ECLI:NL:RBNHO:2023:9575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10544333 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een gedraging waarbij betrokkene als bestuurder van een voertuig een mobiel elektronisch apparaat zou hebben vastgehouden tijdens het rijden. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het standpunt gehandhaafd dat de boete terecht was opgelegd, terwijl betrokkene ontkende de telefoon vast te hebben gehouden. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant, die stelde dat hij betrokkene met de telefoon in haar hand had gezien, kritisch beoordeeld. De kantonrechter concludeerde dat de verklaring van de verbalisant niet eenduidig was en dat er twijfels bestonden over de gedraging van betrokkene. Gezien het consistente verweer van betrokkene en de onduidelijkheid in de verklaring van de verbalisant, heeft de kantonrechter besloten dat betrokkene het voordeel van de twijfel krijgt. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd en is het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, zijn vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10544333 \ WM VERZ 23-410
CJIB-nummer : 246809432
Uitspraakdatum : 2 augustus 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat zij geen mobiele telefoon heeft vastgehouden. Haar telefoon zit altijd in de houder. Bovendien is betrokkene pas 13 uur later om 11 uur ’s avonds voor haar woning door de verbalisant aangesproken op haar gedrag.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: (…) Ik zag het voertuig slingeren. (…) Ik zag dat de vrouwelijke bestuurder een elektronisch apparaat, een telefoon, vast hield in haar rechterhand. Ik zag dat zij keek naar de telefoon en niet naar het verkeer. Dit leverde meerdere gevaarlijke momenten op voor het verkeer om haar heen. Later op die dag, 06-01-2022, had ik, verbalisant een nachtdienst. (…) Ik zag een bijrijder uitstappen lijkend op de vrouw die ik eerder die dag in het voertuig heb zien rijden. (…) Ik heb haar verteld dat ik heb gezien dast zij een gevaarlijke situatie veroorzaakte op de N242ter hoogte van Alkmaar eerder die dag. Bij het langzaam voorbij rijden zag ik dat zij met haar telefoon bezig was en deze aan het bedienen was met haar rechterhand.(…)”
Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Ik heb de telefoon niet vastgehouden.”
Betrokkene heeft van meet af aan de gedraging betwist en bij staandehouding de gedraging ontkend. De kantonrechter heeft er geen twijfel over dat de verbalisant heeft gezien dat het voertuig van betrokkene slingerde en dat hij haar de telefoon zag bedienen. De vraag in onderhavig geval is of betrokkene de telefoon heeft vastgehouden. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dit niet overduidelijk. Eerst verklaart de verbalisant namelijk dat hij zag dat betrokkene de telefoon in haar rechterhand vasthield en later in diezelfde verklaring geeft de verbalisant aan dat hij zag dat betrokkene de telefoon bediende. Dit laatste evenals het slingeren, zou ook gebeurd kunnen zijn terwijl de telefoon in de houder zat. De kantonrechter is van oordeel dat de verklaring van de verbalisant tegenover het consistente verweer van betrokkene vragen oproept. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
- bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: