ECLI:NL:RBNHO:2023:9351

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
10384332 \ EJ VERZ 23-108
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil tussen broers over benoeming tot executeur van de nalatenschap

In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee broers, verzoeker en verweerder, die erfgenamen zijn van hun moeder, de erflaatster. De erflaatster is overleden op 21 mei 2021 en heeft in haar testament van 22 mei 2013 de broers benoemd tot erfgenamen, waarbij verzoeker voor ¼ deel en verweerder voor ½ deel is benoemd. Daarnaast heeft zij verweerder benoemd tot executeur van de nalatenschap. Verweerder heeft echter geweigerd deze benoeming te aanvaarden, wat aanleiding geeft tot het verzoek van verzoeker om zelf tot executeur te worden benoemd.

Verzoeker heeft op 2 maart 2023 een verzoekschrift ingediend, waarop verweerder op 25 april 2023 heeft gereageerd met een verweerschrift. Na een mondelinge behandeling op 19 september 2023 heeft de kantonrechter op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat verweerder voldoende heeft aangegeven de benoeming niet te aanvaarden. Bovendien is er sprake van een fundamenteel wantrouwen tussen de broers, wat een gewichtige reden vormt om verzoeker niet als executeur te benoemen.

De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat partijen gezamenlijk vereffenaar zijn van de nalatenschap, aangezien zij deze beneficiair hebben aanvaard. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10384332 \ EJ VERZ 23-108 WD
Uitspraakdatum: 3 oktober 2023 ( bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij tevens verwerende partij,
verder te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
inzake
de nalatenschap van [erflaatster],
geboren op [geboortedatum] 1932 te [geboorteplaats] en overleden op [overlijdensdatum] 2021,
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats 2] , (hierna: de erflaatster)
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verwerende partij tevens verzoekende partij,
verder te noemen: [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 2 maart 2023.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 25 april 2023.
1.3.
[verzoeker] heeft bij bericht van 21 mei 2023 op het verweerschrift gereageerd en daarbij een aanvullend verzoek gedaan.
1.4.
[verweerder] heeft een schriftelijk verweer tegen het aanvullend verzoek ingediend, bij de griffie ontvangen op 11 juli 2023.
1.5.
[verzoeker] heeft bij brief van 8 september 2023 gereageerd.
1.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
1.7.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak in de zaak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn broers van elkaar en zijn de meerderjarige kinderen van de erflaatster.
2.2.
De erflaatster heeft bij testament van 22 mei 2013 laatstelijk over haar nalatenschap beschikt.
In dit testament heeft zij, voor zover van belang:
(i) [verzoeker] voor ¼ deel tot erfgenaam benoemd;
(ii) [verweerder] voor ½ deel tot erfgenaam benoemd;
(iii) enkele in het testament genoemde “goede doelen” gezamenlijk voor ¼ deel tot erfgenaam benoemd;
(iv) [verweerder] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder.
2.3.
Op 21 mei 2021 is de erflaatster overleden.
2.4.
Partijen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.5.
Op 28 juni 2021 heeft notaris Wardenaar per e-mail het volgende aan partijen bericht:
“Tijdens een gesprek dat ik vanmorgen had met de her [verweerder] toonde hij mij het bewijs dat hij bij de Rechtbank de nalatenschap van uw moeder beneficiair had aanvaard en verklaarde hij zijn mogelijk benoeming tot executeur testamentair niet te aanvaarden.”
2.6.
Op 1 november 2021 heeft [verzoeker] aan [verweerder] per e-mail het volgende bericht:

Ik zit nog na te denken over ma haar nalatenschap, het bedrag dat jij aan schenkingen hebt gehad is bij mij bijzonder onrechtvaardig binnen gekomen en staat in schril contrast tot de schenking die ik heb gehad. En komt ook niet overeen met wat onze ouders wilden, alles door “midden”. Graag hoor ik van je of je daar nog iets aan wilt doen?Om het bedrag van onze delen te verhogen zouden we de goede doelen kunnen laten vallen, graag hoor ik van je dat wilt en of dat tot de mogelijk behoort.”

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt dat de kantonrechter aan [verweerder] een termijn stelt waarbinnen deze uiterlijk zijn benoeming tot executeur van de nalatenschap van de erflaatster kan aanvaarden. Voor zover [verweerder] zijn benoeming niet aanvaardt, verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter hem als (vervangend) executeur benoemt.
3.2.
[verweerder] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] wenst dat de kantonrechter aan [verweerder] een termijn stelt waarbinnen deze zich uitlaat over de eventuele aanvaarding van zijn benoeming tot executeur van de nalatenschap van de moeder van partijen. [verweerder] heeft genoegzaam te kennen gegeven deze benoeming niet te aanvaarden. Voor zover [verzoeker] nooit kennis heeft kunnen nemen van het op 28 juni 2021 aan hem verzonden bericht [1] , blijkt de niet-aanvaarding voldoende duidelijk uit de inhoud van het verweerschrift van [verweerder] .
Hiermee heeft [verzoeker] geen belang meer bij de verzochte termijnstelling. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] dan ook afwijzen.
4.2.
Nu [verweerder] de executeursbenoeming niet heeft aanvaard, verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter hem tot executeur benoemt. De kantonrechter vindt dat het verzoek moet worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt.
In de wet is bepaald dat op grond van een gewichtige reden een erfgenaam het ontslag van een executeur kan verzoeken [2] . Hieruit volgt logischerwijs dat als
bij voorbaatal sprake is van een dergelijke gewichtige reden, dit aan de benoeming door de kantonrechter van [verzoeker] als executeur in de weg staat. Naar het oordeel van de kantonrechter staat een dergelijke gewichtige reden in dit geval in de weg aan de door [verzoeker] gewenste benoeming tot executeur.
4.3.
In de rechtspraak is aanvaard dat fundamenteel wantrouwen jegens de executeur een dergelijke gewichtige reden oplevert als dit wantrouwen van voldoende omvang is en in voldoende mate is gerechtvaardigd. Aan dit alles is voldaan.
De kantonrechter stelt vast dat de verhoudingen tussen partijen grondig zijn verstoord en dat er tussen hen sprake is van wederzijds ernstig en fundamenteel wantrouwen. Al jarenlang leven zij op gespannen voet met elkaar. Voor de beoordeling van het verzoek is voorts met name relevant dat [verzoeker] uit onvrede over het aan hem in het testament toebedeelde erfdeel op 1 november 2021 per e-mail heeft voorgesteld om “de goede doelen te laten vallen”, dit om zijn verkrijging uit de nalatenschap van de erflaatster te vergroten ten koste van de in het testament tot mede-erfgenaam benoemde goede doelen instanties.
In het licht van de inhoud van deze e-mail en het daarin weergegeven voornemen is het door [verweerder] jegens [verzoeker] geuite wantrouwen voldoende gerechtvaardigd.
4.4.
Al met al zal de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] om hem tot executeur te benoemen afwijzen.
4.5.
Afgezien van het voorgaande heeft het volgende te gelden.
Uit het boedelregister blijkt dat partijen de nalatenschap van hun moeder beneficiair hebben aanvaard. Bij gebrek aan een executeur die een ruimschoots verklaring heeft afgelegd [3] , brengt dit mee dat partijen gezamenlijk met de overige erfgenamen vereffenaar zijn van deze nalatenschap en dat zij allen deze nalatenschap op de in de wet bepaalde wijze dienen te vereffenen. Onderdeel van deze vereffening is het neerleggen van een boedelbeschrijving op het kantoor van de boedelnotaris of, als deze er niet is, ter griffie van de kantonrechter. Of partijen deze verplichting en de overige op hen als vereffenaar rustende verplichtingen al zijn nagekomen, kan de kantonrechter niet beoordelen en valt buiten het bestek van deze procedure.
Voor zover dit alles nog niet is gebeurd, moet dat alsnog.
Als (één van de) partijen wenst dat een professionele vereffenaar wordt benoemd, kan/ kunnen deze bij de rechtbank een verzoekschrift indienen. Dit moet gebeuren met tussenkomst van een advocaat.
4.6.
Voor zover de nalatenschapsschulden geheel zijn betaald, hetgeen partijen eensgezind hebben verklaard, en de vereffening is voltooid, kunnen partijen tot verdeling van de nalatenschap overgaan. In beginsel doen erfgenamen dit gezamenlijk op basis van overleg en overeenstemming. Als zij hierin niet slagen kunnen zij bij de rechtbank een procedure starten teneinde de nalatenschap te verdelen. Ook hiervoor is bijstand van een advocaat een vereiste.
4.7.
Gelet op de familierelatie tussen partijen, zal de kantonrechter de proceskosten tussen beiden compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Bijgevoegd als bijlage bij het verweerschrift
2.Zie artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
3.Zie artikel 4:202 lid 1a van het Burgerlijk Wetboek