ECLI:NL:RBNHO:2023:9097

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/15/341098 / FA RK 23-2896
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige en inschrijving op school en kinderopvang

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, [de minderjarige 1], en de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing naar de gemeente [gemeente] en inschrijving van het kind op de kinderopvang en basisschool. De moeder heeft aangevoerd dat zij zich onveilig voelt in [plaats] en dat zij onvoldoende financiële middelen heeft om de gezamenlijke woning over te nemen. De vader heeft verweer gevoerd en betwist dat er een noodzaak is voor de verhuizing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat er een noodzaak is om te verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in een kort geding vonnis het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning heeft gekregen tot 6 januari 2024 en dat de vader heeft aangeboden dat de moeder langer in de woning kan blijven indien nodig. De rechtbank heeft ook overwogen dat de moeder met de verhuizing voorbijgaat aan de positie van de vader en het belang van het kind om in contact te blijven met beide ouders. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen, en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] is bij de moeder vastgesteld, met een tijdelijke zorgregeling voor de vader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/341098 / FA RK 23-2896
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 12 september 2023 (hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving/aanmelding kinderopvang en basisschool en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken)
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.A. Raalte, kantoorhoudende te Hoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 7, van de moeder, ingekomen op 29 juni 2023;
- de brief, met producties 8 tot en met 10, van de moeder, ingekomen op 21 augustus 2023;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met producties 1 tot en met 11, van de vader, ingekomen op 23 augustus 2023;
- het verweerschrift op zelfstandig verzoek van de moeder, ingekomen op 24 augustus 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 augustus 2023 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. D.E.M. Boukens en de vader bijgestaan door mr. L. Bosch namens mr. S.A. Raalte. Voorts is verschenen [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Mr. Boukens en mr. Bosch hebben het standpunt van hun cliënt(e) nader toegelicht aan de hand van een pleitnota.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf 2017 een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is onlangs beëindigd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [de minderjarige 1] ). De vader heeft [de minderjarige 1] erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] verblijft bij de moeder.
De moeder heeft uit een eerdere relatie met [ex-partner] (hierna te noemen: [ex-partner] ) nog een minderjarige dochter: [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [de minderjarige 2] ). Ook [de minderjarige 2] verblijft bij de moeder.
2.3.
De voorzieningenrechter in deze rechtbank, locatie Alkmaar, heeft bij vonnis in kort geding van 6 juli 2023, voor zover hier van belang:
a. bepaald dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de gemeenschappelijke koopwoning en de zich daarin bevindende inboedel aan [adres] , met dien verstande dat de vader in staat wordt gesteld om in de woning invulling te geven aan de hierna vermelde zorgregeling;
b. (…);
c. (…);
d. bepaald dat de onder a en b en c vermelde ordemaatregelen vervallen op 6 januari 2024;
e. bepaald dat [de minderjarige 1] wordt toevertrouwd aan de moeder;
f. bepaald dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) ten aanzien van [de minderjarige 1] , voorlopig, dat wil zeggen totdat in rechte anders wordt beslist of door partijen anders wordt overeengekomen, als volgt zal zijn:
[de minderjarige 1] verblijft bij de vader, steeds in de aanwezigheid/onder begeleiding van opa (vz) en /of oma (vz):
- de eerste week twee keer een middag (de tijd nader door partijen in te vullen maar minimaal drie uur durend) in de woning aan [adres] , waarbij de moeder de woning zal verlaten;
- de tweede week twee keer een middag (de tijd nader door partijen in te vullen maar minimaal drie uur durend) op het schip van de vader;
- gedurende de twee weken daarna wekelijks een hele dag op het schip van de vader;
- vervolgens twee dagen achtereen met een overnachting, eens per twee weken, op het schip van de vader,
- welke regeling in onderling overleg en met behulp van de hulpverlening zal worden uitgebreid.

3.De verzoeken en de verweren

3.1.
De moeder heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat [de minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
b. haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige 1] te verhuizen naar de gemeente [gemeente] en te bepalen dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader;
c. haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 1] in te schrijven/aan te melden bij de kinderopvang [kinderopvang] of [kinderopvang] in [plaats] ;
d. haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige 1] in te schrijven op de [basisschool] te [plaats] , zodat zij daar vanaf de leeftijd van 4 jaar naar school kan gaan.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder het volgende aangevoerd. Na de relatiebreuk tussen haar en de vader en vanwege het feit dat de vader agressief en dreigend was, is de moeder een kort geding procedure gestart om het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning te krijgen. Omdat de moeder vooruit wenst te kijken, wil zij met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verhuizen naar de gemeente [gemeente] , waar zij voor haar vertrek naar [plaats] enkele jaren woonde. Omdat de vader van [de minderjarige 2] geen toestemming geeft voor verhuizing en inschrijving op school, heeft de moeder ook ten aanzien van [de minderjarige 2] verzoeken aan de rechtbank voorgelegd.
Bij de moeder is sprake van een noodzaak om te verhuizen omdat zij onvoldoende financiële middelen heeft om de huidige woning over te nemen. De vader weigert op dit moment te onderzoeken of hij die woning kan overnemen. De moeder is naar [plaats] verhuisd voor de vader en zij heeft daar geen vrienden of familie. Die wonen in [gemeente] en omgeving. Ook voelt zij zich, vanwege het huiselijk geweld dat zich heeft afgespeeld aan het einde van de relatie met de vader en de dreiging die zij vanuit zijn netwerk ervaart, veiliger in die omgeving dan in [plaats] . De moeder kan terecht bij haar moeder in [plaats] zolang zij geen eigen huurwoning heeft. De moeder staat in de gemeente [gemeente] langer ingeschreven voor een woning (sinds 2015) dan in [plaats] (sinds 2018). Zij heeft de mogelijkheid om binnen twee jaar een eigen woning te krijgen in [gemeente] .
De moeder handelt in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] is gelet op haar leeftijd nog niet aan [plaats] gebonden. [de minderjarige 2] heeft in de periode 2016 tot en met 2019 al op school gezeten in [plaats] , te weten [basisschool] . [de minderjarige 2] kan daar ook terecht met ingang van het nieuwe schooljaar. Het is in het belang van [de minderjarige 2] dat zij in september 2023 op de nieuwe school kan starten, in plaats van dat dit halverwege het schooljaar zou gebeuren. De moeder werkt in de zorg in [plaats] . Zij is echter al aan het solliciteren in [plaats] . Omdat er voldoende werk is in de zorg verwacht zij daar direct aan de slag te kunnen. Ook wil zij graag de opleiding doktersassistente weer oppakken.
De moeder acht een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] in het belang van [de minderjarige 1] , mits dit veilig en verantwoord gebeurt. Een verhuizing naar de gemeente [gemeente] zal geen invloed hebben op de zorgregeling. De vader wil de zorgregeling namelijk laten plaatsvinden op het schip waarop hij werkt. De moeder is daarop tegen en wil dat de zorgregeling onder begeleiding plaatsvindt. [gemeente] ligt bovendien dichter bij de ligplaats van het schip dan de woning in [plaats] , waardoor de zorgregeling niet wordt beperkt en daarmee ook geen extra kosten zijn gemoeid. De moeder heeft zich gewend tot het Stadsteam van de gemeente voor hulpverlening en zij hoopt dat de vader daaraan wil meewerken ter verbetering van de onderlinge communicatie. [gemeente] is voor [de minderjarige 1] een vertrouwde omgeving omdat de moeder met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] regelmatig logeert bij haar moeder. [de minderjarige 1] is erg sociaal zodat ze snel gewend zal zijn aan een nieuwe kinderopvang. [de minderjarige 1] kan vanaf september 2023 terecht bij beide kinderopvangen. De moeder wil [de minderjarige 1] ook alvast inschrijven op [basisschool] .
3.3.
