ECLI:NL:RBNHO:2023:937

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/15/332713 / JU RK 22-1537
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met vaststelling van zorg- en vakantieregeling

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, waarbij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, in een netwerkpleeggezin verblijft. De ouders van de minderjarige hebben omgangsregelingen, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige door trauma's en hechtingsproblematiek. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met tien maanden, tot 18 december 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens te verlengen tot dezelfde datum. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de omgang met de moeder en vader is gespecificeerd, en de GI kan de regeling in duur en frequentie uitbreiden indien nodig. De rechtbank heeft benadrukt dat het welzijn van de minderjarige voorop staat en dat de ouders realistisch moeten omgaan met de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/332713 / JU RK 22-1537
Datum uitspraak: 7 februari 2023
Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vaststelling zorgregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. Z.C.E. Houben, kantoorhoudende te Velsen-Zuid,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. E.F.E. Hoekstra, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de pleegmoeder], grootmoeder moederszijde, hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 november 2022, met de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van de GI, met als bijlage een brief met de stand van zaken (hierna: de update) en een ouderschapsplan in concept (hierna: het ouderschapsplan), ingekomen bij de griffie op 20 januari 2023;
- het e-mailbericht van de pleegouders van 16 november 2022.
1.2.
Op 23 januari 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren.
1.3.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- de pleegmoeder.
1.4.
Tijdens de zitting waren ook aanwezig [vertrouwenspersoon] als vertrouwenspersoon voor de vader en [pleegzorgondersteuner] als pleegzorgondersteuner voor de pleegmoeder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] verblijft in het netwerkpleeggezin van de grootouders moederszijde. Hij heeft omgang met zijn moeder (te weten in de oneven weken op de zondag van 12:30 uur tot 17:00 uur) en zijn vader (te weten in de even weken vrijdag na school tot maandagochtend naar school).
2.3.
Bij beschikking van 18 december 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2023.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 december 2020 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (het netwerkpleeggezin van de grootouders moederszijde). Deze machtiging is daarna verlengd, voor het laatst tot 18 februari 2023.
2.5.
Bij verzoekschrift van 5 oktober 2022 heeft de GI verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met zes maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen tot het moment dat [de minderjarige] meerderjarig is. De GI heeft verder verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij beschikking van de rechtbank van 22 november 2022 zijn de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerkpleeggezin (ambtshalve) verlengd voor de duur van twee maanden. De behandeling van de verzoeken is voor het overige aangehouden.

3.De onderbouwing van de verzoeken

Ondertoezichtstelling
3.1.
De GI heeft, zoals toegelicht ter zitting, het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling gewijzigd en vraagt nu dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wordt verlengd met twaalf maanden. De GI heeft ter onderbouwing van deze verzoeken in het verzoekschrift van 5 oktober 2022, in de update van 20 januari 2023 en ter zitting het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[de minderjarige] heeft trauma’s opgelopen door wat hij in zijn jonge leven heeft meegemaakt. Emoties die voortkomen uit frustraties en gevoel van onmacht, kan hij daardoor niet altijd in bedwang kan houden. Hij is dan verbaal agressief en uit zich dan op dreigende wijze, maar toont achteraf berouw. [de minderjarige] , zijn vader en pleegouders (pleegmoeder en haar partner) zijn aangemeld bij Family Supporters (FS) voor (trauma)behandeling voor [de minderjarige] en systeemtherapie/opvoedondersteuning (traumagericht opvoeden) voor de vader en de pleegmoeder. Dit traject staat nog in de kinderschoenen. De FS is al begonnen met de intake. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader zal daarvoor uitgebreid moeten worden met één dag. Er is voor [de minderjarige] al wel op school een vertrouwenspersoon ingeschakeld. De FS wil na de intake, voor 1 februari 2023, starten met systeemtherapie, te beginnen met de vader. FS stelt daarbij als voorwaarde voor de begeleiding dat er een vorm van dwang achter zit. Het afgelopen halfjaar ziet de GI dat de beide ouders goede stappen zetten richting zelfstandigheid. Ook ziet de GI dat [de minderjarige] zijn moeder nodig heeft en dat zij een zorgzame moeder is. De moeder is volgens de GI echter (nog steeds) onvoldoende weerbaar en veerkrachtig om [de minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft, onder meer vanwege haar eigen (onverwerkte) trauma’s. Het lukt haar daarbij (nog) niet om verantwoorde en juiste keuzes te maken, die in zijn belang zijn. Ook lukt het haar niet om hem niet te belasten met haar eigen problematiek. Daarnaast laat de moeder niet altijd betrouwbaar gedrag zien; zij is onvoorspelbaar in haar gedrag, erg emotioneel en wispelturig in haar doen en laten richting [de minderjarige] . Het contact tussen de pleegouders en de moeder verloopt daarnaast ook niet goed. De vader doet volgens de GI enorm zijn best om in positief contact te blijven. De GI ziet dat de vader daarin is gegroeid, maar is ook van mening dat de vader en zijn partner samen tijd en ruimte nodig hebben. Ook de pleegouders hebben aangegeven dat het contact en de samenwerking met de vader enorm is verbeterd. Zij kunnen goed met elkaar overleggen en heldere afspraken maken.
Het afgelopen jaar heeft de GI samen met de ouders veel tijd geïnvesteerd in het opstellen van het ouderschapsplan met een omgangs- en vakantieregeling. Ook heeft de GI het afgelopen halfjaar [de minderjarige] meegenomen in het proces van duidelijkheid en transparantie. Dit heeft meer rust bij hem gebracht. [de minderjarige] begrijpt nu dat hij op bepaalde dagen naar de vader gaat en om de twee weken een zondagmiddag met de moeder doorbrengt. De toekomstige opbouw van de omgang is niet met [de minderjarige] besproken, omdat dit hem mogelijk weer onrustig maakt. De GI wil om die reden ook binnen het kader van de ondertoezichtstelling de navolging van het ouderschapsplan blijven monitoren.
Uithuisplaatsing
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twaalf maanden, en dus niet tot zijn meerderjarigheid zoals was opgenomen in het verzoekschrift van 5 oktober 2022. [de minderjarige] krijgt bij de pleegouders een veilige, stabiele woonomgeving met aandacht, rust en structuur, die geborgd moet worden. Deze plaatsing dient volgens de GI perspectiefbiedend te zijn tot aan de meerderjarigheid van [de minderjarige] .
Zorgregeling/vakantieregeling
3.4.
De GI verzoekt daarnaast, zoals is toegelicht ter zitting, om een regeling vast te stellen betreffende de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) en vakanties (hierna: de vakantieregeling), zoals is opgenomen in het ouderschapsplan, waarbij de GI ter zitting heeft aangegeven dat het moment van uitbreiding van de zorgregeling ten aanzien van de moeder naar een overnachting niet op een vaste datum moet plaatsvinden, maar vanaf het moment dat de moeder een nieuwe woning heeft betrokken. De GI is ermee akkoord dat de zorgregeling voor de vader pas per mei 2023 zal worden uitgebreid, zoals door de vader ter zitting is verzocht. Het verzoek van de GI moet worden opgevat als een verzoek op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

4.Het standpunt van de belanghebbenden

De vader
4.1.
De vader kan zich vinden in het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen.
4.2.
Voor wat betreft het gewijzigde verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, voert de vader nog wel aan dat sprake is van een vermeerdering van eis, die schriftelijk had moeten worden ingediend. Voor zover de update als een schriftelijk verzoek kan worden aangemerkt, is het verzoek niet tijdig ingediend omdat de update pas kort voor de zitting is ontvangen. De vader verzet zich dan ook (op deze beide formele gronden) tegen een verlenging voor de duur van een jaar. Hij is het wel eens met de oorspronkelijk verzochte verlengingstermijn van zes maanden. Dit betekent concreet dat de ondertoezichtstelling volgens de vader nu nog met vier maanden kan worden verlengd. De machtiging tot uithuisplaatsing zal volgens de vader daarom ook met vier maanden moeten worden verlengd.
4.3.
De vader wijst er hierbij op dat de samenwerking met en het overleg tussen de jeugdbeschermer, de pleegmoeder en de vader goed verlopen. Ook [de minderjarige] ontwikkelt zich positief. Dit maakt dat de vader erop vertrouwt dat hij en de oma ook in de toekomst samen in staat zijn om de juiste beslissingen voor [de minderjarige] te nemen. Op 5 december 2022 is tijdens een overleg er tussen de vader en de pleegmoeder wat onenigheid ontstaan; de vader heeft toen zijn oprechte zorgen gedeeld over [de minderjarige] . Hij heeft hiermee niet willen zeggen dat de pleegouders het niet goed doen, maar hij ziet wel aandachtspunten. De vader is verder blij dat [de minderjarige] nu een vertrouwenspersoon heeft. De vader heeft zijn verzoek tot het gelasten van een onderzoek naar het perspectief van [de minderjarige] ingetrokken, omdat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij rust en stabiliteit ervaart. De vader wil graag dat er over vier maanden een toets moment is voor de omgang en wil daarom dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet met een jaar worden verlengd.
4.4.
Daarnaast heeft de vader nog altijd de wens om meer contact met [de minderjarige] te hebben dan nu het geval is. De vader wil daarom graag een beslissing van de rechtbank over de invulling van de zorgregeling en vakantieregeling en de uitbreiding daarvan, primair op grond van 1:265g BW, subsidiair op grond van artikel 1:265f BW en meer subsidiair op grond van 1:262b BW. De vader had in eerste instantie verzocht de huidige zorgregeling uit te bouwen in de komende zes maanden, met onder meer de eerste uitbreiding per 1 december 2022 met een extra dag en per 1 februari 2023 met nog een extra dag. De vader vraagt zich in tweede instantie echter af of de uitbreiding van de omgang per 1 februari 2023 wel het juiste moment is. De partner van de vader zal eind maart 2023 namelijk bevallen. Haar zwangerschap vraagt veel van de vader en zijn partner en na de bevalling zal ook de nodige aandacht moeten uitgaan naar de baby en zijn partner. Omdat het voor [de minderjarige] belangrijk is dat hij rust en veiligheid voelt, verzoekt de vader de zorgregeling pas per 1 mei 2023 uit te breiden met een extra dag (dus tot dinsdagochtend brengen naar school). Medio mei 2023 kan de haalbaarheid van de uitbreiding van de omgang worden getoetst, samen met de GI en FS. De vader wil wat betreft de voorgestelde vakantieregeling graag aansluiten bij het ouderschapsplan.
4.5.
De vader brengt verder nog naar voren dat de zorgregeling niet meer zo soepel verloopt als een halfjaar geleden. Dit komt deels doordat de vader zich snel aangevallen en niet gezien voelt. Hij wordt daarin inmiddels begeleid.
De moeder
4.6.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling met één jaar. In een verlenging met zes maanden kan de moeder zich ook vinden, omdat daarmee een vinger aan pols kan worden gehouden. De moeder verwacht het komende halfjaar veranderingen op het gebied van wonen en therapie. Zo is zij nu bezig met een woningruil, maar die is nog niet definitief. Verder staat zij nog (steeds) op de wachtlijst voor traumatherapie, wat frustrerend is voor haar. Zij wil namelijk graag met zichzelf aan de slag om een betere moeder te kunnen zijn. De moeder herkent zich echter niet in het beeld dat van haar wordt geschetst in het verzoekschrift (met bijlagen) van de GI. De omgang met [de minderjarige] verloopt goed. Helaas is zij inmiddels wel gestopt met haar werk bij [bedrijf] (waar zij in september 2022 was begonnen). Het werk bleek te veel voor haar. Op dit moment wordt zij begeleid door Youz en een maatschappelijk werkster.
