ECLI:NL:RBNHO:2023:9103

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10462691
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en gevolgen van ondeugdelijk geleverde diensten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023, staat de aanneming van werk centraal. De eisende partij, een loon- en aannemingsbedrijf, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, een paardenfokkerij, wegens onbetaalde facturen voor geleverde werkzaamheden. De aannemer heeft echter ondeugdelijk straatwerk geleverd, wat leidt tot een geschil over de gevolgen hiervan. De kantonrechter oordeelt dat de aannemer de herstelkosten van het straatwerk aan de opdrachtgever moet vergoeden tot een bedrag van € 11.011,00. De verdere schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd door de opdrachtgever. Daarnaast moet de aannemer ook de schade aan de auto van de opdrachtgever vergoeden, omdat deze niet voldoende heeft betwist dat zij hiervoor aansprakelijk is. Na verrekening van de vorderingen moet de opdrachtgever nog een bedrag van € 1.424,25 aan de aannemer betalen. De kantonrechter wijst de vordering van de gedaagde tot vergoeding van herstelkosten en schade aan de auto toe, maar wijst andere vorderingen af. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de aannemer en de opdrachtgever in het kader van de overeenkomst van aanneming van werk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10462691 CV EXPL 23-1828 CT
Uitspraakdatum: 13 september 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap onder firma
[bedrijf]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om aanneming van werk. De aannemer vordert betaling van facturen maar heeft ondeugdelijk straatwerk geleverd. In geschil is wat de gevolgen daarvan zijn. De kantonrechter oordeelt dat de aannemer de herstelkosten aan de opdrachtgever moet vergoeden tot € 11.011,00. De verdere kosten en schade zijn onvoldoende door de opdrachtgever onderbouwd. Ook moet de aannemer de schade aan de auto van de opdrachtgever vergoeden, omdat zij onvoldoende heeft betwist dat ze daarvoor aansprakelijk is. Na verrekening moet de opdrachtgever nog een bedrag aan de aannemer betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 6 april 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingesteld. [eiser] heeft schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 24 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens [bedrijf] is verschenen [eiser] , vergezeld van [werknemer] (werknemer) en haar gemachtigde [gemachtigde] [gedaagde] is verschenen, vergezeld van zijn partner [naam partner] De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een loon-en aannemingsbedrijf dat actief is in de grond-, weg- en waterbouw. [gedaagde] houdt een paardenfokkerij.
2.2.
[eiser] heeft vanaf medio mei 2021 in opdracht van [gedaagde] diverse werkzaamheden verricht op het terrein van zijn paardenfokkerij. Voor de verrichte werkzaamheden heeft [eiser] de volgende facturen (inclusief btw) gestuurd aan [gedaagde] : een factuur van 22 november 2022 met een te betalen bedrag van € 5.210,26 voor de duiker, een creditfactuur van 3 augustus 2021 voor € 76,00 exclusief btw (€ 91,96 inclusief btw) en een factuur van 1 juni 2021 met een te betalen bedrag van € 13.234,38 voor grondwerk en straatwerk (de eindtermijn).
2.3.
Op 1 november 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] gemaild dat het straatwerk niet voldoet, dat hij dat vanaf het begin heeft aangegeven en dat hij het openstaande bedrag niet betaalt en verwacht dat [eiser] het gaat oplossen.
2.4.
Vervolgens heeft [eiser] op 17 juni 2022 aan [gedaagde] gemaild dat ze gister hebben gesproken over de oplossing over het werk. In de e-mail heeft [eiser] (samengevat) bevestigd dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en voorgesteld de geconstateerde verzakkingen te herstellen en een korting van € 5.000,00 exclusief btw op de twee soorten stenen en het straatwerk met glooiingen te geven. Daarbij heeft hij onder meer het volgende geschreven:
“Op het straatwerk met de glooiingen wil ik graag ook een korting geven, doordat wij (…) teleurstellend werk hebben afgeleverd en je eigenlijk niet meer iets door [eiser] wil laten doen. Lijkt me handig om dat ook niet te gaan opzoeken. Doormiddel van een korting, kun jij de eventuele plaatsen waar het water niet goed wegloopt herstellen door een andere partij (…)”. [gedaagde] heeft dit voorstel afgewezen.
2.5.
Later heeft [eiser] op basis van de door [gedaagde] opgevraagde offerte van [bedrijf partner] nog een korting van € 9.100,00 exclusief btw voorgesteld. Partijen hebben vervolgens geen overeenstemming bereikt over een oplossing.
2.6.
Op 5 april 2023 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van een op 1 maart 2023 gepleegde mishandeling van hem op zijn terrein. In het proces-verbaal van de aangifte heeft [gedaagde] verklaard dat de bestuurder van de shovel en een andere medewerker van [eiser] op zijn terrein waren en dat de bestuurder van de shovel het rechter portier van zijn auto heeft beschadigd, op de motorkap van zijn auto heeft geslagen en hem met zijn vlakke hand boven op zijn hoofd heeft geslagen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis veroordeelt tot betaling van:
  • de hoofdsom van € 18.368,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 958,69; en
  • de proceskosten waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende – kort weergegeven – ten grondslag. [gedaagde] komt zijn betalingsverplichtingen niet na. Weliswaar heeft [eiser] de bestratingswerkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd, maar [gedaagde] weigert mee te werken aan de door [eiser] aangeboden oplossingen. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de creditering van de kosten van de duiker. Omdat [gedaagde] – ondanks de verzoeken van [eiser] – de openstaande facturen van € 18.368,64 niet heeft betaald, is [gedaagde] ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer, de tegenvordering en het verweer tegen de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – kort weergegeven – dat [eiser] haar verplichtingen uit de overeenkomst ten aanzien van het straatwerk niet naar behoren is nagekomen. Ook heeft [eiser] stenen van het bestaande erf verwijderd en meegenomen. [gedaagde] heeft de aangeboden oplossingen niet geaccepteerd omdat hij zich niet serieus genomen voelt en doet een beroep op opschorting van zijn betalingsverplichtingen en verrekening van de openstaande facturen met de (herstel)kosten. [gedaagde] voert ook verweer tegen de buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter bij vonnis [eiser] veroordeelt tot vergoeding van de (herstel)kosten van het straatwerk, de rijbaan, de beschoeiing en de waterputten. Ook vordert [gedaagde] vergoeding van de schade aan de auto van € 799,13.
4.3.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiser] het straatwerk gebrekkig heeft uitgevoerd waardoor [gedaagde] kosten moet maken om dit te herstellen. Verder heeft [eiser] stenen van het bestaande erf verwijderd en meegenomen. Ook de door [eiser] aangelegde rijbaan en de waterputten moeten worden hersteld omdat de drainage slecht werkt en de putten vol water staan. Verder wordt de beschoeiing naar buiten gedrukt doordat [eiser] de rijplaten heeft weggehaald, waardoor er extra kosten zijn. Tenslotte is de auto van [gedaagde] beschadigd geraakt door toedoen van een medewerker van [eiser] .
4.4.
[eiser] betwist de tegenvordering en voert – kort weergegeven – aan dat [gedaagde] het aangeboden herstel weigert en haar niet in gebreke heeft gesteld. [eiser] is niet in verzuim. Verder vindt [eiser] dat [gedaagde] de gestelde schade onvoldoende heeft onderbouwd. Tenslotte betwist [eiser] dat de auto is beschadigd door een medewerker van [eiser] .

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst van aanneming van werk. [eiser] is op grond van deze overeenkomst verplicht het overeengekomen werk te verrichten en op te leveren. [gedaagde] is als opdrachtgever verplicht de overeengekomen prijs te betalen. Omdat [gedaagde] de facturen niet heeft betaald, moet in deze procedure beoordeeld worden of [gedaagde] deze facturen alsnog moet betalen. Omdat [gedaagde] als verweer een beroep op verrekening met zijn tegenvordering doet, zal de kantonrechter hierna eerst de tegenvordering beoordelen.
de tegenvordering
5.2.
[gedaagde] stelt dat hij door het gebrekkige verrichte straatwerk door [eiser] schade heeft geleden bestaande uit de herstelkosten van het straatwerk, de rijbaan, de beschoeiing en de waterputten. Ook heeft [gedaagde] schade geleden aan zijn auto door toedoen van een medewerker van [eiser] . Voor deze schadeposten vordert [gedaagde] vergoeding van [eiser] .
5.3.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de vraag of [eiser] in verzuim is ten aanzien van haar verplichting om deugdelijk werk te leveren. Vervolgens zal de kantonrechter ingaan op de gevorderde schadevergoedingen.
Verzuim van [eiser] ?
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het straatwerk niet naar behoren is uitgevoerd. Maar omdat [gedaagde] [eiser] niet in gebreke heeft gesteld en door [eiser] aangeboden (herstel)oplossingen heeft geweigerd, vindt [eiser] dat niet zij maar [gedaagde] in verzuim is en ze daarom de gestelde schade niet hoeft te vergoeden aan [gedaagde] .
5.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de gedingstukken blijkt niet dat [gedaagde] een ingebrekestelling heeft verstuurd aan [eiser] . Dat was in dit geval ook niet nodig. Van belang is het e-mailbericht van [eiser] van 17 juni 2022. Hieruit heeft [gedaagde] mogen afleiden dat [eiser] geen gebruik zou maken van haar recht om de gebreken te herstellen. [eiser] geeft in haar e-mail namelijk aan dat het haar niet handig lijkt dat [eiser] het werk zal herstellen en dat [gedaagde] door middel van een korting een en ander door een derde kan laten herstellen. In deze omstandigheden is een ingebrekestelling niet vereist. Een nadere aanmaning of een expliciet verzoek om de gebreken te herstellen zou zonder toegevoegde waarde zijn en kon daarom op redelijke gronden ook niet van [gedaagde] worden verwacht. Dit betekent dat het verzuim van [eiser] is ingetreden zonder een ingebrekestelling. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] om deze reden in verzuim is en sprake is van een tekortkoming. [eiser] moet in beginsel dus de schade van [gedaagde] bestaande uit de herstelkosten vergoeden. De kantonrechter zal hierna ingaan op de door [gedaagde] gestelde schade.
Schade?
5.6.
Voor de herstelwerkzaamheden van het straatwerk heeft [gedaagde] een offerte bij een derde opgevraagd en deze besproken met [eiser] . [eiser] stelt dat in de offerte ook diverse werkzaamheden zijn opgenomen die niet tot de herstelwerkzaamheden als gevolg van haar tekortkoming horen. Op basis van deze offerte stelt [eiser] dat een vergoeding van € 9.100,00 exclusief btw (hierna inclusief btw: € 11.011,00) redelijk is voor het herstel van het straatwerk. [gedaagde] heeft gesteld dat de herstelkosten veel hoger zijn, maar heeft dit hogere bedrag niet voldoende gespecificeerd en onderbouwd. [gedaagde] heeft aanvullende offertes ingebracht en op de zitting diverse bedragen voor de herstelwerkzaamheden genoemd, maar [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd welke bedragen voor welke werkzaamheden zijn en in hoeverre deze werkzaamheden tot de herstelwerkzaamheden behoren. Daarmee heeft hij zijn tegenvordering onvoldoende onderbouwd. Daarom gaat de kantonrechter uit van de door [eiser] genoemde herstelvergoeding van € 11.011,00 voor het straatwerk. Dit bedrag komt ook redelijk voor. De conclusie is dan ook dat [eiser] voor de herstelkosten een bedrag van € 11.011,00 aan [gedaagde] moet vergoeden.
5.7.
Voor zover [gedaagde] stelt dat hij ook (gevolg)schade heeft geleden aan de rijbaan, de beschoeiing en de waterputten, heeft hij deze schadeposten onvoldoende concreet gemaakt. [gedaagde] had een deskundigenrapport of een kostenraming kunnen inbrengen om de aard en omvang van de eventuele schade te onderbouwen, maar heeft dit nagelaten. De kantonrechter wijst deze vordering – voor zover deze niet onder de eerder genoemde herstelkosten valt – dan ook af.
5.8.
Tenslotte vordert [gedaagde] een bedrag van € 799,13 voor de herstelkosten van de auto. [gedaagde] heeft gesteld dat hij schade heeft geleden door toedoen van onrechtmatig handelen door een medewerker van [eiser] en heeft dit onderbouwd met een proces-verbaal van de aangifte en een offerte voor de herstelkosten. [eiser] heeft deze vordering voor het eerst tijdens de zitting weersproken, maar heeft dit onvoldoende gemotiveerd gedaan. [eiser] had bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van de betrokken persoon of van de vader kunnen inbrengen die de stelling van [gedaagde] weerspreekt. Maar [eiser] heeft dit nagelaten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] deze vordering onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, zodat is komen vast te staan dat zij aansprakelijk is voor de schade van [gedaagde] , en wijst deze vordering dan ook toe.
5.9.
De conclusie is dat de tegenvordering van [gedaagde] toewijsbaar is tot een bedrag van € 11.810,13, bestaande uit € 11.011,00 voor de herstelwerkzaamheden en € 799,13 voor de schade aan de auto.
de vordering (vervolg)
5.10.
