ECLI:NL:RBNHO:2023:9220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10511256 \ WM VERZ 23-348
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen opgelegde boete voor niet verlenen van voorrang op een rotonde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het niet verlenen van voorrang aan een fietser op een rotonde, waar haaientanden op het wegdek waren aangebracht. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 waren zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig.

Betrokkene voerde aan dat de fietser onbelemmerd haar weg kon vervolgen en dat er geen sprake was van een mogelijke aanrijding. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde echter de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de verklaring van de verbalisanten niet werd betwijfeld en er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt. De procedure voor hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10511256 \ WM VERZ 23-348
CJIB-nummer : 252805837
Uitspraakdatum : 14 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: bij op wegdek aangebrachte haaientanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op kruisende weg.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat de fietser onbelemmerd haar weg kon vervolgen en van een mogelijke aanrijding was geen sprake. De verbalisant geeft een verkeerd beeld van de situatie en het gesprek. Betrokkene voelde zich onheus bejegend.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: (…) Wij zagen dat de genoemde auto op de rijbaan zogenoemde “haaientanden” had. Wij zagen dat er een fietser aankwam en dat deze op de rotonde reed. Wij zagen dat de fietser geen hand uitstak om de rotonde te verlaten, maar dat zij kennelijk van plan was om haar weg te vervolgen over de rotonde heen. Wij zagen dat de bestuurder van de auto door reed en geen voorrang verleende aan de fietser ie op een voorrangsrotonde reed. Als gevolg van het geen voorrang verlenen hinderde de automobilist de weg voor de fietser die hierbij vaart moest verminderen om een aanrijding te voorkomen. (…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van twee verbalisanten – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging en voert aan dat de fietser geen belemmering had om de weg te vervolgen. Dit komt feitelijk neer op een ontkenning van de gedraging. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. Verbalisanten zijn getraind om dit soort waarnemingen te doen. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De omstandigheden die volgens betrokkene tijdens en na de staande houding hebben voorgedaan, kunnen in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen aan de kantonrechter. Die omstandigheden zien namelijk op het gedrag van de verbalisanten ten opzichte van betrokkene. Voor klachten over het optreden van een verbalisanten bestaat een aparte klachtenprocedure. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: