ECLI:NL:RBNHO:2023:9243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10521441 \ WM VERZ 23-371
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersvoorschriften in de zaak van een fietsbestuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene, een fietsbestuurder. De boete was opgelegd wegens het niet voeren van voortdurend zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar rood licht aan de achterzijde van de fiets. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft overwogen dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Betrokkene betwist de gedraging niet, maar maakt bezwaar tegen het feit dat de verbalisant een foto van haar ID heeft genomen zonder toestemming. De kantonrechter oordeelt dat deze geringe schending van de privacy gerechtvaardigd is op basis van artikel 3 van de Politiewet.

Daarnaast heeft betrokkene geklaagd over het feit dat zij pas na vier maanden bericht heeft ontvangen en geen directe bon heeft gekregen. De kantonrechter legt uit dat de termijn van vier maanden een termijn van orde is en dat er geen rechtsbelang is geschaad, aangezien betrokkene staande is gehouden en op de hoogte was van de boete. Ook het verweer dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing, wordt verworpen, omdat de politieambtenaar discretionaire bevoegdheid heeft. De kantonrechter ziet geen reden om de boete te matigen en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10521441 \ WM VERZ 23-371
CJIB-nummer : 246264801
Uitspraakdatum : 26 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: geen voortdurend zichtbaar wit/geel licht a.d. voorzijde en/of zichtbaar rood licht a.d. achterzijde van fiets voeren.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar is het er niet mee eens dat de verbalisant een foto van haar ID heeft genomen zonder haar toestemming. De kantonrechter overweegt dat artikel 3 van de Politiewet deze geringe schending van de privacy biedt, zodat dit verweer van betrokkene geen doel treft.
Daarnaast is betrokkene het er niet mee eens dat ze pas na vier maanden bericht heeft gehad en niet direct een bon heeft ontvangen.
De kantonrechter overweegt dat de boete wordt opgelegd bij inleidende beschikking die alle gegevens bevat. Overschrijding van de termijn van vier maanden (welke overigens een termijn van orde) dient slechts tot vernietiging van de boete te leiden als betrokkene door de overschrijding rechtstreeks is geschaad in enig rechtsbelang waarvan sprake zal zijn indien de inleidende beschikking de betrokkene pas bereikt op een zodanig tijdstip dat zij redelijkerwijs niet meer geacht kan worden te kunnen nagaan op welke gedraging die beschikking betrekking heeft. In onderhavige zaak is dit niet geval, met name omdat betrokkene is staande gehouden en zodoende wordt geacht te weten over welke boete het gaat. Ook het verweer dat betrokkene geen aankondiging van beschikking heeft ontvangen treft geen doel omdat betrokkene vanwege de staandehouding niet in haar verdedigingsbelang is geschaad
Betrokkene stelt tevens dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing. Een daartoe bevoegde politieambtenaar heeft ter zake van het opleggen van een boete in de zin van een WAHV een zekere discretionaire bevoegdheid. De politieambtenaar kan afhankelijk van omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien tot het opleggen van de boete.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: