ECLI:NL:RBNHO:2023:9264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
15/138462-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd met taakstraf en schadevergoeding

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 oktober 2020 in Velsen-Zuid openlijk geweld heeft gepleegd tijdens een voetbalwedstrijd. De verdachte, die als keeper speelde, werd beschuldigd van het slaan en schoppen van de grensrechter en een speler van de tegenpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 5 september 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, door zich bij de groep aan te sluiten die de grensrechter aanviel. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte opzet had op de geweldshandelingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en heeft de vordering van de benadeelde partij, de grensrechter, deels toegewezen. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 264.808,26 gevorderd, maar de rechtbank heeft dit bedrag gematigd en de immateriële schade vastgesteld op € 2.500,00. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om een bedrag aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door gijzeling. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging, vooral in een sportieve context, en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/138462-21 (P)
Uitspraakdatum: 19 september 2023
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen openlijk, te weten, op het voetbalbalveld van [voetbalclub] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] een of meermalen in het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of stompen;
- die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen/trekken/trappen en/of op die [slachtoffer 1] te gaan zitten;
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of trappen;
- die [slachtoffer 2] in/tegen zijn nek, althans de achterkant van zijn lichaam, te trappen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de keeper is geweest waarover door de getuigen is verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er tijdens een voetbalwedstrijd tussen het team [team verdachte] en het team [team slachtoffers] bij voetbalvereniging [voetbalclub] door meerdere personen geweld is gepleegd tegen de grensrechter [slachtoffer 1] (hierna: de grensrechter) en een speler [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van het team [team slachtoffers] .
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de verklaringen van de grensrechter en meerdere getuigen volgt dat de grensrechter naar de grond werd gewerkt en door meerdere personen werd geslagen en getrapt. Nadat de grensrechter overeind kon komen werd hij opnieuw naar de grond gewerkt en geschopt en geslagen. Op dat moment kwam de keeper van [voetbalclub] aanrennen en ging bovenop de grensrechter zitten, waarbij de keeper meerdere vuistslagen tegen het gezicht van de grensrechter heeft gegeven. [slachtoffer 2] stond middenin de groep personen en heeft een trap in zijn nek gekregen van een speler van [voetbalclub] . De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen van [team slachtoffers] op dit punt betrouwbaar, nu zij hierin verklaren wat zij zelf hebben waargenomen en zij voldoende specifiek hebben verklaard over de handelingen van de keeper van de tegenpartij.
Door de KNVB is het wedstrijdformulier verstrekt met de spelerslijst en bijbehorende rugnummers. Bij de naam van de verdachte is het rugnummer 1 vermeld. Aan de getuige [getuige] , coach van het voetbalteam [team verdachte] , is het wedstrijdformulier getoond. Door de getuige is verklaard dat nummer 1 de keeper is en dat hij er vanuit gaat dat de spelers op het wedstrijdformulier op hun eigen positie hebben gespeeld.
Tijdens het politieverhoor is aan de verdachte voorgehouden dat er door getuigen is verklaard dat de keeper bovenop de grensrechter is gaan zitten toen hij op de grond lag en meerdere vuistslagen op het gezicht van de grensrechter heeft gegeven. Ook is aan de verdachte het wedstrijdformulier getoond waarop staat vermeld dat hij de keeper was en is hem gevraagd op welke positie hij heeft gespeeld. De verdachte heeft daar niet over willen verklaren en heeft geen antwoord gegeven op vragen van de verbalisant dienaangaande. Door zich tijdens het politieverhoor waarin voor hem belastende omstandigheden zijn voorgehouden op zijn zwijgrecht te beroepen en door niet ter terechtzitting te verschijnen heeft de verdachte de tegen hem bestaande verdenking dat hij de keeper van [team verdachte] was, niet willen of kunnen ontzenuwen. De rechtbank is daarom van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte ‘de keeper van de tegenpartij’ was waarover door de getuigen is verklaard. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen. De verdachte is immers naar de groep personen gerend die de grensrechter aan het slaan en schoppen waren, terwijl de grensrechter op de grond lag. De verdachte heeft zich bij de groep gevoegd en is bovenop de grensrechter gaan zitten en heeft hem meerdere keren met zijn vuisten in het gezicht geslagen. Daarmee heeft de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het door de groep uitgeoefende openlijk geweld tegen zowel de grensrechter als [slachtoffer 2] .
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen openlijk, te weten, op het voetbalbalveld van [voetbalclub] , op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam te slaan;
- die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen en op die [slachtoffer 1] te gaan zitten;
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen;
- die [slachtoffer 2] in zijn nek te trappen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte die tijdens een voetbalwedstrijd als keeper in het veld stond heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen een speler en de grensrechter van de tegenpartij. De grensrechter is hierbij door meerdere spelers en toeschouwers van de tegenpartij geslagen en geschopt, terwijl hij weerloos op de grond lag tegen de boarding van het veld. Nadat het de grensrechter lukte om op te staan werd hij opnieuw aangevallen en naar de grond gewerkt. Op dat moment kwam de verdachte aanrennen, is hij bovenop de grensrechter gaan zitten en heeft hij meerdere keren met zijn vuisten in het gezicht van de grensrechter geslagen. Dit is voor de grensrechter een bijzondere angstige situatie geweest. Uit de verklaring van de grensrechter blijkt dat hij doodangsten heeft uitgestaan. Terwijl het slachtoffer [slachtoffer 2] probeerde om iedereen uit elkaar te halen kreeg hij een trap in zijn nek. De grensrechter heeft als gevolg van het uitgeoefende geweld een wond aan zijn voorhoofd opgelopen en een gebroken oogkas. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
De openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden tijdens een voetbalwedstrijd. Het handelen van de verdachte heeft met sportiviteit niets te maken. Het behoeft geen uitleg dat dergelijk gedrag absoluut niet thuis hoort op een voetbalveld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand strafblad, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor openlijk geweld is veroordeeld. Nu deze veroordeling van langer dan vijf jaar geleden dateert, zal de rechtbank deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte meewegen bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel in beginsel een taakstraf van 150 uren geïndiceerd. In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 264.808,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 229.808,26) en immateriële (€ 35.000,00) schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit:
  • € 1.155,00 eigen risico 2020 – 2022
  • € 385,00 eigen risico 2023
  • € 385,00 eigen risico 2024
  • € 183,00 reiskosten
  • € 23,60 parkeerkosten
  • € 223.938,00 verlies verdienvermogen
  • € 371,58 lenzen
  • € 1.005,00 fysiotherapie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, namelijk voor wat betreft het gestelde eigen risico tot een bedrag van € 1.093,21, de reis- en parkeerkosten van € 183,00 en € 23,60, en de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu is verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de gestelde materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voor wat betreft de parkeerkosten tot een bedrag van € 23,60 en de reiskosten tot een bedrag van € 150,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Ten aanzien van de gestelde reiskosten is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende is gebleken dat de benadeelde partij diverse behandelaars heeft bezocht. De rechtbank zal daarom als redelijke schatting de vordering voor wat betreft de gestelde reiskosten toewijzen tot een bedrag van € 150,00. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van materiële schade voor het overige onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is door meerdere personen aangevallen, waarbij hij is geslagen en geschopt terwijl hij weerloos op de grond lag. Als gevolg van het uitgeoefende geweld heeft de benadeelde partij letsel opgelopen, waaronder een wond op zijn voorhoofd en een gebroken oogkas. De rechtbank zal de vergoeding van de immateriële schade naar billijkheid begroten op € 2.500,00, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, in het licht van de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. In het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.673,60 (tweeduizend zeshonderddrieënzeventig euro en zestig cent), bestaande uit € 173,60, als vergoeding voor de materiële en € 2.500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
3 oktober 2020tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.673,60 (tweeduizend zeshonderddrieënzeventig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 oktober 2020tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2023.