Uit het oordeel in de zaak van de tegenvordering volgt dat het beroep op verrekening door [gedaagde] gedeeltelijk slaagt. [gedaagde] moet [eiser] nog betalen voor de werkzaamheden aan het straatwerk. Dit betreft de factuur van 1 juni 2021. Deze vordering van [eiser] van € 13.234,38 op [gedaagde] moet verrekend worden met de tegenvordering van € 11.810,13 van [gedaagde] . Na verrekening moet [gedaagde] op zich nog € 1.424,25 (€ 13.234,38 minus € 11.810,13) aan [eiser] betalen.
De factuur van € 5.210,26
5.11.
Ten aanzien van de vordering van [eiser] van € 5.210,26 overweegt de kantonrechter het volgende.
5.12.
De factuur van € 5.210,26 gaat om werkzaamheden die [eiser] in mei 2021 voor [gedaagde] heeft verricht. [eiser] heeft deze werkzaamheden pas in de factuur van 22 november 2022 gedeclareerd. Als niet betwist staat vast dat partijen al eerder over betaling van de werkzaamheden hebben gesproken en toen een creditering van € 91,96 hebben afgesproken. Dit onderdeel betreft in feite dus € 5.118,30 (€ 5.210,26 – € 91,96) inclusief btw.
5.13.
Op de zitting heeft [gedaagde] voor het eerst gesteld dat hij zijn betalingsverplichting van deze factuur opschort. Volgens [gedaagde] is de beschoeiing naar buiten gekomen doordat [eiser] in maart 2023 de rijplaten heeft weggehaald. Dit verweer faalt.
5.14.
Op de zitting is gebleken dat de gefactureerde duikerwerkzaamheden op zichzelf deugdelijk zijn verricht. De problemen met de beschoeiing zijn pas na bijna twee jaar ontstaan nadat de rijplaten waren weggehaald. [gedaagde] heeft de aard, oorzaak en omvang van de gestelde problemen met de beschoeiing echter onvoldoende onderbouwd tegenover de betwisting door [eiser] . [gedaagde] heeft ook niet gesteld en onderbouwd waaruit de schade bestaat en hoe hoog de schade is. Er staan de kantonrechter daarom onvoldoende aanknopingspunten ter beschikking om aan te nemen dat [gedaagde] een opeisbare vordering op [eiser] heeft. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] deze factuur moet betalen aan [eiser] .
Vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten
5.15.
Omdat [gedaagde] de openstaande facturen van in totaal € 18.368,64 niet heeft betaald voor de vervaldatum, vordert [eiser] een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 958,69 volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betwist deze kosten.
5.16.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de factuur met een betalen bedrag van € 5.210,26 (factuurdatum 22 november 2022 en een vervaldatum 22 december 2022) is op 22 november 2022 en 1 december 2022 een schriftelijk aanmaning gestuurd. Op dat moment was [gedaagde] nog niet in betalingsverzuim en waren de aanmaningen onterecht. Voor de factuur met een te betalen bedrag van € 13.234,38 (factuurdatum 1 juni 2021 en vervaldatum 1 juli 2021) heeft [eiser] niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. In beginsel is [gedaagde] daardoor geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is er sprake van een handelsovereenkomst zodat op grond van artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht. Op basis van het voorgaande wijst de kantonrechter dan ook een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten toe.
de vordering en de tegenvordering
Conclusie
5.17.
De vordering van [eiser] zal in de hoofdsom na verrekening tot een bedrag van € 6.582,55 (€ 5.118,30 + € 1.425,25 + € 40,00) worden toegewezen.
5.18.
Het in de zaak van de tegenvordering toegewezen bedrag is door verrekening in de zaak van de vordering tenietgegaan en de overige vorderingen van [gedaagde] komen niet voor toewijzing in aanmerking.
5.19.
De door [eiser] gevorderde vergoeding van de wettelijke rente wordt als volgt bepaald. Voor de factuur van 22 november 2022 moet [gedaagde] wettelijke rente te vergoeden over een bedrag van € 5.118,30 vanaf 22 december 2022. Vanaf deze datum is [gedaagde] namelijk in betalingsverzuim. Voor de factuur van 1 juni 2021 met een bedrag van € 13.234,38 geldt het volgende. Omdat de tegenvordering van [gedaagde] slaagt voor een bedrag van € 11.810,13, is [gedaagde] over dit bedrag geen wettelijke rente verschuldigd. De kantonrechter zal over het restant van € 1.424,25 de wettelijke rente toewijzen vanaf de door [eiser] gestelde ingangsdatum van 22 november 2022.
5.20.
Nu partijen over en weer op punten in het gelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 6.582,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.118,30 vanaf 22 december 2022 en over € 1.424,25 vanaf 22 november 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.N. Tang, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter