ECLI:NL:RBNHO:2023:9458

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10273530 \ CV EXPL 23-197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen vakantiepark en huurders over huurtermijnen en ontruiming van staanplaats

In deze zaak heeft De Boskant B.V., een recreatiepark in Hulshorst, een vordering ingesteld tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde], wegens achterstallige huurbetalingen en ontruiming van de gehuurde staanplaats. De huurovereenkomst tussen partijen is beëindigd per 31 mei 2022, maar de huurder is niet overgegaan tot ontruiming. De Boskant vordert betaling van € 5.094,91, vermeerderd met rente en kosten, en ontruiming van de staanplaats. De gedaagde heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld voor afgifte van facturen en schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 21 september 2023 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van De Boskant in essentie betrekking heeft op huur en doorlevering van nutsvoorzieningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde een bedrag van € 583,20 verschuldigd is aan De Boskant, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering tot ontruiming is toegewezen, aangezien de gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ontruiming. De kantonrechter heeft beslist dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10273530 \ CV EXPL 23-197 WD
Uitspraakdatum: 18 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Boskant B.V.,
gevestigd te Hulshorst,
eiseres,
verder te noemen: De Boskant,
gemachtigde: RM Prominent Sevices,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K. Dirlik.

1.Het procesverloop

1.1.
De Boskant heeft bij dagvaarding van 31 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 21 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting zijn van partijen nog de volgende (proces)stukken ingekomen:
van de zijde van De Boskant:- een schriftelijke reactie op de incidentele vordering van [gedaagde] , tevens akte vermeerdering van eis;
van de zijde van [gedaagde] :- een akte overlegging producties.

2.De feiten

2.1.
De Boskant exploiteert een recreatiepark te Hulhorst (gemeente Nunspeet).
2.2.
[gedaagde] heeft in 2014 van De Boskant een boschalet gekocht. Het chalet is geplaatst op het terrein van De Boskant
2.3. (
(Ongeveer) tegelijkertijd hebben partijen een huurovereenkomst gesloten op basis waarvan [gedaagde] van De Boskant een (staan)plaats huurt. Onderdeel van deze overeenkomst is dat De Boskant zorgt voor beheer van het park en voor de doorlevering van de verschillende nutsvoorzieningen.
2.4.
Tussen partijen is circa 1 april 2022 verschil van mening ontstaan over de betaling van de huurtermijnen.
2.5.
De huurovereenkomst is tussen partijen beëindigd per 31 mei 2022.
2.6.
Partijen hebben in kort geding geprocedeerd bij de kantonrechter te Apeldoorn als voorzieningenrechter. Op de mondelinge behandeling in die procedure van 22 juni 2022 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen hebben daarin afspraken gemaakt over de ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde kavel/ staanplaats.
2.7.
[gedaagde] is niet tot ontruiming overgegaan.

3.De vordering

3.1.
De Boskant vordert na vermeerdering van eis bij akte dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot:
(i) betaling van een bedrag van € 5.094,91, te vermeerderen met rente en kosten;
(ii) ontruiming van de gehuurde kavel/ staanplaats;
en bij gebreke van tijdige ontruiming:
(iii) vergoeding van de ontruimingskosten van € 3.212,55.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De tegenvordering

in het incident
4.1.
[gedaagde] vordert dat De Boskant wordt veroordeelt tot afgifte van de facturen over de jaren 2016 tot en met 2021.
in de hoofdzaak
4.2.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter De Boskant veroordeelt tot betaling van een bedrag van een bedrag van € 931,25 en van een bedrag van € 2.500,00.
4.3.
De Boskant voert verweer.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De Boskant heeft ter zitting nogmaals haar eis vermeerderd. De kantonrechter laat deze tweede eisvermeerdering buiten beschouwing wegens strijd met de goede procesorde. De Boskant heeft deze eisvermeerdering te laat ingesteld, waardoor [gedaagde] geen goede gelegenheid heeft gehad daarop te reageren.
5.2.
De vordering ziet daarmee in essentie op een volgens De Boskant verschuldigd bedrag wegens huur en wegens doorlevering van gas, elektra en water. De kantonrechter zal deze vordering beoordelen op basis van de duidelijkste begroting die De Boskant van haar vordering heeft overgelegd. De kantonrechter doelt hierbij op het door De Boskant als productie 10 bij haar akte vermeerdering eis overgelegde overzicht. Ter zitting is gebleken dat dit overzicht in grote lijnen overeenstemt met het schema dat [gedaagde] als productie 9 bij akte overlegging producties heeft overgelegd.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Blijkens het door De Boskant verstrekte overzicht ziet de vordering op de periode vanaf medio 2014 tot en met 31 mei 2022, de datum van de beëindiging van de huurovereenkomst.
de jaren 2014 tot en met 2017Voor zover de vordering ziet op de periode vanaf 2014 tot en met 2017 heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de vordering is verjaard. Omdat De Boskant hierop niet inhoudelijk heeft gereageerd, slaagt dit verjaringsverweer. In zoverre ligt de vordering voor afwijzing gereed.
de jaren 2018 tot en met 2020
5.4.
Op basis van het door De Boskant verstrekte overzicht kan de kantonrechter vaststellen dat [gedaagde] over de jaren 2018 tot en met 2020 geen achterstanden heeft laten ontstaan.
het jaar 2021
5.5.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] in 2021 alle verschuldigde termijnen heeft betaald. Niet in geschil is dat deze in totaal € 290,00 per maand bedroegen. Uit de overgelegde stukken, waaronder de door [gedaagde] overgelegde bankafschriften blijkt dat door [gedaagde] over dit jaar 10 termijnen zijn voldaan. Derhalve resteert nog een te betalen bedrag van € 580,00 (2x € 290,00) . Voor zover [gedaagde] stelt dit bedrag contant te hebben betaald, kunnen deze betalingen niet worden vastgesteld, omdat [gedaagde] niet over kwitanties beschikt. Dit beroep op contante betaling wordt door de kantonrechter gepasseerd. [gedaagde] zal tot betaling worden veroordeeld.
het jaar 2022
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huur door De Boskant is opgezegd tegen 31 mei 2022. De Boskant heeft over dit jaar een jaarfactuur ter hoogte van het € 3.924,55 gestuurd. Het verweer van [gedaagde] dat erop neerkomt dat [gedaagde] betwist dat De Boskant op grond van de huurovereenkomst de bevoegdheid heeft om tot verhoging van de huur over te gaan, faalt, omdat niet is gebleken dat [gedaagde] tegen eerdere huurverhogingen heeft geprotesteerd. Voor het overige heeft [gedaagde] geen voldoende gemotiveerde bezwaren aangevoerd tegen de hoogte van deze jaarfactuur. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van dit bedrag.
5.7.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag of dit bedrag ineens dan wel in termijnen (met opslag) mocht worden betaald. Expliciete overeenstemming hebben zij daarover niet bereikt, maar [gedaagde] is wel overgegaan tot het doen van maandelijkse betalingen tot een totaalbedrag van € 1.305,00.
5.8.
Uitgaande van een jaarbedrag van € 3.924,55 is [gedaagde] per maand € 327,05 verschuldigd. Over de periode januari tot en met april 2022 is [gedaagde] € 1.308,20 verschuldigd.
Hoewel de huurovereenkomst voortduurde tot en met mei 2022 is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] over de laatste maand geen betaling verschuldigd is. [gedaagde] heeft tegen de verschuldigdheid hiervan ingebracht dat het feitelijk gebruik van het gehuurde vanaf 1 mei 2022 onmogelijk was gemaakt door De Boskant, doordat laatstgenoemde de levering van de nutsvoorzieningen had gestaakt. De Boskant heeft dit niet weersproken.
5.9.
Uit dit alles volgt dat [gedaagde] over 2022 in totaal € 1.308,20 verschuldigd is, waarop een bedrag van € 1.305,00 in mindering is betaald. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het restant van € 3,20.
5.10.
De vordering ligt in totaal tot een bedrag van € 583,20 voor toewijzing gereed.
5.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
5.12.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van 14 dagen na heden, omdat een eerdere verzuimdatum niet voldoende concreet is gesteld of is gebleken.
5.13.
Over de vordering tot ontruiming overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] heeft op zichzelf geen bezwaar tegen de gevorderde ontruiming. De vordering ligt voor toewijzing gereed. Na te melden termijn komt de kantonrechter daarbij redelijk voor.
5.14.
De voorwaardelijk gevorderde vergoeding van de ontruimingskosten ligt voor afwijzing gereed, omdat De Boskant op dit moment nog geen concreet belang heeft bij de toewijzing van deze vordering. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [gedaagde] geen verweer voert tegen de ontruiming en dat ter zitting zijn bereidheid daartoe in voldoende mate is gebleken.
de tegenvordering
in het incident
5.15.
Ter zitting heeft [gedaagde] de vordering ingetrokken. Daarbij heeft [gedaagde] het verzoek gedaan om een beslissing over de proceskosten mee te nemen in de hoofdzaak. De kantonrechter verwijst hiertoe naar hetgeen hierna onder 5.18. over de proceskosten wordt overwogen.
in de hoofdzaak
5.16.
[gedaagde] vordert betaling van een bedrag van € 931,00 wegens te veel betaalde huurtermijnen en vergoeding voor doorlevering nutsvoorzieningen. Uit hetgeen hiervoor onder 5.3. tot en met 5.10. is overwogen blijkt dat aan de hand van de door partijen overgelegde overzichten [gedaagde] tot betaling van een achterstallig bedrag van 583,20 wordt veroordeeld. De kantonrechter kan daarom op basis van deze overzichten en het partijdebat daarover niet vaststellen dat [gedaagde] een bedrag teveel aan De Boskant heeft betaald. De vordering ligt voor afwijzing gereed.
5.17.
[gedaagde] vordert betaling van een bedrag van € 2500,00 ten titel van schadevergoeding. [gedaagde] stelt hiertoe dat De Boskant persoonlijke eigendommen van [gedaagde] heeft verwijderd en afgevoerd. De vordering ligt voor afwijzing gereed, omdat [gedaagde] deze onvoldoende heeft onderbouwd.
de vordering en de tegenvordering
5.18.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Boskant van een bedrag van € 583,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over bedrag vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na heden de door hem van De Boskant gehuurde kavel/ staanplaats te ontruimen;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter