ECLI:NL:RBNHO:2023:9621

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10421345 \ CV EXPL 23-1466
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aannemer en particulier over betaling van facturen en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer en een particulier. De aannemer, [eiser], heeft in opdracht van de particulier, [gedaagde], verbouwings- en renovatiewerkzaamheden uitgevoerd in diens woning. De kantonrechter heeft op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan. De vordering van de aannemer betreft betaling van twee onbetaalde facturen, terwijl de particulier een tegenvordering heeft ingesteld voor schadevergoeding wegens tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter oordeelt dat de particulier een gedeelte van de factuur moet betalen, namelijk het bedrag van € 6.157,80, dat betrekking heeft op factuur 1367. De vordering voor het overige wordt afgewezen, omdat de aannemer onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de overige facturen. De tegenvordering van de particulier wordt eveneens afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aannemer zijn werkzaamheden op regiebasis heeft gefactureerd en dat de particulier niet voldoende heeft aangetoond dat de aannemer tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden.

De uitspraak benadrukt het belang van goede onderbouwing van vorderingen en tegenvorderingen in civiele zaken. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien het feit dat beide partijen op punten in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10421345 \ CV EXPL 23-1466 WD
Uitspraakdatum: 4 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
gevestigd te Schagen,
eiser,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: P. de Ruijter
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.Q. Muller.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een geschil tussen een aannemer en een particulier. De aannemer heeft in opdracht van de particulier werkzaamheden verricht in de woning van de particulier. De kantonrechter veroordeelt de particulier om een gedeelte van het totaalfactuurbedrag aan de aannemer te betalen. De vordering van de aannemer is voor het overige onvoldoende onderbouwd. De tegenvordering van de particulier, die ziet op vergoeding van schade, wordt afgewezen, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 16 maart 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 11 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] nog een conclusie van antwoord in reconventie ingediend en heeft [gedaagde] nog aanvullende producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een aannemersbedrijf.
2.2.
In de periode van 14 juni 2022 tot en met 8 juli 2022 heeft [eiser] in opdracht van [gedaagde] verschillende verbouwings- en renovatiewerkzaamheden uitgevoerd in de woning van [gedaagde] .
2.3.
[eiser] heeft voor deze werkzaamheden een drietal facturen aan [gedaagde] gestuurd:
- factuur 1366 d.d. 2 juli 2022 voor een bedrag van € 5.016,27;
- factuur 1367 d.d. 7 juli 2022 voor een bedrag van € 6.157,80 en
- factuur 1369 d.d. 15 juli 2022 voor een bedrag van € 4.377,10.
De facturen zien op gewerkte uren en geleverde materialen en de bedragen zijn inclusief btw.
2.4.
[gedaagde] heeft factuur 1366 betaald. [gedaagde] heeft de facturen 1367 en 1369 niet betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van
€ 10.534,90, met rente en kosten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de bij facturen 1367 en 1369 in rekening gebrachte bedragen nog aan [eiser] dient te betalen als vergoeding voor de door [gedaagde] in opdracht van [eiser] verrichte verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [gedaagde] .

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden.
[gedaagde] betwist de juistheid van de facturen. [gedaagde] stelt hiertoe dat [eiser] te veel uren bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht en dat [gedaagde] niet alle in rekening gebrachte uren hoeft te betalen.
[eiser] is daarnaast tekortgeschoten in de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden. Voor zover [eiser] het opgedragen werk heeft uitgevoerd, is dat deels gebrekkig gebeurd. Daarnaast heeft [eiser] bepaalde opgedragen werkzaamheden niet uitgevoerd.
Ondanks verzoek daartoe en ingebrekestelling weigert [eiser] de uitgevoerde werkzaamheden deugdelijk te verrichten. [gedaagde] beroept zich hierom als verweer tegen de gevorderde betaling op een opschortingsrecht.
Daarnaast heeft [gedaagde] schade geleden als gevolg van de tekortkoming van [eiser] . [eiser] is gehouden de door [gedaagde] geleden schade van ten minste € 3.727,86 aan [gedaagde] te vergoeden.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.727,86.
4.3.
[eiser] voert verweer tegen de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] de door [eiser] bij factuur 1367 en 1369 in rekening gebrachte factuurbedragen moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] tot betaling van factuur 1367 is gehouden, maar dat de vordering voor het overige moet worden afgewezen. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.2.
Niet in geschil is dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] zijn werkzaamheden op uurbasis zou factureren en dat [eiser] daarnaast de gebruikte bouwmaterialen in rekening zou brengen bij [gedaagde] .
[gedaagde] heeft nog gesteld dat partijen daarbij een maximum aantal te werken dagen/ uren zijn overeengekomen, maar deze afspraak is niet komen vast te staan. Volgens [gedaagde] zijn partijen overeengekomen dat [eiser] maximaal 10 werkbare dagen van maximaal 9 uur bij [gedaagde] in rekening zou mogen brengen. [eiser] betwist dat en een schriftelijk stuk, bijvoorbeeld een e-mail of een WhatsApp-bericht waar deze afspraak uit blijkt, is echter niet voorhanden.
Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat de door hem gestelde urenafspraak enkel valt af te leiden uit het aantal dagen tussen de oorspronkelijke datum dat [eiser] met zijn werkzaamheden zou beginnen en het moment dat de door [gedaagde] ingeschakelde stukadoor aanvankelijk zou starten. Wat hier verder ook van zij, hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter op zichzelf de door [gedaagde] gestelde afspraak niet worden afgeleid. Ook overigens is niet gebleken niet dat partijen een fatale oplevertermijn of vaste prijs zijn overeengekomen.
Aldus is sprake van een tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming op regiebasis.
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat de door [eiser] gewerkte uren in principe moeten worden betaald en dat [gedaagde] daarnaast verplicht is de door [eiser] gebruikte materialen aan [eiser] te betalen.
5.4.
De vordering tot betaling van factuur 1367 ad € 6.157,80 ligt voor toewijzing gereed. [gedaagde] heeft de juistheid van deze factuur niet (voldoende concreet) betwist. Deze factuur ziet op de werkzaamheden van 20 juni tot en met 1 juli 2022. Op 1 juli 2022 heeft [gedaagde] nog aan [eiser] geappt dat er een mooie vooruitgang is en hem bedankt. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat de op deze factuur gedeclareerde uren en materialen daadwerkelijk zijn gewerkt en gebruikt. [gedaagde] heeft daarnaast geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de door [eiser] in rekening gebrachte (uur)tarieven.
5.5.
De vordering die ziet op de betaling van factuur 1369 ad € 4.377,10 ligt voor afwijzing gereed. Ter zitting heeft de kantonrechter vastgesteld dat er twee versies van deze factuur circuleren. Eén versie heeft als aanhef:
“Aanvulling op factuurnr. 1366 van 2-7-’22”. Dit is de versie die bij de dagvaarding in het geding is gebracht. Een andere versie vermeldt als aanhef:
“Rectificatie van factuurnr. 1366 van 2-7-’22”. Anders dan [gedaagde] meent, kan uit dit verschil op zichzelf nog niet de conclusie worden getrokken dat [eiser] bij het opstellen van deze factuur heeft gesjoemeld c.q. gefraudeerd. Hierbij weegt mee dat het om handgeschreven facturen gaat. De kantonrechter zal de factuur daarom wel inhoudelijk beoordelen.
5.6.
Naast voornoemde onvolkomenheid heeft [eiser] echter niet weersproken dat de op deze factuur genoemde bedragen € 638,- en € 281,- met omschrijvingen “2 deuren hardhout” en “slot sluitlijst incl infresen” al zijn verdisconteerd in het bij factuur 1366 in rekening gebrachte bedrag, dat [gedaagde] al heeft betaald. Het verweer van [gedaagde] dat deze factuur niet juist is, vindt dus steun in het dossier.
Dit alles brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat [eiser] ter zake de overige op factuur 1369 voorkomende en door [gedaagde] betwiste posten meer had moeten stellen of onderbouwen dan hij heeft gedaan. Onder de gegeven omstandigheden lag het op de weg van [eiser] om per post de juistheid van deze factuur te onderbouwen. Dit heeft [eiser] niet gedaan en in zoverre heeft hij zijn vordering onvoldoende onderbouwd.
5.7.
[gedaagde] zal tot betaling van het bedrag van € 6.157,80 worden veroordeeld. Het beroep van [gedaagde] op opschorting faalt. Voor zover [eiser] niet alle opgedragen werkzaamheden heeft verricht, heeft [gedaagde] niet voldoende duidelijk omschreven welke werkzaamheden volgens hem nog moeten worden verricht voordat hij bereid is tot betaling van het verschuldigde factuurbedrag over te gaan. Het opschortingsverweer is daarmee onvoldoende onderbouwd.
5.8.
Voor zover [gedaagde] zich beroept op verrekening vanwege een aan hem toekomend recht op vergoeding van schade, stuit dit beroep af op hetgeen de kantonrechter hierna onder 5.11. heeft overwogen.
5.9.
De over het verschuldigde factuurbedrag gevorderde rente is toewijsbaar als na te melden. [eiser] vordert betaling van wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, maar de tussen partijen gesloten overeenkomst is geen handelsovereenkomst in de zin van voormeld artikel. De kantonrechter zal de wettelijke rente op de voet van artikel 6:119 BW toewijzen. De gevorderde ingangsdatum van de rente, waartegen geen verweer is gevoerd, kan daarbij worden gehanteerd.
5.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
de tegenvordering
5.11.
De tegenvordering ziet op de gevorderde vergoeding van schade als gevolg van een door [gedaagde] gestelde tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst door [eiser] . Ter zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde] toegegeven dat de onderbouwing van deze schadevordering onvoldoende is. De kantonrechter deelt dit oordeel, omdat het in feite gaat om een opsomming van een aantal (schade)posten door [gedaagde] die van geen enkele onderbouwing of bewijs is voorzien. De vordering ligt voor afwijzing gereed.
de vordering en de tegenvordering
5.12.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 6.157,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter