ECLI:NL:RBNHO:2023:9637

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
23_1991
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen op basis van gehuwdennorm en duurzaam gescheiden leven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de toekenning van een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) op basis van de gehuwdennorm. Eiser heeft op 2 december 2022 een AOW-pensioen aangevraagd, waarna verweerder op 2 januari 2023 een gehuwdenpensioen heeft toegekend. Eiser heeft bezwaar gemaakt, wat leidde tot een hoorzitting op 16 februari 2023. Verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond op 2 maart 2023, waarna eiser beroep instelde.

De rechtbank heeft op 12 september 2023 de zaak behandeld. Eiser stelt dat hij al 10 jaar duurzaam gescheiden leeft van zijn huwelijkspartner, terwijl verweerder meent dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank overweegt dat duurzaam gescheiden leven betekent dat beide partners afzonderlijk hun leven leiden, alsof ze niet getrouwd zijn. Eiser heeft aangegeven dat hij sinds 2013 niet meer met zijn partner op hetzelfde adres woont en dat er geen gezamenlijke activiteiten zijn.

De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is voor de gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. Eiser komt vanaf 28 april 2023 in aanmerking voor een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Het bestreden besluit wordt vernietigd, en de rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1991

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) op basis van de gehuwdennorm.
1.2.
Eiser heeft op 2 december 2022 een AOW-pensioen aangevraagd. Op verzoek van verweerder heeft eiser een formulier ‘Onderzoek woonsituatie’ ingevuld.
1.3.
Op basis hiervan heeft verweerder op 2 januari 2023 in het primaire besluit aan eiser een gehuwdenpensioen toegekend.
1.4.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5.
Op 16 februari 2023 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden waarna verweerder op 2 maart 2023 in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard.
1.6.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunt verweerder
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat uit de feitelijke toestand niet kan worden afgeleid dat eiser en zijn huwelijkspartner een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk is. Op basis hiervan heeft verweerder een pensioen toegekend op basis van de gehuwdennorm.
Standpunt eiser
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij reeds 10 jaar duurzaam gescheiden leeft van zijn huwelijkspartner.
Beoordeling
4. In geschil is de vraag of op 28 april 2023 sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven van eiser en zijn partner. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één hunner, als bestendig is bedoeld.
5. Eiser heeft in verweerders vragenformulier ten aanzien van zijn woonsituatie ingevuld dat hij sinds 2013 niet meer met zijn huwelijkspartner op hetzelfde adres woont, omdat zij duurzaam gescheiden leven en niet samen willen wonen. Er is geen sprake van noodzakelijke zorg. Ten aanzien van contact heeft eiser ingevuld dat sprake is van elkaar bellen en ontmoeten 1 x per week, er is geen sprake van een gezamenlijke vakantie, zij presenteren zich aan anderen als vrienden, zij ondernemen geen gezamenlijke activiteiten, zij komen niet bij elkaar thuis en overnachten ook niet bij elkaar. Zij hebben wel een sleutel van elkaars woning in geval van nood, maar verzorgen elkaar niet bij ziekte. Ten aanzien van de financiële vragen heeft eiser ingevuld dat zij geen gezamenlijke bankrekening hebben en niet gemachtigde zijn van elkaars bankrekening. Eiser betaalt mee aan de kosten van levensonderhoud van zijn huwelijkspartner ten bedrage van € 300,00 per maand. Zijn huwelijkspartner betaalt niet mee aan de kosten van levensonderhoud van eiser. Zij doen samen belastingaangifte. Zij hebben geen levensverzekering op elkaars leven afgesloten. Beide woningen waarin zij afzonderlijk van elkaar leven zijn van beiden eigendom. Ter zitting heeft eiser hierop aangevuld dat hij sinds 7 jaar een nieuwe relatie heeft die hij als zijn nieuwe partner beschouwt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving die bestendig is bedoeld. Dit betekent dat op basis van de omstandigheden van dit geval, bezien in samenhang met de context daarvan, sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in de AOW. Hierbij is van belang dat de financiële verbanden ook moeten worden beschouwd in het licht van de overige omstandigheden. Die verstrengeling die eiser nog heeft met zijn partner bestaat uit het onverdeeld deel van de echtelijke boedel en in het voorzien in haar levensonderhoud. Beide woningen zijn van beiden eigendom. Zij wonen daarin afzonderlijk van elkaar. De wijze waarop eiser in het levensonderhoud van zijn partner voorziet lijkt in feite meer op het betalen van alimentatie dan op een financiële verstrengeling zoals bij gehuwden. Verder blijkt uit de stukken dat eiser en zijn partner in het geheel niet gezamenlijke activiteiten ondernemen. Tenslotte hecht de rechtbank grote waarde aan de verklaring van eiser dat hij sinds 7 jaar een nieuwe relatie heeft.
7. Gelet op het voorgaande moet in de situatie van eiser worden uitgegaan van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Dit betekent dat eiser vanaf 28 april 2023 in aanmerking komt voor een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank zal in het belang van een definitieve beslechting van het geschil op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien zoals in het dictum is vermeld.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 2 maart 2023;
- herroept het besluit van 2 januari 2023;
- bepaalt dat eiser met ingang van 28 april 2023 in aanmerking komt voor een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande en stelt deze uitspraak in de plaats van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.