ECLI:NL:RBNHO:2023:9689

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
15.053972.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging en belaging van ex-vriendin

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belaging van zijn ex-vriendin. De zaak werd behandeld in de meervoudige strafkamer te Alkmaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vijf maanden zijn ex-vriendin heeft bedreigd met de dood en haar stelselmatig heeft lastiggevallen. De bedreigingen omvatten expliciete en gewelddadige taal, en de verdachte heeft herhaaldelijk geprobeerd contact met haar op te nemen via verschillende communicatiemiddelen, ondanks dat zij geen contact met hem wilde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.A. Colijn, in overweging genomen, evenals de verdediging door mr. M.J.C. Verlaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en het risico op recidive is als hoog ingeschat. De uitspraak benadrukt de ernst van stalking en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.053972.22 (P)
Uitspraakdatum: 22 september 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.A. Colijn, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 maart 2022 te Medemblik, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (middels e-mail en/of sms en/of spraakberichten) voormelde [slachtoffer] toe te voegen tekst(en) als;
- " Ik steek je voor je moeders neus dood", en/of
- " Jij denkt kmaak grapje maar ik ga die kk mes in je keeldoorsteken", en/of
- " DEBLOKKEER IK zweer k STEEK JE DOOD", en/of
- " OF JE DEBLOKEERT OF K STEEK JE OF K SCHIET JE DOOD KANKER HOERRRRRR", en/of
- " NU KOM IK JE DOODSTEKEN", en/of
- " JE KAN MIJ NIRT ZO BEHANDELEN IK MAAK JE DOOD", en/of
- " MOET K JE DOODMAKEN AA KK HOER",
dan wel tekst(en) van een gelijke (bedreigende) strekking;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 maart 2022 te Medemblik, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- deze [slachtoffer] (meermalen) (veelvuldig) te bellen, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) (veelvuldig) tekst(en) toe te zenden middels e-mail en/of SMS en/of chatprogramma('s), en/of
- ( meermalen) (veelvuldig) via derden contact met [slachtoffer] pogen te krijgen, en/of
- ( meermalen) (veelvuldig) aan de deur van het woonadres van [slachtoffer] te verschijnen, al dan niet aldaar en dan haar toeroepend en/of aan te bellen en/of nadrukkelijk voor de deur te blijven staan, en/of
- [slachtoffer] op straat, terwijl zij op weg is van haar school naar haar woning, aan te spreken en/of een bos bloemen aan te bieden, om als [slachtoffer] deze bos weigert aan te nemen haar aan haar nek vast te pakken en/of op andere wijze(n) zich agressief jegens haar te uiten, en/of
- waarbij het [slachtoffer] bekend is dat in zijn tas (meestal) een mes met zich voert, met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de twee ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van feit 1, namelijk van de periode vóór september 2021. Ook wordt vrijspraak gevorderd van het eerste ("Ik steek je voor je moeders neus dood") en derde gedachtestreepje ("DEBLOKKEER IK zweer k STEEK JE DOOD").
Daarnaast moet de verdachte partieel worden vrijgesproken van feit 2, namelijk van de periode vóór januari 2022. Op basis van het dossier is bewezen dat vanaf 1 januari 2022 voor de verdachte duidelijk was dat de relatie met aangeefster definitief voorbij was en zij niet door hem benaderd wenste te worden. Ten aanzien van de periode voordien kan dit op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Ook wordt vrijspraak gevorderd wat betreft het vijfde (“[slachtoffer] op straat, terwijl zij op weg is van haar school naar haar woning, aan te spreken en/of een bos bloemen aan te bieden, om als [slachtoffer] deze bos weigert aan te nemen haar aan haar nek vast te pakken en/of op andere wijze(n) zich agressief jegens haar te uiten”) en zesde gedachtestreepje (“waarbij het [slachtoffer] bekend is dat in zijn tas (meestal) een mes met zich voert”).
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij wat de officier van justitie naar voren heeft gebracht ten aanzien van het bewijs, ook ten aanzien van de partiële vrijspraak voor voornoemde gedachtestreepjes en de ten laste gelegde periodes. Verder heeft de raadsman, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de verdachte partieel vrijgesproken moet worden van de onderdelen zoals hiervoor onder 3.1 verwoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2023;
  • de aangifte van [slachtoffer] van 2 maart 2022, p. 7-8;
  • het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] van 2 maart 2022, p. 9-11;
  • het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] van 10 maart 2022, p. 79-83;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2022, p. 15-17, met bijlagen p. 18-61;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2022, p. 90-91;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2022, p. 64-65, met bijlagen p. 66-69;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022, p. 72-73, met bijlagen p. 74-78.
De hiervoor genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op momenten in de periode van 1 september 2021 tot en met 2 maart 2022 in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door middels e-mail en/of sms voormelde [slachtoffer] toe te voegen teksten als;
- " Jij denkt kmaak grapje maar ik ga die kk mes in je keeldoorsteken", en
- " OF JE DEBLOKEERT OF K STEEK JE OF K SCHIET JE DOOD KANKER HOERRRRRR", en
- " NU KOM IK JE DOODSTEKEN", en
- " JE KAN MIJ NIRT ZO BEHANDELEN IK MAAK JE DOOD", en
- " MOET K JE DOODMAKEN AA KK HOER",
dan wel teksten van een gelijke bedreigende strekking;
feit 2
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 2 maart 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- deze [slachtoffer] veelvuldig te bellen, en
- [slachtoffer] veelvuldig teksten toe te zenden middels e-mail en sms, en
- meermalen aan de deur van het woonadres van [slachtoffer] te verschijnen,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar. De rechtbank is gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen, die nader worden besproken onder 6.3, wel van oordeel dat de feiten de verdachte verminderd kunnen worden toegerekend.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 110 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een deel van 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering van 15 maart 2023. De officier van justitie verzoekt deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie vordert ook dat een taakstraf van 200 uren wordt opgelegd. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de eis het advies van de gedragsdeskundigen gevolgd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De officier van justitie vordert tenslotte opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt oplegging van een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Een proeftijd van die duur is voldoende gelet op de langere periode van schorsing van de voorlopige hechtenis die reeds doorlopen is. De raadsman verzoekt tot het volgen van het rapport van de reclassering van 30 augustus 2023 voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden. De verdachte zal aan die voorwaarden meewerken. De voorwaarden kunnen volgens de raadsman eventueel direct uitvoerbaar worden verklaard. Een contact- en locatieverbod acht de raadsman niet nodig. De raadsman ziet geen ruimte voor oplegging van een taakstraf, omdat dit niet nodig is voor het behalen van de strafdoelen. Bovendien heeft de verdachte nu een goede structuur en regelmaat door zijn werk en een taakstraf kan onrust geven en dit ontregelen. Ook de raadsman verzoekt opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich over een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan bedreiging en over een periode van twee maanden aan belaging van zijn ex-vriendin, door meerdere bedreigende en zeer indringende berichten naar aangeefster te sturen en haar heel vaak te bellen. Zij was destijds nog maar 14 en 15 jaar. Hij heeft haar in de periode januari 2022 tot en met 2 maart 2022 bestookt met telefoontjes en berichtjes, terwijl hij wist dat zij geen contact met hem wilde. De verdachte heeft niet alleen digitaal contact met aangeefster geprobeerd te zoeken, maar hij heeft aangeefster ook lastiggevallen door naar haar woning te gaan. De door de verdachte verzonden berichten bevatten onder meer bedreigingen met de dood.
Belaging, in het normaal spraakgebruik ook wel stalking genoemd, is een zeer hinderlijk en angstaanjagend feit. Stalking heeft een grote impact op slachtoffers, die zich daardoor ernstig beperkt voelen in hun bewegingsvrijheid en constant geconfronteerd worden met ongewenst (en in dit geval onbehoorlijk) contact. De verdachte heeft op de zitting toegelicht in een slechte periode te hebben gezeten en weer contact met zijn ex-vriendin te willen om te kijken of de relatie hervat kon worden. Dat kan zo zijn, maar dat mag nooit een excuus zijn voor het zich op deze manier ongewenst in aangeefsters leven wringen. Hoewel de knipperlichtrelatie bij de verdachte mogelijk voor onduidelijkheid heeft gezorgd over de wenselijkheid van het contact tussen aangeefster en hem, had de verdachte haar grenzen moeten respecteren toen zij aangaf dat zij niet langer contact met de verdachte wilde. Dat heeft hij niet gedaan hoewel voor hem duidelijk was dat het afgelopen was. Door zo te handelen werd aangeefster voortdurend ongewild met de verdachte geconfronteerd en ervaarde zij gevoelens van angst. Met zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 27 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de rapportages van 7 november 2022 van psychiater [psychiater] en GZ-psycholoog [psycholoog].
Toerekenbaarheid
Beide gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van een Multi Complex Developmental Disorder, een vorm van een autismespectrumstoornis. Daarnaast is er een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met cluster-B-kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis, momenteel (in november 2022) matig van aard.
De psycholoog heeft toegelicht dat de verdachte kwetsbaar is voor – en op zoek naar – bevestiging door anderen. De verdachte is vanuit zijn beperkte inzicht in zichzelf en relaties, slecht in staat om aan te voelen wat de intenties van een ander zijn. De relatie met aangeefster, hoe instabiel ook, was voor hem van bijzondere betekenis. De verdachte was gefixeerd op aangeefster en de aandacht die hij van haar wilde krijgen. Dat aangeefster de verdachte niet (meer) de aandacht gaf waar hij naar op zoek was, zorgde voor een obsessieve reactie van wanhopige pogingen om haar bij zich te houden, waaronder bedreigingen en smekende berichten en/of telefoontjes. Het vermogen om emoties te reguleren, laat staan dit soort extreme emoties, is gebrekkig, wat tot uiting komt in een periode van veel agressie en boosheid. Op basis van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat de pathologie van de verdachte substantieel heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde.
De psychiater heeft toegelicht dat de beperkte gewetensfuncties en empathische vermogens van de verdachte in combinatie met een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en beperkte intellectuele vermogens zijn gedragskeuze en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. De verdachte heeft de neiging om een vrouw te idealiseren en daarop volgend te overspoelen met aandacht. Hij kan bij afwijzing zeer heftig en agressief reageren. De verdachte heeft beperkte slachtofferempathie en volgde zijn eigen impulsen en gedachtegangen. De verdachte lijkt de gevolgen van zijn acties beperkt te overzien en zijn coping lijkt beperkt. De verdachte heeft anderzijds meerdere momenten gehad waarop hij andere keuzes had kunnen maken en zich bewust was van wat hij deed of ging doen en er mee doorging. Gesteld kan worden dat de kwetsbaarheid en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met emotieregulatie problemen op zijn minst tot een vermindering van toerekeningsvatbaarheid leiden en dat de tekort schietende coping-mechanismen elkaar in negatieve zin versterken.
Beide gedragsdeskundigen hebben gelet op het voorgaande geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over de toerekenbaarheid van de feiten daarom over.
Recidiverisico
De psycholoog en de psychiater schatten het risico op recidive in als hoog.
De psycholoog heeft toegelicht dat er een hoog risico op herhaling van stalkinggedrag en bedreiging en een hoog risico op geweld is, indien behandeling uitblijft. De verdachte heeft een geschiedenis met vergelijkbare reacties als in huidige tenlastelegging bij het verbreken van een relatie. In een toekomstige relatie zal de verdachte weer geneigd zijn veel van zichzelf te geven, waarbij ook teleurstelling of anderszins negatieve emoties op de loer liggen. Vanuit zijn problematiek zal de verdachte bij dreigend liefdesverlies, wat een aanval is op zijn instabiele zelfgevoel, vanuit gekrenktheid krampachtig proberen de relatie in stand te houden, onvoldoende oog hebben voor de partner, lastig tot niet aangesproken kunnen worden op zijn gedrag en eigen verantwoordelijkheid, en vanuit teleurstelling en frustratie emotioneel verder kunnen ontregelen.
De psychiater heeft toegelicht dat het risico op recidive van gewelddadig gedrag in algemene zin, indien onbehandeld, hoog wordt geschat op basis van de risicotaxatie-instrumenten, alsmede vanwege het beperkte probleembesef, afwezigheid van ziekte-inzicht en de motivatie van de verdachte voor behandeling. Op basis van een gestructureerde risicotaxatie wordt het risico op recidief stalkinggedrag, en geweld daarbij, ook als hoog geschat.
Reclasseringsrapport
Het reclasseringsrapport van 30 augustus 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker], als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, houdt onder andere het volgende in.
Op basis van het risicotaxatie-instrument van de reclassering gebaseerd op historische factoren, wordt het risico op recidive (algemeen en geweld) ingeschat als hoog. Echter, beschermende factoren, te weten een stabiele gezinssituatie en het hebben van structuur in de vorm van werk, hebben een gunstige invloed op het functioneren van de verdachte. Op dit moment is er geen sprake van een partnerrelatie. Het risico op recidive wordt daardoor op dit moment op basis van professioneel oordeel ingeschat als gemiddeld.
De verdachte functioneert in het kader van de schorsing preventieve hechtenis nu al langer dan een jaar zonder grote problemen. Hij is vanwege de psychische problematiek (die niet of beperkt beïnvloedbaar is) blijvend kwetsbaar voor ontregeling. Het is voorstelbaar dat hij in de toekomst in een partnerrelatie of door andere oorzaken opnieuw emotioneel ontregeld zal raken, gepaard gaand met een toename van risico op recidive en disfunctioneren op meerdere levensgebieden. De reclassering adviseert bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. In dat kader moet worden ingezet op toeleiding naar een regulier woon/zorgvoorziening en ambulante begeleiding/behandeling door een (forensische) ggz-instelling die aansluit bij de problematiek van de verdachte. Bij toename van spanningen en emotionele ontregeling kan, indien nodig, vanuit de zorginstelling eventueel met inzet van een zorgmachtiging opgeschaald worden.
Als bijzondere voorwaarden worden door de reclassering in dit rapport geadviseerd:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • dagbesteding;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming;
  • meewerken aan controles op middelengebruik.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank alleen oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank houdt er bij de bepaling van de duur daarvan rekening mee dat sprake is van een jonge verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover hij op de zitting van 8 september 2023 heeft verklaard en zoals die uit de stukken blijken. In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank mee dat hij op de zitting zijn handelingen heeft bekend, daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gaan aanleiding om ook een taakstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Oplegging daarvan acht de rechtbank in het geval van de verdachte niet opportuun. Op de zitting is gebleken dat de verdachte momenteel structuur heeft door zijn werk en een rustige woonsituatie en dat de verdachte op dit moment vooral is gebaat bij het behouden van regelmaat. Oplegging van een taakstraf zou kunnen betekenen dat deze structuur en regelmaat worden verstoord. Onder die omstandigheden valt te verwachten dat de problemen van de verdachte en de kans op recidive zullen toenemen.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 120 dagen passend en geboden, waarvan de rechtbank een gedeelte van 104 dagen in voorwaardelijke vorm zal opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, maar ook om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, komt op deze gevangenisstraf in mindering. Dit betekent dat de verdachte niet terug de gevangenis in hoeft. Van belang is namelijk dat de verdachte aan zijn toekomst blijft werken. Daarbij acht de rechtbank verplicht reclasseringscontact en oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden (uit het rapport van 30 augustus 2023) noodzakelijk. De verdachte heeft op de zitting aangegeven zich te zullen (blijven) houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf een proeftijd verbinden van twee jaren. Nu de verdachte al ongeveer anderhalf jaar in een schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gelopen, waaraan al bijzondere voorwaarden waren verbonden, ziet de rechtbank geen aanleiding de proeftijd op drie jaren te stellen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, gelet op het grote risico op herhaling, ter voorkoming van strafbare feiten ook een contact- en een locatieverbod noodzakelijk voor de duur van de proeftijd. Deze voorwaarden houden in dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met aangeefster en zich ook niet zal begeven in de straat waar zij woont, te weten de [adres 2].
De rechtbank ziet, gelet op de wettelijke criteria, geen mogelijkheid om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Aan de voorwaarden daarvoor wordt niet voldaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen die van toepassing zijn, zijn de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte van 104 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
De verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland, locatie Alkmaar, of een nader te noemen locatie. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Opname instelling voor beschermd/begeleid wonen
De verdachte laat zich, indien geïndiceerd, opnemen in een door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid of beschermd wonen. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
3.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De verdachte stelt zich, indien geïndiceerd, onder behandeling door en/of begeleiding van een nader door de reclassering te bepalen instelling of zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
4.
Dagbesteding
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur.
5.
Meewerken aan controles op middelengebruik.
De verdachte werkt mee aan controles op middelengebruik door de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak en op welke wijze controle op het middelengebruik plaatsvindt (urine, adem of bloed). Indien geïndiceerd zal de verdachte worden doorverwezen naar een instelling voor verslavingszorg voor begeleiding en of behandeling.
6.
Contactverbod
De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] te Medemblik.
7.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
De verdachte bevindt zich niet in de [adres 2].
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
De voorzitter, mr. P.E. van der Veen, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.