ECLI:NL:RBNHO:2023:9217

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10511201 \ WM VERZ 23-344
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden, wat in strijd is met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaring van de verbalisant, die had waargenomen dat de betrokkene tijdens het rijden een smartphone met zijn rechterhand vasthield. De betrokkene ontkende dit en stelde dat de telefoon tussen de koppeling en het dashboard zat. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De kantonrechter concludeerde dat het verweer van de betrokkene onvoldoende was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete. De uitspraak werd gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10511201 \ WM VERZ 23-344
CJIB-nummer : 244672277
Uitspraakdatum : 7 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat hij de telefoon niet in zijn hand had. De telefoon zat tussen de koppeling en het dashboard
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een gsm smartphone met de rechterhand vasthield. Ik zag namelijk dat ik verbalisant reed betrokkene voorbij op de snelweg. Het leek alsof hij een smartphone met zijn rechterhand aan zijn rechteroor hield. Toen ik de afrit Akersloot nam reed betrokkene voorbij en had hij in zijn rechterhand een grote smartphone. Ik zag dat hij in de richting van de gsm aan het praten was. Bij het inhalen en het geven van volgteken zag ik dat de handeling nog steeds plaats vond.(…)”
Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Dus dit mag niet?”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat betrokkene tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat in zijn rechterhand vasthield. Bij staandehouding heeft betrokkene dit ook niet ontkend en verklaard: “Dus dit mag niet”. Het verweer nadien dat de telefoon tussen de koppeling en het dashboard zat, hetgeen neerkomt op een enkele ontkenning, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: