In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 september 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van het bewind dat in 2010 was ingesteld over de goederen van de verzoeker. De verzoeker, geboren in 1978, heeft het verzoek ingediend omdat zij meent dat zij nu in een stabiele situatie verkeert en in staat is om haar financiën zelf te regelen. De bewindvoerder, KOA Kantoor voor Ondersteuning B.V., heeft echter bezwaar gemaakt tegen de opheffing van het bewind, omdat zij van mening is dat de verzoeker nog niet voldoende zelfredzaam is en dat er zorgen zijn over de financiële situatie van haar zoon, die nog steeds op haar adres staat ingeschreven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2023 waren de verzoeker, haar partner en de bewindvoerder aanwezig. De verzoeker heeft toegelicht dat zij haar zoon in het verleden heeft willen helpen, maar dat hij financieel misbruik van haar heeft gemaakt. De kantonrechter heeft de argumenten van de bewindvoerder gehoord, maar is tot de conclusie gekomen dat de verzoeker de kans moet krijgen om haar financiën weer zelf te beheren. De kantonrechter heeft daarbij meegewogen dat de partner van de verzoeker een vaste baan heeft en dat de verzoeker al enige tijd maandgeld ontvangt, wat goed verloopt.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het bewind met ingang van twee weken na de uitspraak wordt opgeheven. Tevens is vastgesteld dat de bewindvoerder een beloning van € 220,00 (exclusief btw) in rekening mag brengen voor de werkzaamheden betreffende de eindrekening en verantwoording. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.