich in mei 2023 gemeld bij DnoDoen om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang. In eerste instantie heeft eiseres de hulpvraag ingetrokken, waarna zij zich opnieuw heeft gemeld en op 20 juni 2023 alsnog een intakegesprek heeft plaatsgevonden.
4. Verweerder heeft het verzoek om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang in Alkmaar afgewezen. In het primaire besluit is vermeld dat uit het onderzoek van de Centrale Voordeur naar voren is gekomen dat eiseres zich op eigen kracht kan redden. Naast een huisvestigingsvraag zijn er geen passende hulpvragen aan DnoDoen. Dat heeft verweerder tot de conclusie geleid dat eiseres geen recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo en de beleidsregels van de gemeente Alkmaar.
5. In de bezwaarfase heeft eiseres aangevoerd dat het verrichte onderzoek door DnoDoen niet voldoet aan het stappenplan zoals beschreven door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] , en een beroep op artikel 8 Europees Verdrag Rechten van de Mens (EVRM) gedaan.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit vermeld te voldoen aan het stappenplan zoals beschreven in de genoemde uitspraak van de CRvB. Door DnoDoen is in kaart gebracht welke hulpvragen er zijn op de diverse leefgebieden. Hieruit is gebleken dat eiseres een woonvraag heeft. Verweerder volgt eiseres niet in het standpunt dat de genoteerde hulpvraag meerdere hulpvragen inhoudt (gezonde situatie voor ongeboren kind, tot rust komen om behandeling te starten, veilige situatie voor zichzelf creëren). Volgens verweerder betreft dit doelen die behaald kunnen worden in het geval dat de hulpvraag voor huisvesting wordt opgelost. Dat wijst er volgens verweerder op dat geen sprake is van een opvangprobleem, maar uitsluitend een huisvestingsprobleem. Voor oplossing van het probleem van schaarste op de woningmarkt is de Wmo niet bedoeld. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat zwanger zijn op zichzelf geen reden is om aangemerkt te worden als behorend tot de categorie kwetsbare personen, als bedoeld in artikel 8 EVRM. Er is geen sprake van een situatie waarin de fysieke en psychische gezondheid van eiseres substantieel wordt bedreigd als zij niet wordt opgenomen in de opvang, aldus verweerder.
7. Verweerder is van oordeel dat eiseres wel tot de doelgroep kwetsbare personen behoort in de periode direct na de bevalling, zoals opgenomen in artikel 3:1, derde lid van de Wet arbeid en zorg (bevallingsverlof). Dit volgt uit de uitspraak van de CRvB van 8 februari 2012 [2] . DnoDoen heeft toegezegd contact op te nemen om de mogelijkheid van tijdelijke opvang na de bevalling met eiseres te bespreken.

Standpunten eiseres

8.1.
Eiseres verzoekt verweerder op te dragen om eiseres met onmiddellijke ingang toe te laten tot de maatschappelijke opvang en binnen 2 dagen zorg te dragen voor opvang dan wel woonruimte. Eiseres stelt dat door verweerder ten onrechte geen rekening is gehouden met de bijzondere positie die de wetgever aan slachtoffers van huiselijk geweld heeft toegekend, en verwijst in dat verband naar de memorie van toelichting bij de Wmo 2015 [3] .
8.2.
Volgens eiseres is de beoordeling die moet plaatsvinden of het probleem, in dit geval het niet beschikken over woonruimte, kan worden weggenomen of verminderd door gebruik te maken van het gestelde in lid 1 onder a tot en met g van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkmaar 2020. Eiseres stelt dat zij weliswaar zelfstandig kan zoeken naar woonruimte, maar dat zij voor woonruimte niet in aanmerking komt, waardoor de problemen niet worden weggenomen en/of verminderd, zoals het gehanteerde criterium van verweerder luidt. Het huidige verblijf bij derden is gelet op haar trauma’s niet geschikt en kan gelet op de bevalling niet worden voortgezet. Ook is ze niet in staat van het ene naar het andere adres te verplaatsen. Indien en voor zover verweerder hieraan twijfelde had zij hier nader onderzoek naar moeten (laten) doen. Het nalaten hiervan is in strijd met het stappenplan van de CRvB. Het aanbod van verweerder om over opvang in de 10 weken na de bevalling te praten is volstrekt onvoldoende. Zo heeft DnoDoen laten weten dat het onduidelijk is of er op dat moment plek gaat zijn en bovendien betekent dat dat eiseres dan ten tijde van haar bevalling dakloos is. Een vergelijking met de door verweerder aangehaalde uitspraken gaat volgens eiseres niet op omdat in die gevallen geen sprake was van huiselijk geweld, zijnde de categorie van personen aan wie op grond van de Wmo extra bescherming toekomt.
8.3.
Eiseres behoort door haar zwangerschap en het feit dat ze slachtoffer is van huiselijk geweld tot de categorie kwetsbare personen als bedoeld in artikel 8 EVRM. Het onthouden van de gevraagde opvang heeft voor eiseres tot effect dat haar psychische en fysieke integriteit ernstig wordt bedreigd. Gelet daarop, zo stelt eiseres, kan onder deze omstandigheden niet in redelijkheid worden volgehouden dat de weigering van de toelating tot de maatschappelijke opvang blijk geeft van een ‘fair balance’ tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de weigering van die toegang en de particulieren belangen van eiseres om wel toegelaten te worden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

9.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt de afwijzing van het verzoek om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9.2.
De voor de beoordeling van dit beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
9.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder terecht kunnen concluderen dat eiseres in staat moet worden geacht zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit haar sociale netwerk te kunnen handhaven in de samenleving en zelf onderdak te regelen. Zoals ter zitting onder meer is komen vast te staan heeft eiseres op dit moment een eigen inkomen uit de Ziektewet, en ten tijde van de beoordeling van haar aanvraag had zij inkomen uit arbeid. Ook heeft zij actief gereageerd op aangeboden woonruimte. Dat eiseres eind 2021 als slachtoffer van huiselijk geweld haar toenmalige woning heeft (moeten) verlaten, kan er niet toe leiden dat zij in de huidige situatie op de bijzondere positie die aan slachtoffers van huiselijk geweld is toegeschreven, een beroep kan doen. Hoewel de situatie van eiseres niet makkelijk is, is het probleem van eiseres gelegen in het vinden van huisvesting als gevolg van de huidige schaarste op de woningmarkt, en niet in dat zij niet (meer) in staat is zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de opvang op grond van de Wmo 2015 voor die situaties niet is bedoeld.
11. Daarbij is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder bij de beoordeling het stappenplan van de CRvB heeft gevolgd. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van eiseres dat nader onderzoek gedaan had moeten worden niet. Door DnoDoen is in kaart gebracht welke hulpvragen er zijn op de verschillende leefgebieden. Uit het bestreden besluit blijkt dat vervolgens is onderzocht welke problemen eiseres ondervindt op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Zo is gebleken dat eiseres – ten tijde van de aanvraag –betaald werk heeft en dat ze overzicht kan houden in haar financiën en betaalafspraken heeft gemaakt. Ook is het contact met haar familie weer hersteld en heeft zij aangifte gedaan tegen haar ex-partner. Eiseres is in staat zelfstandig op zoek te gaan naar woonruimte. Niet is gebleken dat er bij verweerder twijfel was, waar nader onderzoek naar gedaan had moeten worden. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten daar anders over te oordelen.
12. Ook het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM slaagt niet. Artikel 8 van het EVRM heeft als doel het individu te beschermen tegen willekeurige inbreuken door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven. Aan het effectief respecteren daarvan kunnen positieve verplichtingen voor de overheid zijn verbonden. In dat verband moet, in zaken als deze, worden beoordeeld of in het besluit om geen opvang op grond van de Wmo 2015 te verstrekken een juist evenwicht is bereikt tussen de belangen van het individu om toegelaten te worden tot die opvang en de publieke belangen die betrokken zijn bij het niet verstrekken van die opvang. Daarbij hebben kinderen en andere kwetsbare personen in het bijzonder recht op bescherming. Verder is hierbij van belang dat bij de besteding van publieke middelen aan de verdragsstaat een ruime ‘margin of appreciation’ (beoordelingsruimte) toekomt.
13. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door eiseres niet aangetoond dat zij behoort tot de categorie kwetsbare personen die, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, in het bijzonder recht heeft op bescherming van hun gezin- of privéleven. Hoewel gezegd kan worden dat eiseres op dit moment in een moeilijke situatie verkeert, kan niet in redelijkheid worden geoordeeld dat het niet toekennen van maatschappelijke opvang geen blijk geeft van een ‘fair balance’ tussen de publieke belangen die betrokken zijn bij de opvang op grond van de Wmo 2015 en de particuliere belangen van eiseres om toegang te krijgen tot deze opvang. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat de plekken voor maatschappelijke opvang schaars zijn. Indien personen die zelfredzaam worden geacht, toegelaten zouden worden tot de maatschappelijke opvang zou dit betekenen dat personen die niet zelfredzaam zijn, hier geen gebruik van kunnen maken.
14. Daarbij heeft verweerder eiseres voor de periode na haar bevalling wel aangemerkt als behorend tot de categorie kwetsbare personen. Ter zitting is door verweerder bevestigd dat eiseres gedurende 10 weken na haar bevalling in aanmerking komt voor tijdelijke opvang.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wmo 2015
Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, indien hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent WMO
Artikel 3.2 Criteria
1. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening als de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:
a. eigen kracht en/ of
b. gebruikelijke hulp en/ of
c. mantelzorg en/ of
d. hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/ of
e. algemeen gebruikelijke voorzieningen en/ of
f. algemene voorzieningen, die financieel gedragen kan worden door de cliënt en/ of
g. andere voorzieningen.
2. Het college verstrekt met inachtneming van de regels rondom landelijke toegankelijkheid een maatwerkvoorziening in de vorm van opvang/ beschermd wonen indien:
a. de cliënt problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving; of
b. de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid, als gevolg van huiselijk geweld; en
c. voor zover de cliënt deze problemen niet kan wegnemen/ verminderen door gebruik te maken van het gestelde in lid 1, onder a t/m g.
3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
4.Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot aanvullende criteria voor verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen.
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2020)
Artikel 3.10 Maatschappelijke opvang
1. Maatschappelijke opvang betreft het bieden van tijdelijk verblijf aan mensen die dakloos zijn en die dakloosheid niet zelfstandig kunnen beëindigen en (mede daardoor) verminderd zelfredzaam zijn. We onderscheiden de volgende hoofdresultaten:
a. Het bieden van tijdelijk onderdak gekoppeld aan zorg en begeleiding.
b. Herstel en uitstroom.
2. De zorgaanbieder biedt naast opvang ook trajectbegeleiding gericht op uitstroom naar een eigen woning of een andere verblijfplaats die gezien de mogelijkheden het meest passend zijn.

Voetnoten

1.CRvB, 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
3.TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p.19.