ECLI:NL:RBNHO:2023:9249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
15/138460-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd op 3 oktober 2020 in Velsen-Zuid. De verdachte was aanwezig als toeschouwer bij de wedstrijd tussen de teams [team verdachte] en [team slachtoffers]. Tijdens de tweede speelhelft vond er een gewelddadig voorval plaats waarbij de grensrechter [slachtoffer 1] en speler [slachtoffer 2] werden aangevallen. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en bewees het subsidiaire feit, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigenverklaringen en de verdediging, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te beschuldigen van de geweldshandelingen. De getuigen konden de verdachte niet identificeren als de persoon die de eerste klap aan de grensrechter had gegeven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan het geweld en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding van € 264.808,26, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/138460-21 (P)
Uitspraakdatum: 19 september 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen openlijk, te weten, op het voetbalbalveld van [voetbalclub] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] een of meermalen in het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of stompen;
- die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen/trekken/trappen en/of op die [slachtoffer 1] te gaan zitten;
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of trappen;
- die [slachtoffer 2] in/tegen de nek, althans de achterkant van het lichaam, te trappen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen/slaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Vrijspraak
Op 3 oktober 2020 heeft er een voetbalwedstrijd plaatsgevonden tussen de voetbalteams [team verdachte] en [team slachtoffers] bij de voetbalclub [voetbalclub] . Tijdens de tweede speelhelft is er door meerdere personen geweld uitgeoefend tegen de grensrechter [slachtoffer 1] (hierna: de grensrechter) en een speler [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van het team [team slachtoffers] .
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De grensrechter heeft verklaard dat een toeschouwer tijdens de voetbalwedstrijd een nare opmerking maakte en dat hij de persoon daar op aansprak. Toen de grensrechter zich wilde omdraaien om weg te lopen werd hij gelijk omringd door meerdere toeschouwers en een enkele speler van de tegenpartij. Nog voordat hij zich om kon draaien werd hij door een persoon die achter hem stond van achteren in zijn gezicht geslagen. Door die klap raakte hij uit balans en werd hij door meerdere personen tegen de grond gewerkt en geslagen.
Door meerdere getuigen behorend tot het voetbalteam [team slachtoffers] is verklaard dat een mannelijke toeschouwer met een bril de eerste klap heeft uitgedeeld aan de grensrechter. Volgens de getuige [slachtoffer 2] was deze persoon een speler van [team verdachte] . De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij later via sociale media een foto van deze toeschouwer hebben gezocht en daarbij op de foto van de verdachte zijn gestuit. Deze foto maakt deel uit van de aangifte van de grensrechter.
De verdachte heeft verklaard dat hij als toeschouwer bij de voetbalwedstrijd aanwezig was. Volgens de verdachte werd er door een iemand een opmerking gemaakt waarop de grensrechter die persoon met twee handen bij zijn keel vastgreep. Als reactie hierop heeft de verdachte de grensrechter een duw gegeven. De grensrechter zou vervolgens achter de verdachte aan zijn gelopen en de verdachte van achter op zijn oog hebben geslagen. De verdachte zou door de klap van de grensrechter door zijn hurken zijn gegaan en niets hebben meegekregen van het daarop volgende uitgeoefende geweld tegen de grensrechter en [slachtoffer 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de verklaringen in het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de eerste klap aan de grensrechter heeft uitgedeeld. De grensrechter heeft niet gezien wie hem de eerste klap heeft gegeven en de getuigen hebben geen specifiek signalement gegeven van de betreffende persoon. Dat het zou gaan om een toeschouwer met een bril is onvoldoende onderscheidend. Door zowel getuigen van [team slachtoffers] als door de verdachte is verklaard dat er ondanks de toen geldende coronamaatregelen meerdere toeschouwers aanwezig waren bij de wedstrijd. Gelet op de wijze waarop de foto van de verdachte in beeld is gekomen, in combinatie met het ontbreken van een duidelijk signalement in de getuigenverklaringen, kan de foto van de verdachte niet bijdragen aan het bewijs dat hij de eerste klap aan de grensrechter heeft gegeven.
De duw die de verdachte naar eigen zeggen aan de grensrechter heeft gegeven, moet naar het oordeel van de rechtbank los worden gezien van het daarna jegens de grensrechter uitgeoefende geweld en kan om die reden niet worden gekwalificeerd als een significante bijdrage daaraan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande – nu niet is gebleken dat de verdachte op enige wijze door verbale of fysieke handelingen de geweldshandelingen heeft ondersteund of anderszins heeft bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan – niet is komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld, zodat het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen en de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande kan ook het subsidiair ten laste gelegde feit niet worden bewezen en zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 264.808,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2023.