ECLI:NL:RBNHO:2023:9392

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
15/136484-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland met voorwaardelijk opzet op het overige gewicht

Op 21 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne van 6109 gram Nederland heeft binnengebracht. De verdachte verklaarde opzet te hebben gehad op de invoer van twee kilogram cocaïne, maar de rechtbank oordeelde dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij meer dan twee kilogram invoerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jonk, die betoogde dat de verdachte onder dwang handelde en geen opzet had op het gewicht boven de twee kilogram. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 40 maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad mee. De verdachte had eerder drie keer te maken gehad met opiumdelicten. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de maatschappelijke impact van de invoer van cocaïne en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/136484-23 (P)
Uitspraakdatum: 21 september 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederand, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine (6109 gram), zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitaantekeningen betoogd dat de verdachte opzet had op de invoer van twee kilogram cocaïne. Voor het gewicht daarboven heeft geen opzet bestaan, nu geen aanvaarding van de aanmerkelijke kans op invoer van een dergelijk gewicht aanwezig is geweest. De invoer van het gewicht boven de twee kilogram is onder dwang geschied.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
 De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 7 september 2023 heeft afgelegd;
 Een proces-verbaal van aanhouding van 3 juni 2023 (digitale dossierpagina 21 e.v.);
 Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 3 juni 2023 (digitale dossierpagina 49 e.v.);
 Een rapport NFiDENT van 6 juni 2023, zaaknummer 2023.06.06.065 (aanvraag 001) (digitale dossierpagina 66);
 Een rapport NFiDENT van 6 juni 2023, zaaknummer 2023.06.06.065 (aanvraag 002) (digitale dossierpagina 67);
 Een rapport NFiDENT van 6 juni 2023, zaaknummer 2023.06.06.065 (aanvraag 003) (digitale dossierpagina 68).
3.3.3
Bewijsmotivering
Op basis van het dossier is het volgende komen vast te staan. Toen de verdachte op vakantie in Suriname was, is hij met ene ‘[naam]’ in contact gekomen over het smokkelen van cocaïne door de verdachte naar Nederland. De verdachte en deze [naam] hebben, zo verklaart de verdachte, afgesproken dat de verdachte twee kilogram zou meenemen op zijn terugreis naar Nederland. Bij aankomst in Nederland is gebleken dat het door de verdachte ingevoerde gewicht aan cocaïne geen twee maar iets meer dan zes kilogram was.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in hoeverre de verdachte opzet heeft gehad op de invoer van het gewicht boven de twee kilogram, zoals door de raadsman is betwist. Bij de beantwoording van die vraag weegt de rechtbank mee dat de verdachte tegenover verbalisanten heeft verklaard dat hij meteen door had dat het pakket dat hij van [naam] kreeg meer dan twee kilogram woog want ‘het voelde erg zwaar aan’ (digitale dossierpagina 40). Desondanks heeft de verdachte de invoer van dit pakket cocaïne in Nederland doorgezet. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij geen twee kilogram maar ruim zes kilogram cocaïne in Nederland invoerde. Dat de verdachte zich naar eigen zeggen op dat moment niet meer vrij voelde om zich terug te trekken en zich gedwongen voelde het hogere gewicht in te voeren – hetgeen overigens allerminst is komen vast te staan – doet daar niet aan af. Immers, dergelijke omstandigheden kunnen hoogstens iets zeggen over de mate van verwijtbaarheid van de verdachte, niet over de mate van het opzet van de verdachte.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 juni 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 51 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft bij haar eis aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor verdachten die deel uitmaken van een organisatie, nu het niet anders kan zijn dat dergelijke hoeveelheden cocaïne voor verdere verspreiding en handel bestemd zijn.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met de druk die door ‘[naam]’ op de verdachte is uitgeoefend om hem tot de smokkel te bewegen en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtvaardigen dat in zijn voordeel van de richtlijnen voor straftoemeting wordt afgeweken. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat voor de stelling van de officier van justitie dat de verdachte onderdeel uitmaakt van een organisatie.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een straf op te leggen waarvan de helft in voorwaardelijke vorm. Indien dit verzoek door de rechtbank niet wordt gehonoreerd, heeft de raadsman verzocht de behandeling van de zaak aan te houden of een tussenvonnis te wijzen, zodat de rechtbank zich door de reclassering kan laten informeren over de wenselijkheid om de verdachte onvoorwaardelijk te straffen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim zes kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was zo groot dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten en heeft het een maatschappelijk ondermijnend effect.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit kan alleen een langdurige gevangenisstraf als passende straf worden aangemerkt.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 25 juli 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren drie keer eerder is veroordeeld voor opiumdelicten, waarvan één keer in België. De rechtbank weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Oriëntatiepunten straftoemeting
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten noemen als strafmaat voor het invoeren van 6000 tot 7000 gram cocaïne een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 tot 42 maanden. De door de verdachte ingevoerde hoeveelheid zit aan de ondergrens van deze categorie.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding aan te sluiten bij de oriëntatiepunten die zijn opgesteld voor verdachten die onderdeel uitmaken van een organisatie. Het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 40 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
De rechtbank legt aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Dit betekent dat de voorwaarde, verbonden aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman, is vervuld en dat de rechtbank aan beoordeling hiervan toekomt.
De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak door de verdachte zelf en door zijn raadsman meer dan voldoende zijn belicht. De rechtbank ziet in de ernst van het bewezenverklaarde feit, het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hierboven uiteengezet geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht zich op dit punt dan ook voldoende voorgelicht en nadere rapportage van de reclassering hieromtrent niet nodig.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek af.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2023.