4.7.
De moeder is het er verder mee eens dat de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders wordt verlengd, omdat het een veilige thuisbasis is voor [de minderjarige] . Ook begrijpt zij dat het in belang van [de minderjarige] is dat hij duidelijkheid krijgt over zijn definitieve verblijfplaats.
4.8.
Wel wenst de moeder dat de zorgregeling wordt uitgebreid. De uitbreiding zoals die is voorgesteld door de GI, vindt de moeder te beperkt, omdat zij een grotere rol wil spelen in het leven van [de minderjarige] en dat ook in zijn belang is. Voor de hechtingsmogelijkheden van [de minderjarige] is het volgens de moeder namelijk wenselijk dat hij haar meer ziet. [de minderjarige] lijdt eronder dat hij zijn moeder zo weinig ziet.
Net als de vader, verzoekt de moeder de rechtbank dan ook om op grond van artikel 1:265g BW, dan wel artikel 1:265f BW, dan wel artikel 1:262b BW om de zorgregeling en vakantieregeling tussen haar en [de minderjarige] – zoals nader toegelicht en gewijzigd ter zitting – als volgt vast te stellen:

Zorgregeling
- tot 1 januari 2023: eens per twee weken op zondag van 12.30 uur tot 17.00 uur;
- vanaf 1 januari 2023, althans vanaf het weekend in 2023 dat de moeder een nieuwe woning betrekt: eens per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- vanaf 1 juli 2023: eens per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur;
Vakantieregeling
- in het schooljaar 2022-2023 totdat zij haar nieuwe woning heeft betrokken: een extra dag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- in het schooljaar 2022-2023 vanaf het moment dat zij een nieuwe woning heeft betrokken (in overleg met de vader en oma vast te stellen) van 10.00 uur tot de volgende dag 17.00 uur;
- in het schooljaar 2023-2024:
Tijdens één wekelijkse vakanties: twee nachten, waarbij moeder [de minderjarige] om 10.00 uur ophaalt en om 17.00 uur weer terugbrengt;
tijdens tweewekelijkse vakanties: vier nachten, waarbij moeder [de minderjarige] om 10.00 uur ophaalt en om 17.00 uur weer terugbrengt.”
Als de rechtbank niet meegaat in het voorgaande, verzoekt de moeder een zorgregeling vast te stellen, die de rechtbank juist acht. Verder wenst de moeder voor de zomervakantie van 2024 dat de ouders en de pleegmoeder opnieuw in overleg treden over de zorgregeling en de vakantieregeling.
De moeder staat in principe niet onwelwillend tegenover de verzochte uitbreiding van de zorgregeling door de vader. Wel verzoekt zij, gelet op de beperkte zorgregeling tussen haar en [de minderjarige] , dat aan de uitbreiding van haar zorgregeling prioriteit wordt gegeven. Ook geeft zij aan dat zij de hoop heeft dat er in de toekomst flexibel wordt omgegaan met de zorgregeling. Als er bijvoorbeeld op een vrijdag incidenteel hulp nodig is bij het ophalen van [de minderjarige] , dan kan zij ook daarvoor ingezet worden.
De pleegmoeder
4.9.
De pleegmoeder brengt naar voren dat [de minderjarige] vaak erg onrustig, tegendraads en koppig is als hij terugkomt van de omgang met één van de ouders. De pleegouders moeten hem dan opvangen en er volgt vaak discussie. Er zijn ook zorgen over [de minderjarige] gedrag op school. Om zijn gedrag beter te kunnen begrijpen en daar beter mee om te kunnen gaan, zullen de pleegouders een training gaan volgen bij Kenter Pleegzorg. De pleegmoeder vindt het verder jammer dat door de bewoordingen van de GI onnodig ruis is ontstaan in de relatie met de vader. Zij is het daarnaast eens met het voorstel van de vader om de uitbreiding van de zorgregeling van de vader in mei 2023 te laten starten, omdat dat in het belang van [de minderjarige] is. De pleegmoeder zou graag haar onderlinge band met de moeder (haar dochter) willen verbeteren, onder meer omdat het voor [de minderjarige] belangrijk is om te zien dat de moeder bij de pleegouders thuis welkom is.

5.De verdere beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
De rechtbank zal eerst bekijken of de GI het verzoek heeft kunnen wijzigen om de ondertoezichtstelling te verlengen met één in plaats van een half jaar. De rechtbank stelt vast dat het gewijzigde verzoek van de GI weliswaar op een zeer laat moment aan de belanghebbenden en de rechtbank kenbaar is gemaakt, maar beide advocaten hebben ter zitting aangegeven zich wel voldoende te hebben kunnen voorbereiden op de mondelinge behandeling van het gewijzigde verzoek. Hoewel het verzoek niet in de vorm van een verzoekschrift is gedaan, is dit wel op schrift gesteld (te weten in de update). De rechtbank concludeert daarom dat partijen niet in hun processuele belangen worden geschaad als dit gewijzigde verzoek in de beoordeling wordt meegenomen. Daarom zal hierna worden beoordeeld of dat verzoek (waarvan door de eerdere toewijzing van twee maanden tien maanden resteren) moet worden toegewezen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de trauma’s die [de minderjarige] in zijn jonge leven heeft opgebouwd, de hechtingsproblematiek die daardoor is ontstaan en de moeite die hij daardoor heeft om met zijn emoties om te gaan. Daar komt bij dat de onderlinge relatie tussen de pleegouders en de ouders van [de minderjarige] soms gespannen is en dat hij te veel wordt belast met volwassenzaken. [de minderjarige] heeft hier last van en voelt (daardoor ook) een loyaliteitsconflict. Dit staat zijn ontwikkeling in de weg.
5.3.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, wel wordt geaccepteerd, maar nog onvoldoende van de grond is gekomen. Zo moet FS nog starten met systeemtherapie, te beginnen met de vader. [de minderjarige] heeft sinds kort een vertrouwenspersoon waar hij zelf terechtkan, maar hij moet nog starten met (trauma)behandeling. Dat laatste geldt ook voor de moeder. Het is, mede gelet op de gespannen relatie tussen de ouders en de pleegouders, van belang dat de GI de regie blijft voeren. FS heeft deze regiefunctie overigens ook als voorwaarde gesteld voor de systeemtherapie.
5.4.
Ondanks de constatering dat de ouders samen of afzonderlijk niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de volledige verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, is de rechtbank van oordeel dat overigens wel is voldaan aan de vereisten van artikel 1:255, eerste lid, onder b, BW. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is in het belang van [de minderjarige] omdat hij nu niet bij een van zijn ouders kan verblijven en zijn verblijf bij de pleegmoeder gewaarborgd moet worden
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening, zal de rechtbank de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met tien maanden. De rechtbank ziet in het door de vader verzochte toets moment voor het verloop van de omgangsregeling geen aanleiding de ondertoezichtstelling voor kortere duur toe te wijzen. De ondertoezichtstelling dient namelijk ook een ander belang, te weten het nog starten dan wel de voortzetting van de (hulpverlenings)trajecten. Daar komt bij dat alle betrokkenen de wens en het voornemen hebben om goed met elkaar in overleg te blijven, maar dat dit niet altijd lukt.
Uithuisplaatsing
5.6.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Voor alle betrokkenen is duidelijk dat [de minderjarige] in ieder geval tot aan zijn achttiende bij de pleegouders zal wonen. [de minderjarige] heeft in grote mate rust, structuur en extra zorg en aandacht en duidelijkheid nodig, ook over waar hij woont, en de pleegouders bieden hem dit. Het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal dan ook worden toegewezen voor de resterende tien maanden.
Zorgregeling
5.7.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.8.
De GI verzoekt, zoals vastgesteld is ter zitting, de regeling vast te stellen, die is opgenomen in het ouderschapsplan, maar verzet zich niet tegen het verzoek van de vader om de eerstvolgende uitbreiding voor de vader pas per mei 2023 in te laten gaan.
5.9.
Tijdens de zitting heeft de GI desgevraagd verklaard dat de in het ouderschapsplan opgenomen zorg- en vakantieregeling de instemming van de ouders heeft en als zodanig vastgelegd kan worden. De rechtbank stelt echter vast dat er geen volledige overeenstemming is over de zorgregeling. Ook verder zijn er nog te veel zaken rondom [de minderjarige] en de ouders, die onduidelijk zijn of niet vaststaan.
De moeder
5.10.
De uitbreiding van de zorgregeling en vakantieregeling die de moeder heeft gevraagd, acht de rechtbank, hoe voorstelbaar de behoefte van de moeder ook, op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] . De ingewikkelde problematiek van de moeder en de behandeling die zij daarvoor nog zal moeten krijgen om een zodanige verandering in die situatie te brengen dat [de minderjarige] wel langer (bijvoorbeeld in de vakanties) bij de moeder kan verblijven, staan hieraan in de weg. Ook haar onzekere woonsituatie speelt hierbij een rol. [de minderjarige] heeft duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig en de situatie van de moeder op dit moment biedt niet voldoende zekerheid om daarop de door moeder gevraagde uitbreiding van de zorgregeling te baseren. De rechtbank begrijpt dat het voor de moeder moeilijk te verteren is dat zij al lange tijd niet kan starten met de gewenste behandeling omdat deze simpelweg nog steeds niet beschikbaar is voor haar, en daardoor al lange tijd stilstaat in haar ontwikkeling. Het welzijn van [de minderjarige] moet echter voorop worden gesteld. Wel is de rechtbank van oordeel dat de zorgregeling voor de moeder kan worden uitgebreid zodra de moeder een geschikte woning heeft gevonden. Dan zal [de minderjarige] van zaterdag op zondag bij haar mogen overnachten tussen de door de GI gevraagde tijdstippen. Verder zal de rechtbank voor wat betreft de begintijd van de omgang op zondag het tijdstip aanhouden dat de GI aangeeft in de laatst overgelegde versie van het ouderschapsplan, te weten 12.00 uur.
In de vakantieregeling zoals die is verzocht door de GI, komt de moeder helemaal niet voor, terwijl het wel in het belang is van [de minderjarige] , maar ook van de moeder, dat de omgang met haar ook tijdens de vakanties doorloopt. De rechtbank ziet aanleiding om zoveel als mogelijk de normale zorgregeling van de moeder te laten voortduren tijdens de vakanties. Deze normale omgang moet tenminste twee keer plaatsvinden; dit kan zijn in de weken dat [de minderjarige] bij de pleegouders en/of bij de vader is en in onderling overleg ook op een andere dag. De GI ziet erop toe dat hierover afstemming met alle betrokkenen plaatsvindt. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat het voor [de minderjarige] van belang is dat hij met zijn grootouders op vakantie kan gaan in de zomer.
De vader
5.11.
Het is de verwachting dat de partner van vader eind maart 2023 zal bevallen van hun kind. Dit zal in de thuissituatie bij de vader veel veranderingen met zich meebrengen. De zorgregeling voor de vader zal daarom worden toegewezen zoals door de GI verzocht en in het concept-ouderschapsplan is opgenomen, met dien verstande dat de uitbreiding die daarin is verzocht per 1 februari 2023, ingaat per 1 mei 2023. De vader en de GI hebben ter zitting aangegeven het hierover eens te zijn.
5.12.
Alles bij elkaar is dit voor de rechtbank aanleiding om te komen tot de hieronder onder 6. vast te stellen zorg- en vakantieregeling die zal gelden voor de duur van de ondertoezichtstelling. De rechtbank overweegt verder dat de gegeven zorg- en vakantieregeling het karakter heeft van een minimumregeling en zal bepalen dat de GI de regeling in duur en frequentie kan uitbreiden als de GI daartoe in het belang van [de minderjarige] aanleiding ziet.
5.13.
Tot slot wil de rechtbank de ouders een compliment geven voor het volgende. De vader is realistisch en ziet in dat uitbreiding van de omgang tussen hem en [de minderjarige] op dit moment niet haalbaar is, gelet op zijn thuissituatie. Hij stelt hiermee het belang van [de minderjarige] voorop. Ook heeft de vader op de zitting, ondanks de recente problemen tussen hen, aan de pleegmoeder zijn oprechte dankbaarheid getoond voor haar grote aandeel in de verzorging van [de minderjarige] . Ook de moeder stelt zich realistisch op en ziet in dat het vinden van een nieuwe woning een voorwaarde is om tot uitbreiding van de omgang met een overnachting te kunnen komen. Voor de moeder is het een bittere pil dat de hulpverlening voor haar persoonlijke problematiek nog steeds niet van de grond is gekomen. Niettemin blijft ook zij [de minderjarige] belang voorop stellen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 18 december 2023;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (te weten het netwerkpleeggezin van [de pleegmoeder] , grootmoeder moederszijde) tot 18 december 2023;
6.3.
stelt voor de duur van de ondertoezichtstelling de volgende
verdeling van de zorg- en opvoedingstakenvast:
de minderjarige [de minderjarige] heeft omgang met de
moeder:
- in de oneven weken op zondag van 12.00 tot 17.00 uur;
- met ingang van het moment dat de moeder beschikt over een nieuwe woning: in de oneven weken van zaterdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur;
de minderjarige [de minderjarige] is bij de
vader:
- tot 1 mei 2023: in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
- met ingang van 1 mei 2023: in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school;
6.4.
stelt voor de duur van de ondertoezichtstelling de volgende
vakantieregelingvast:
 voorjaarsvakantie 2023
- [de minderjarige] is bij de pleegouders;
- de reguliere omgang met de moeder loopt door volgens schema;
 meivakantie 2023
- [de minderjarige] is bij de pleegouders;
- de reguliere omgang met de moeder loopt door volgens schema;
 Pinkstervakantie dan wel Pinksterdagen (28 en 29 mei) 2023
- [de minderjarige] is bij de pleegouders;
- de reguliere omgang met de moeder loopt door volgens schema;
 zomervakantie 2023
- [de minderjarige] is gedurende de eerste drie weken bij de pleegouders en de laatste drie weken bij de vader;
- voor zover [de minderjarige] tijdens de zomervakantie bij de pleegouders of de vader thuis verblijft: de reguliere omgang loopt volgens schema (zoals vastgesteld onder 6.3.) met de moeder door,
- voor zover [de minderjarige] tijdens de zomervakantie met de pleegouders en/of de vader met vakantie is in binnen- of buitenland: [de minderjarige] heeft in de gehele periode van de zomervakantie in totaal minimaal twee keer de reguliere omgangsmomenten met de moeder en de GI ziet toe op de afstemming met de ouders en de pleegouders hierover;
 herfstvakantie 2023
- [de minderjarige] is bij de pleegouders;
- de reguliere omgang met de moeder loopt door volgens schema;
6.5.
bepaalt dat de GI de zorg- en vakantieregeling in duur en frequentie kan uitbreiden als de GI daartoe in het belang van [de minderjarige] aanleiding ziet;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M.A. Bataille (voorzitter), mr. J.C.M. Swinkels, mr. S. Ok, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.S. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.