ECLI:NL:RBNHO:2023:9262

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
15/138459-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd op 3 oktober 2020 in Velsen-Zuid. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij een grensrechter en een speler van het andere team had mishandeld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

Tijdens de rechtszitting op 5 september 2023 werd het bewijs besproken. De rechtbank stelde vast dat de getuigenverklaringen over de identiteit van de dader niet voldoende specifiek waren. De verdachte ontkende betrokkenheid en verklaarde dat hij op verschillende posities had gespeeld, maar het wedstrijdformulier van de KNVB gaf geen sluitend bewijs van zijn aanwezigheid als dader. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de geweldshandeling had gepleegd. Ook de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde in zijn vordering tot schadevergoeding. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/138459-21 (P)
Uitspraakdatum: 19 september 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen openlijk, te weten, op het voetbalbalveld van [voetbalclub] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] een of meermalen in het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of stompen;
- die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen/trekken/trappen en/of op die [slachtoffer 1] te gaan zitten;
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of trappen;
- die [slachtoffer 2] in/tegen de nek, althans de achterkant van het lichaam lichaam, te trappen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in/tegen de nek, althans de achterkant van het lichaam lichaam, te trappen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Vrijspraak
Op 3 oktober 2020 heeft er een voetbalwedstrijd plaatsgevonden tussen de voetbalteams [team verdachte] en [team slachtoffers] bij de [voetbalclub] . Tijdens de tweede speelhelft is er door meerdere personen geweld uitgeoefend tegen de grensrechter [slachtoffer 1] (hierna: de grensrechter) en een speler [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van het team [team slachtoffers] .
De rol van verdachte zou zijn geweest dat hij [slachtoffer 2] een trap in zijn nek zou hebben gegeven. Door [slachtoffer 2] is verklaard dat hij bezig was om iedereen uit elkaar te halen en opeens een trap in zijn nek kreeg van de spits van het voetbalteam [team verdachte] . Hij omschrijft de spits als een lange blonde jongen die met rugnummer 17 speelde. Ook meerdere getuigen behorend tot het voetbalteam [team slachtoffers] hebben verklaard dat de spits van het voetbalteam [team verdachte] een trap in de nek van [slachtoffer 2] heeft gegeven. Zij omschrijven de spits als een lange blonde jongen met een breed postuur. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat de spits met rugnummer 17 speelde.
Door de KNVB is het wedstrijdformulier verstrekt met de spelerslijst met bijbehorende rugnummers. Bij de naam van de verdachte is het rugnummer 9 vermeld. Het rugnummer 17 komt niet voor op het wedstrijdformulier. Aan de getuige [getuige 3] , coach van het voetbalteam [team verdachte] , is het wedstrijdformulier getoond. Door de getuige is verklaard dat nummer 9 een spits is en dat hij ervan uitgaat dat de spelers op het wedstrijdformulier op hun eigen positie hebben gespeeld.
De verdachte heeft iedere betrokkenheid bij het tenlastegelegde ontkend. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de voetbalwedstrijd op meerdere posities heeft gespeeld en dat hij zich niet meer kan herinneren met welk rugnummer dat was. De verdachte heeft ontkend dat hij de spits is geweest die [slachtoffer 2] in zijn nek heeft getrapt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het door de KNVB verstrekte wedstrijdformulier niet zonder meer een juiste weergave van de werkelijkheid is geweest. Zo bevat het formulier in ieder geval één aantoonbare onjuistheid (op nummer 2 staat een speler vermeld die volgens de getuigen van [team verdachte] in het geheel niet aanwezig was die dag). Daarnaast laat de verklaring van getuige [getuige 3] , die heeft verklaard dat hij ervanuit ging dat de personen op het formulier op hun eigen positie speelden, ruimte voor twijfel of de namen en rugnummers correspondeerden met de spelers in het veld. Dat bij de naam van de verdachte nummer 9 stond vermeld en de getuigen over de spits met nummer 17 hebben verklaard, sluit daarom niet uit dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 2] in zijn nek heeft getrapt.
Het door de getuigen gegeven signalement van de spits van [team verdachte] (‘lange blonde jongen met een breed postuur’) acht de rechtbank echter onvoldoende specifiek om een bewezenverklaring op te baseren. Tevens acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte tijdens de wedstrijd met het door de getuigen genoemde rugnummer 17 heeft gespeeld.
Nu overig bewijs ontbreekt dat de verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 2] heeft getrapt en er ook overigens niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde openlijk in vereniging gepleegde geweld, zodat het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen en de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande kan ook het subsidiair ten laste gelegde feit niet worden bewezen en zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 264.808,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2023.