ECLI:NL:RBNHO:2023:9322

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
15/055208-23 en 15/029527-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: bewezenverklaring van wapenbezit en diefstal in vereniging met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 23 februari 2023 in Amsterdam een geladen pistool en een bromfiets in vereniging met anderen heeft gehad en gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bewijsmiddelen die in het dossier zijn opgenomen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 97 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met meerdere bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf toegewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die op vijftienjarige leeftijd betrokken was bij ernstige strafbare feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering, een avondklok, en een contactverbod met medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/055208-23 en 15/029527-22 (vord. tul) (P)
Uitspraakdatum: 7 september 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 24 augustus 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Groot-Brittannië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in [JJI] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Amsterdam, een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena
Zastava (CZ), type 70, kaliber 7.65mm Browning zijnde een vuurwapen in de vorm
van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad en/of (welke
geladen was met) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
7 stuks, Geco patronen van het kaliber 7.65mm Browning;
Feit 2:
hij op of omstreeks 23 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een Piaggio bromfiets, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beroordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het twijfelachtig is of sprake is van een wegnemingshandeling, maar dat hij zich ook kan vinden in een bewezenverklaring voor dit feit.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering feit 2
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] van 23 februari 2023 volgt dat verbalisanten op diezelfde dag rond 10:55 uur opdracht kregen te gaan naar Heesterveld in Amsterdam, omdat daar een diefstal van een bromfiets door vier jongens zou plaatsvinden. Een van hen zou rode handschoenen en een blauw/zwarte jas dragen. Toen verbalisanten om 11 uur ter plaatse arriveerden, zagen zij twee personen op een bromfiets wegrijden die voldeden aan het signalement waarbij de bijrijder rode handschoenen droeg. Later werd het verbalisanten bekend dat de bestuurder verdachte [medeverdachte 1] en de bijrijder verdachte [verdachte] betroffen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van diezelfde verbalisanten van 24 februari 2023 blijkt vervolgens dat bovengenoemde rijdende bromfiets was voorzien van een niet bij deze bromfiets behorend kenteken [kenteken] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 6 maart 2023 volgt dat deze bromfiets was voorzien van chassisnummer [chassisnummer] en dat deze bromfiets sinds de ochtend van 23 februari 2023 als gestolen stond geregistreerd. Uit de aangifte van [benadeelde partij] volgt voorts dat deze bromfiets aan hem toebehoorde.
Tot slot blijkt uit het dossier dat een omstander camerabeelden heeft gemaakt van de diefstal op het Heesterveld van (onder andere) de bovengenoemde bromfiets waarop verdachte kort daarna is aangetroffen. Daarvan zitten printscreens in het dossier, waaruit blijkt dat 4 personen rond 2 scooters staan waarbij handelingen werden verricht ter hoogte van het contactslot. Ter terechtzitting heeft verdachte zichzelf daarop aangewezen zijnde de persoon aangeduid als ‘NN4’.
Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat verdachte aanwezig was bij het wegnemen van de Piaggio van [benadeelde partij] en dat hij slechts enkele minuten later, achterop diezelfde scooter is aangetroffen door verbalisanten. Dit maakt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de diefstal van die scooter mede heeft gepleegd. Dat deze scooter, zoals verdachte heeft verklaard, wellicht vlak daarvoor al zou zijn gestolen door iemand anders die – volgens verdachte – de scooter voor hen “open had neergezet”, doet daar niets aan af.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 23 februari 2023 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena Zastava (CZ), type 70, kaliber 7.65mm Browning zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad en welke geladen was met munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 stuks Geco patronen van het kaliber 7.65mm Browning;
Feit 2:
hij op 23 februari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen een Piaggio bromfiets die aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 127 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de avondklok niet als bijzondere voorwaarde op te leggen maar dit gelet op zijn verblijf bij [plek] aan de jeugdreclassering over te laten. Ten aanzien van het door de Raad geadviseerde contactverbod heeft de raadsman aangevoerd dat de noodzaak hiervoor ontbreekt, nu medeverdachte [medeverdachte 1] niet in deze regio woonachtig is.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal van een bromfiets. Hij heeft hiermee laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendom van anderen. Dergelijke misdrijven veroorzaken naast schade ook veel hinder voor de gedupeerde personen en dragen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid aangaande eigendommen in de maatschappij.
Bovendien heeft verdachte daarnaast ook nog op de openbare weg een geladen vuurwapen bij zich gehad. Dit is op zichzelf al een zeer ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt namelijk een evident onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. De praktijk wijst uit dat personen die een vuurwapen bij zich dragen bereid en in staat kunnen zijn dit ook daadwerkelijk te gebruiken. Dit kan leiden tot levensgevaarlijke situaties, ook voor omstanders. De rechtbank vindt het extra zorgelijk dat de verdachte dit feit heeft gepleegd op slechts vijftienjarige leeftijd, waarbij er bovendien zorgen zijn over de kringen waarin verdachte zich begeeft, nu hij dit wapen zegt te hebben gekregen van een onbekend iemand die hem bovendien vertelde dat er ergens een bromfiets open stond.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 juli 2023, waaruit blijkt dat verdachte al eerder voor onder meer een vermogensdelict onherroepelijk tot een deels voorwaardelijke werkstraf is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 22 mei 2023, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Dit onderzoek houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van ADHD en een gedragsstoornis (CD). Die waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Mogelijk heeft de diagnose een rol gespeeld in verdachtes gedragskeuzes en gedragingen van destijds, maar dit is niet duidelijk geworden door de ontkennende houding van verdachte. Er wordt geen advies gegeven over de mate van toerekening.
Er kan gesproken worden over een hoog recidiverisico op soortgelijk gedrag zonder inzet van begeleiding of behandeling. Er worden veel risicofactoren gezien. Het is voorstelbaar dat impulsiviteit en invloed van leeftijdsgenoten een rol hebben gespeeld en ook een rol zouden kunnen spelen bij recidive.
[plek] in [plaats] lijkt voor verdachte passend. Het is positief dat hij uit zijn oude netwerk is gehaald en elders aan zijn toekomst kan werken. Het is van belang dat verdachte over adequate dagbesteding gaat beschikken, zowel passend bij zijn intelligentie als ook met voldoende ondersteuning, structuur en begeleiding. Hierdoor is de kans kleiner dat hij op gedragsniveau gaat uitvallen. Er kan gedacht worden aan de [School] . Daarbij wordt behandeling geadviseerd bij een forensische instelling zoals de Waag of een forensische poli van Levvel.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 15 juni 2023, opgesteld door [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden meewerken aan een plaatsing bij [plek] of een soortgelijke plek, meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, meewerken aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en een meldplicht bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam (de jeugdreclassering).
Het algemene recidiverisico wordt als hoog ingeschat, het dynamisch risicoprofiel geeft een zeer hoog recidiverisico aan. Dat verdachte zo kort na een veroordeling opnieuw in aanraking komt met de politie wegens een ernstig feit en hij geen openheid wil geven over zijn eigen aandeel, maakt dat een jeugddetentie een passende reactie is. De Raad vindt het allereerst van belang dat begeleiding vanuit de jeugdreclassering wordt voortgezet. Hoewel het door het NIFP geadviseerde ITB Harde Kern niet meer wordt aangeboden door Jeugdbescherming regio Amsterdam, is het in het belang van verdachte dat deze instelling belast blijft met de uitvoering van de jeugdreclasseringsmaatregel. Daarnaast is het belangrijk dat verdachte behandeling van De Waag of een soortgelijke instantie blijft accepteren. Ook vindt de Raad het belangrijk dat verdacht op een zo kort mogelijke termijn een vorm van dagbesteding krijgt.
Gezien de ernstige zorgen rondom verdachte zou een PIJ-maatregel mogelijk ook passend kunnen zijn. Vanwege de huidige verdenking lijkt dit echter niet het geval. Mocht verdachte op termijn wederom recidiveren, dan acht de Raad een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel passend en noodzakelijk.
- de over verdachte uitgebrachte evaluatie van 21 augustus 2023 (pagina’s 1 tot en met 5), opgesteld door [gezinsmanager] , als gezinsmanager werkzaam bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Deze evaluatie houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Jeugdbescherming adviseert op grond van de huidige recidiverisico’s een Toezicht en Begeleiding met de voorwaarden zoals in de eerdere schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gesteld.
