ECLI:NL:RBNHO:2023:934

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/15/334426 / FA RK 22-5675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderbijdrage en omgangsregeling voor minderjarigen zonder juridische vader

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om een door de man te betalen kinderbijdrage voor haar minderjarige kinderen, die geen juridische vader hebben. De vrouw stelt dat de man de verwekker van de kinderen is, wat de man niet heeft weersproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op grond van artikel 1:394 BW onderhoudsplichtig is jegens de kinderen. De vrouw heeft een bijdrage van € 625 per maand verzocht, gebaseerd op een geschat inkomen van de man van € 2.500 netto per maand. De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen, aangezien het verzoek niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderbijdrage jaarlijks van rechtswege zal worden gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage. Daarnaast is er een zitting bepaald voor de behandeling van het verzoek van de vrouw met betrekking tot de omgangsregeling tussen de man en de kinderen, aangezien er geen verweertermijn kan worden gesteld en geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt.

De beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender en is op 7 februari 2023 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
alimentatie en omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/334426 / FA RK 22-5675
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 februari 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E.E. Sprenkeling, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de man.

1.Procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 23 november 2022.
De man heeft bij de rechtbank binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.

2.Feiten en omstandigheden

De vrouw is de moeder van de minderjarigen [geslachtsnaam] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2006 in [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2018 in [geboorteplaats] .
Deze kinderen hebben geen juridische vader. De vrouw is van rechtswege belast met het gezag over hen.

3.Verzoek

De vrouw verzoekt de man te veroordelen tot betaling aan haar van een bijdrage in de kosten van de opvoeding en verzorging van de kinderen ter hoogte van € 625 per maand of een ander bedrag in goede justitie te bepalen, ingaande per heden, bij vooruitbetaling te voldoen en uitvoerbaar bij voorraad.
Zij stelt hiertoe het volgende. De man is de vader van de kinderen. Hij draagt nauwelijks bij in hun kosten en weigert inzage te geven in zijn inkomen. Op basis van een geschat inkomen van de man van € 2.500 netto per maand, berekent de vrouw dat hij een kinderbijdrage van
€ 625 per maand moet betalen.
De vrouw verzoekt ook de door haar voorgestelde omgangsregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen.

4.Beoordeling

Op grond van artikel 1:394 BW is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft
als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
De vrouw stelt dat de man de vader is van de kinderen. De rechtbank begrijpt dat de vrouw stelt dat de man de verwekker is van de kinderen. De man heeft dit niet weersproken.
De rechtbank stelt daarom vast dat de man op grond van artikel 1:394 BW onderhouds-plichtig is jegens de kinderen.
Nu de man binnen de gestelde termijn geen verweer heeft gevoerd en het verzoek met betrekking tot de kinderbijdrage de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt,
zal het worden toegewezen op de wijze als hieronder vermeld.
De rechtbank wijst er op dat de hierna vast te stellen kinderbijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.
Nu ten aanzien van het verzoek van de vrouw met betrekking tot omgangsregeling op grond van de wet geen verweertermijn kan worden gesteld en bovendien geen verplichte procesver-tegenwoordiging geldt, zal ter behandeling van dit verzoek een zitting bepaald worden.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
Bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [geslachtsnaam] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2006 in [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2018 in [geboorteplaats] ,
telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen € 625 per maand, met ingang van heden;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt de voortzetting van de behandeling van de zaak ter zitting op een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.