ECLI:NL:RBNHO:2023:9238

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10521454 \ WM VERZ 23-374
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met gesloten verklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Na een eerdere ongegronde beslissing van de officier van justitie, heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 waren zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroepschrift van betrokkene te laat was ingediend, maar dat het beroep toch geacht wordt tijdig te zijn ingesteld, omdat het beroepschrift op de tweede werkdag na afloop van de termijn door de kantonrechter is ontvangen. Betrokkene heeft aangevoerd dat de motivering van de officier van justitie niet strookt met zijn beroepsgronden. De kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd en dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging niet, maar stelt dat hij als invalide burger geen andere route naar de ING-bank had.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting verzocht om matiging van de boete. De kantonrechter heeft dit verzoek gevolgd en de boete gematigd tot € 30,00, met handhaving van de administratiekosten van € 9,00. De uitspraak van de kantonrechter is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd. Betrokkene zal het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling terugontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is onderhevig aan hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10521454 \ WM VERZ 23-374
CJIB-nummer : 251255082
Uitspraakdatum : 14 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 20 maart 2023, terwijl dat beroep uiterlijk op 18 maart 2023 ontvangen had moeten zijn. De enveloppe, waarin het beroepschrift gericht aan de kantonrechter is verstuurd, is echter niet afgestempeld. Het uitgangspunt is dat een via PostNL verzonden poststuk in ieder geval wordt geacht tijdig ter post te zijn bezorgd als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de beroepstermijn is ontvangen [1] , tenzij op grond van de vaststaande feiten aannemelijk is dat het later dan de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd. Nu het beroepschrift op de tweede werkdag na afloop van de beroepstermijn door de kantonrechter is ontvangen en onvoldoende aannemelijk is dat het beroepschrift later dan na de laatste dag van de beroepstermijn ter post is bezorgd, wordt het beroep op de kantonrechter geacht tijdig te zijn ingesteld.
Betrokkene heeft aangevoerd dat de motivering in de beslissing van de officier van justitie niet strookt met het ingediende beroepschrift en de daarin opgenomen beroepsgronden.
De kantonrechter overweegt dat de officier van justitie op een beroep een juist gemotiveerde beslissing dient te geven. In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd. Aangezien betrokkene in het beroepschrift -weliswaar in andere bewoordingen- aangeeft dat hij er van uit mocht gaan dat hij er in mocht rijden, enerzijds omdat het paaltje omhoog stond en anderzijds omdat er voor hem als gehandicapte geen andere route naar de ING-bank was, is de officier van justitie er naar het oordeel van de kantonrechter terecht vanuit gegaan dat het voor betrokkene niet duidelijk was dat hij de geslotenverklaring niet in mocht rijden. De officier van justitie overweegt verder dat wordt uitgegaan van de verklaring van de verbalisant en dat daarmee wordt vastgesteld dat de gedraging is begaan. De officier van justitie concludeert daarmee dat de door betrokkene aangevoerde verweren geen of onvoldoende reden geven om de beschikking te vernietigen of het boetebedrag te verlagen. Het verwerpen van alle door betrokkene aangevoerde omstandigheden ligt hierin besloten. De kantonrechter bepaalt dat een juiste motivering niet behelst dat afzonderlijk op ieder door betrokkene aangevoerd verweer of omstandigheid wordt ingegaan. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de foto van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheid dat hij geen andere mogelijkheid zag om als invalide burger bij de ING-bank te komen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting – naar aanleiding van de door betrokkene op de zitting naar voren gebrachte omstandigheden – op het standpunt gesteld dat de boete gematigd dient te worden en verzoekt de kantonrechter de boete te matigen tot € 30,00. De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt dat de boete wordt gematigd tot € 30,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 30,00 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in navolging van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State: ABRvS 17 augustus 2011, AB 201 1,259.