Verdachte heeft vanaf jonge leeftijd hulpverlening voor zijn gedrag gehad. Tijdens de evaluaties van de schorsing spreekt verdachte uit dat hij gemotiveerd is om niet meer in contact te komen met de politie. Hij meent echter dat hij dit zelf kan en ziet hulp vanuit De Waag niet als toevoeging. Verdachte lijkt echter zeer duidelijke regels en grenzen nodig te hebben om zich aan de voorwaarden te kunnen houden en lijkt onvoldoende te beseffen dat dit ook voordelen voor hem oplevert. Verdachte lijkt de opgelegde voorwaarden moeilijk te accepteren, bij een consequentie lukt dit hem kortstondig. Jeugdbescherming schat de kans op recidive in als fors en heeft op alle leefgebieden zorgen, met als belangrijkste zorg het ontbreken van passende dagbesteding en het feit dat niemand op de hoogte is van het sociale netwerk van verdachte. Ook begeleiding vanuit [plek] heeft niet het gewenste effect. Bij het vinden en behouden van dagbesteding laat verdachte zelfbepalend gedrag zien: hij stelt zich hierin niet begeleidbaar op.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
Door de houding van verdachte heeft de GZ-psycholoog niet kunnen vaststellen of er sprake is van een relatie tussen de strafbare feiten en de diagnoses van verdachte. De rechtbank acht deze houding van verdachte kwalijk mede gelet op de grote zorgen die rondom verdachte spelen. Uit de rapportages komt namelijk duidelijk naar voren dat de kans op recidive groot wordt geacht zonder behandeling en begeleiding. Echter heeft verdachte tot dusver laten zien niet gemotiveerd te zijn voor de noodzakelijke behandeling en begeleiding. Dit heeft vervolgens geleid tot een opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op 16 augustus 2023.
De rechtbank heeft van verdachte ter terechtzitting gehoord dat hij sinds de opheffing van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis flink heeft nagedacht en dat hij zich vanaf nu wel zal inzetten voor de behandeling en de begeleiding. De rechtbank wil de verdachte daarom ook de kans geven om deze woorden om te zetten in daden.
Daarnaast acht de rechtbank het positief dat verdachte voorheen ook veel baat heeft gehad bij de coach vanuit de Hoofdtrainer. Hoewel de desbetreffende coach inmiddels niet meer werkzaam is bij de Hoofdtrainer, staat het belang van dergelijke coaching nog steeds voorop.
Gelet op de grote zorgen in het leven van verdachte, waarbij het gebrek aan intrinsieke motivatie voor behandeling en een gebrek aan een positieve dagbesteding de belangrijkste zorgen zijn, ziet de rechtbank – met de officier van justitie en conform de adviezen – aanleiding om een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Behandeling en begeleiding dienen wat de rechtbank betreft zo spoedig mogelijk van start te gaan om zo het hoge recidiverisico te verkleinen. Dit maakt dat de rechtbank zal bepalen dat het onvoorwaardelijke gedeelte van de te bepalen jeugddetentie gelijk zal zijn aan het huidige voorarrest.
Gelet op de straffen die in gelijksoortige zaken worden opgelegd, komt de rechtbank vanwege al het voorgaande dan ook uit op een iets lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 97 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat daarvan 30 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank een meldplicht bij de jeugdreclassering, een avondklok voor de duur van maximaal één maand, verblijf bij [plek] , meewerken aan het hebben en behouden van dagbesteding, meewerken aan de al betrokken hulpverlening en een contactverbod met medeverdachten voor de duur van drie maanden noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.388,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit schade aan een contactslot, een kappenset, een koplamp, een uitlaat, een knipperlicht ‘smoke’ voor, een remhendel, een kickstarter, een blauwe kap, een beenkleed, arbeidskosten, een nieuw kenteken en het opstellen van een schaderapport.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en geen aanvullende stukken heeft ingebracht, ondanks meerdere oproepen daartoe vanuit het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 14 december 2022 in de zaak met parketnummer 15/029527-22 heeft de kinderrechter te Alkmaar verdachte voor een gekwalificeerde diefstal, een mishandeling en een gekwalificeerde belediging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 3 januari 2023 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 29 december 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering toe te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 van het Wetboek van Strafrecht en
artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
97 (zevenennegentig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal melden bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te [adres] , zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
  • zich voor de duur van maximaal één maand zal houden aan een avondklok van 18.00 uur tot 07.00 uur in overleg met de jeugdreclassering en zo nodig aan te passen in verband met deelname aan activiteiten of werkzaamheden;
  • zal verblijven bij [plek] in [plaats] zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt en zich zal houden aan de daar geldende huisregels en afspraken;
  • zal meewerken aan het hebben en behouden van een dagbesteding (waaronder school);
  • zal meewerken aan de reeds betrokken hulpverlening ( [plek] , De Waag, NIFP, IFA-coach en School2Care) zo lang en indien dit noodzakelijk wordt geacht door de jeugdreclassering;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen voor de duur van maximaal drie maanden en voor zolang Jeugdbescherming Regio Amsterdam dit nodig acht en waarbij de politie zal toezien op de handhaving van deze voorwaarde:
o [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
o [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/029527-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
30 uur, subsidiair een jeugddetentie voor de duur van 15 dagen, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 14 december 2022.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A. Egter van Wissekerke, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, en mr. J.J. Veldheer, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2023.
mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.