De vader heeft verweer gevoerd en gevraagd om de verzoeken van de moeder af te wijzen. Van zijn kant heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat [de minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, in het geval de moeder vervangende toestemming krijgt om te verhuizen;
b. te bepalen dat de zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling aldus zal zijn: [de minderjarige 1] verblijft in de even weken van maandag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader. Het halen en brengen zal bij helfte worden gedeeld. Vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte gedeeld, althans een door de rechtbank te bepalen zorgregeling;
c. de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn standpunt het volgende aangevoerd. De vader heeft een eigen onderneming en verblijft voor een groot deel van de tijd aan boord van zijn schip. Eind april 2023 heeft de moeder de vader geïnformeerd dat zij de relatie wenste te beëindigen. Sindsdien weigert de moeder elk contact tussen de vader en [de minderjarige 1] , en ook tussen de vader en [de minderjarige 2] die hij als zijn dochter beschouwt. De vader betwist ten stelligste dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij hem niet veilig zouden zijn. Via [de minderjarige 2] ontving de vader gedurende de kort geding procedure berichten dat de moeder voornemens was te verhuizen. De moeder heeft dit nimmer met hem besproken. De vader vreest dat de moeder hem uit het leven van [de minderjarige 1] wenst te weren. Hij heeft ervaren dat de moeder dit ook heeft geprobeerd bij de vader van [de minderjarige 2] en dat zij met elkaar nog steeds verwikkeld zijn in procedures. De vader kan niet instemmen met het hoofdverblijf van [de minderjarige 1] bij de moeder als de moeder zal verhuizen. Hij is voornemens de gezamenlijke woning toebedeeld te krijgen en als [de minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij hem heeft, kan [de minderjarige 1] in haar vertrouwde omgeving blijven. De vader kan op het schip regelen dat hij om de week met [de minderjarige 1] in zijn woning in [plaats] doorbrengt.
De moeder heeft de wens om te verhuizen, maar daartoe is volgens de vader geen noodzaak. Zij heeft immers het uitsluitend gebruik van de woning gekregen voor zes maanden. De moeder stelt dat zij de lasten van de woning in [plaats] niet kan betalen, maar zij geeft geen volledig beeld van haar financiën. Aan de moeder is bovendien inmiddels urgentie verleend door de gemeente [plaats] . De door de moeder gestelde onveiligheid in [plaats] klopt niet omdat er nooit sprake is geweest van huiselijk geweld of dreiging. Daarnaast had de moeder goed contact met het netwerk van de vader, maar heeft zij er zelf voor gekozen om deze mensen na de relatiebreuk op afstand te houden.
De moeder heeft de verhuizing ook niet goed doordacht en voorbereid. De huisvesting in [gemeente] is onzeker en het verzoek is onvoldoende concreet. De moeder lijkt zich de impact van de verhuizing niet te (willen) realiseren omdat in dat geval het door de vader gewenste (en door de moeder ongewenste) co-ouderschap niet mogelijk zal zijn. De afstand zal een uitholling van zijn vaderrol betekenen. Ook heeft de moeder aan de vader geen enkel alternatief geboden ter compensatie van de gevolgen van de verhuizing. De moeder heeft niet aangetoond dat een verhuizing in het belang is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn geworteld in [plaats] . Het is partijen niet gelukt in onderling overleg afspraken te maken. Partijen hebben zich wel aangemeld bij het Stadsteam van de gemeente [plaats] voor hulp ter verbetering van de communicatie.
Het verzoek van de moeder over inschrijving bij de kinderopvang dient ook te worden afgewezen omdat dit onvoldoende concreet is. De inschrijving op de basisschool is voorbarig gelet op de leeftijd van [de minderjarige 1] . De vader kan en wil een gelijkwaardige zorg voor [de minderjarige 1] op zich nemen.
Omdat de moeder deze procedure is gestart zonder enig overleg met de vader, zij het vonnis in kort geding niet heeft afgewacht voordat zij deze procedure aanhangig heeft gemaakt en zij in die procedures haaks op elkaar staande vorderingen/verzoeken heeft gedaan, is een veroordeling van de moeder in de proceskosten op zijn plaats.
3.5.
De moeder heeft gevraagd de zelfstandige verzoeken van de vader af te wijzen en te bepalen dat de zorgregeling zal verlopen conform het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 juli 2023 en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Ter onderbouwing heeft zij het volgende aangevoerd. De moeder gelooft niet dat de vader in staat is zijn werk zo te organiseren dat partijen gelijkwaardige zorg voor [de minderjarige 1] kunnen uitvoeren, mede gelet op het feit dat het inkomen van de vader dan zal dalen. Ook kan van de grootouders niet verwacht worden dat zij om de week een week op het schip verblijven, wat wel nodig is als zij de omgang begeleiden. De moeder procedeert niet nodeloos. Het kort geding is al aangevraagd op 8 mei en de zitting vond pas plaats op 22 juni.

4.Standpunt Raad

De Raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder zet de lijnen uit, maar zij gaat eraan voorbij dat de ouders zaken samen moeten regelen. De vader wil meer contact met [de minderjarige 1] . Dat zal bij een verhuizing van de moeder niet zo gemakkelijk zijn. De relatie tussen partijen is nog maar kort geleden verbroken en partijen moeten nog starten met hulpverlening. Het zou in beginsel in het belang van [de minderjarige 1] zijn als er een co-ouderschapsregeling zou komen. Dan zou het wenselijk zijn dat de ouders bij elkaar in de buurt wonen.

5.De beoordeling

vervangende toestemming verhuizing
5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders van [de minderjarige 1] brengt in dit geval mee dat een ouder voor verhuizing van [de minderjarige 1] toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desverzocht een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van [de minderjarige 1] , maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en [de minderjarige 1] op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen [de minderjarige 1] en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van [de minderjarige 1] , haar mening en de mate waarin zij geworteld is in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.2.
Uitgangspunt is dat de ouder bij wie [de minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel vervangende toestemming kan krijgen om te verhuizen indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing rechtvaardigen. Die ouder dient echter bij het maken van die nieuwe start niet alleen rekening te houden met de belangen van de minderjarige kinderen, maar ook met die van hun gewezen partner, met name met het oog op de aard en de omvang van zijn zorgtaken jegens de kinderen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en wijziging van de frequentie van de contacten met de andere ouder voor kinderen heel ingrijpend kunnen zijn.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende onderbouwd gesteld dat er een noodzaak is om te verhuizen. De moeder stelt dat zij zich in [plaats] onveilig voelt, onder meer door huiselijk geweld gepleegd door de vader, dat zij onvoldoende financiële middelen heeft om de gezamenlijke woning over te nemen, en dat zij lang zal moeten wachten op vervangende huisvesting in [plaats] . Daarnaast stelt de moeder dat zij, in tegen stelling tot [gemeente] , geen binding heeft met en geen sociaal netwerk heeft in [plaats] . De moeder heeft haar stellingen echter onvoldoende onderbouwd met (schriftelijke) bewijsstukken. De stelling van de moeder over de onveiligheid ziet op de relatiebreuk met de vader. Een (vermeende) dreiging met geweld van de vader, dan wel uit de familie- en vriendenkring van de vader, is echter niet gebleken. Met betrekking tot de onmogelijkheid tot huisvesting overweegt de rechtbank dat ook dit argument van de moeder niet opgaat, nu is gebleken dat de moeder inmiddels in [plaats] een urgentieverklaring heeft gekregen. Bij die toekenning heeft overigens ook de gemeente overwogen dat door de hulpverleners niet is onderbouwd dat de moeder vanwege de veiligheid niet langer in [plaats] kan blijven wonen, zodat de urgentie niet is afgegeven voor een andere gemeente. Dat de moeder bij de gemeente [gemeente] een verzoek heeft ingediend voor verzilvering van de urgentie die zij in [plaats] heeft verkregen (waar nog niet op is beslist), maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarmee is immers nog geen noodzaak voor vertrek uit [plaats] gegeven. Hierbij heeft de rechtbank ook betrokken het feit dat de moeder in het kort geding vonnis van 6 juli 2023 bij uitsluiting van de vader gerechtigd is tot het gebruik van de voormalige gezamenlijke woning tot 6 januari 2024 en dat de vader heeft toegezegd dat de moeder na ommekomst van deze periode langer in die woning mag verblijven, indien daartoe noodzaak bestaat.
Wat betreft het gestelde gebrek aan binding met en een sociaal netwerk in [plaats] is de rechtbank van oordeel dat, voor zover daar al sprake van is, de moeder deze situatie zelf heeft gecreëerd door de contacten in het netwerk uit de weg te gaan, zoals door de vader onweersproken is gesteld. Dat de moeder zich momenteel prettiger voelt in de omgeving van [gemeente] , kan de rechtbank begrijpen, maar dat is niet voldoende om de gestelde noodzaak tot verhuizing aan te nemen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de moeder met de voorgenomen verhuizing voorbijgaat aan de positie van de vader in het leven van [de minderjarige 1] en aan het recht van [de minderjarige 1] en de vader op een zo gelijkwaardig mogelijke rol van de vader. Partijen zijn nog maar kort uit elkaar. Bij vonnis in kort geding van 6 juli 2023 is een tijdelijke zorgregeling vastgesteld op grond waarvan [de minderjarige 1] op dit moment per twee weken twee dagen met overnachting bij de vader verblijft, onder de bepaling dat de regeling in onderling overleg en met behulp van de hulpverlening zal worden uitgebreid. Partijen moeten nog starten met die hulpverlening. De vader wenst toe te werken naar co-ouderschap. De rechtbank overweegt dat het weliswaar niet vaststaat dat er uiteindelijk een co-ouderschapsregeling tot stand zal komen, maar dat de moeder met een verhuizing naar [gemeente] de mogelijkheden daartoe al bij voorbaat doorkruist. Bovendien zal de zorgregeling tussen [de minderjarige 1] en de vader gemakkelijker kunnen verlopen als [de minderjarige 1] in de voor haar vertrouwde omgeving in [plaats] kan blijven wonen. Een goede samenwerking tussen de ouders is hoe dan ook noodzakelijk. Mede gelet op het feit dat de communicatie van de ouders (zeer) te wensen overlaat, bestaat het risico dat de verstandhouding tussen partijen en het overleg over [de minderjarige 1] verder zal verslechteren wanneer de moeder met [de minderjarige 1] naar de gemeente [gemeente] verhuist. Daarnaast heeft de rechtbank in overweging genomen dat het ook het meest in het belang van [de minderjarige 2] is dat zij in haar vertrouwde omgeving in [plaats] de basisschool kan afmaken.
5.4.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de moeder de verhuizing niet goed heeft doordacht en voorbereid. Zij is van plan om, in afwachting van een eigen woning in [gemeente] , met twee kinderen bij haar moeder in te trekken. Gelet op de krapte op de woningmarkt kan die situatie geruime tijd gaan duren. Allebei de kinderen worden uit hun vertrouwde omgeving gehaald, moeten wennen op een nieuwe school of kinderdagverblijf en gaan samenwonen met oma. Voor geen van de kinderen is de zorgregeling met hun vader stabiel. Verder komt uit alle voorhanden informatie het beeld naar voren dat de moeder voornamelijk haar eigen plan trekt en dat daarmee de communicatie met de vader(s) onder druk komt te staan. Dit betekent dat de rechtbank de zorg van de vader, dat hij door de verhuizing steeds meer op afstand komt te staan en zijn vaderrol wordt uitgehold, deelt. Juist gelet op haar jonge leeftijd is [de minderjarige 1] erbij gebaat dat de band met haar vader wordt gewaarborgd. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een verhuizing van de moeder met [de minderjarige 1] niet in het belang van [de minderjarige 1] .
5.5.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende en de belangen en omstandigheden van de moeder, de vader en [de minderjarige 1] tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met [de minderjarige 1] naar de gemeente [gemeente] , dient te worden afgewezen.
vervangende toestemming inschrijving kinderopvang en school
5.6.
Hierboven is overwogen dat het verzoek van de moeder tot verhuizing zal worden afgewezen. Met inachtneming hiervan dienen de verzoeken van de moeder over de inschrijving van [de minderjarige 1] op de kinderopvang en school hetzelfde lot te ondergaan. Ook deze verzoeken worden afgewezen.
hoofdverblijfplaats
5.7.
De vader heeft met betrekking tot het verzoek van de moeder over de hoofdverblijfplaats uitsluitend verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek gedaan voor het geval dat de moeder vervangende toestemming zou krijgen om te verhuizen. Nu dat verzoek van de moeder, evenals het verzoek om vervangende toestemming inschrijving kinderopvang en school wordt afgewezen, zal de rechtbank het verzoek van de moeder op dit onderdeel als op de wet gegrond en onweersproken toewijzen. Niet gebleken is dat het belang van [de minderjarige 1] zich hiertegen verzet. Het voorwaardelijke verzoek van de vader op dit onderdeel behoeft geen verdere bespreking.
zorgregeling
5.8.
De vader heeft verzocht een co-ouderschapsregeling vast te stellen. De moeder stelt zich op het standpunt dat een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] in het belang van [de minderjarige 1] is, mits dit veilig en verantwoord gebeurt. De moeder ziet een co-ouderschapregeling niet zitten. Zij meent dat de bij voormeld vonnis in kort geding vastgestelde zorgregeling kan worden voortgezet.
5.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast is komen te staan dat de bij voormeld vonnis in kort geding van 6 juli 2023 vastgestelde zorgregeling tot nu toe is nagekomen. Niet is gebleken dat de zorg van de vader voor [de minderjarige 1] niet naar behoren is verlopen. Voorts heeft de moeder, tegenover de uiteenzetting van de vader ter zitting dat hij hulp heeft gezocht om over de relatiebreuk heen te komen en extra personeel heeft aangenomen om hem op het schip te ondersteunen, onvoldoende onderbouwing gegeven om haar zorgen over de psychische gezondheid van de vader en de praktische uitvoerbaarheid van een dergelijke regeling te gronden. Gelet hierop acht de rechtbank het niet langer noodzakelijk dat de zorgregeling onder begeleiding plaatsvindt, noch door de grootouders van de vader, noch door een professionele begeleider. De rechtbank acht verder geen contra-indicaties aanwezig voor uitbreiding van de zorgregeling zoals in het kort geding vonnis is bepaald. Daarbij is de rechtbank van oordeel, gelijk de Raad heeft geadviseerd, dat een co-ouderschapsregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] op termijn tot de mogelijkheden moet behoren, waarbij in aanmerking wordt genomen dat de vader in die situatie weer de voormalige gezamenlijke woning van partijen tot zijn beschikking zal hebben. Die situatie is op dit moment echter nog niet bereikt, zodat de rechtbank een dergelijke regeling nog niet zal vaststellen. Anders dan de moeder ter zitting naar voren heeft gebracht, staat aan co-ouderschap in ieder geval niet in de weg de enkele omstandigheid dat de moeder tijdens de relatie de hoofdverzorger van [de minderjarige 1] was (omdat de man meestal op het schip was). Partijen dienen in beginsel toe te werken naar een co-ouderschapsregeling en daarbij kunnen zij ter verbetering van hun onderlinge communicatie de hulp inschakelen van het Stadsteam, waar zij zich beiden hebben aangemeld. De rechtbank acht het noodzakelijk dat beide partijen zich hier ook daadwerkelijk voor open stellen en dat zij van deze hulpverlening gaan profiteren. Dit om te voorkomen dat [de minderjarige 1] binnen afzienbare tijd geconfronteerd zal worden met een loyaliteitsconflict, dat op termijn zeer schadelijk kan zijn voor haar ontwikkeling.
5.10.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank na te melden zorgregeling vaststellen. Niet gebleken is dat het belang van [de minderjarige 1] zich hiertegen verzet. Omdat de rechtbank ter zake een vinger aan de pols wil houden zal een tijdelijke zorgregeling worden bepaald, en zal de beslissing over een definitieve zorgregeling worden aangehouden in afwachting van hulpverlening voor partijen. De rechtbank heeft wat betreft de ingangsdatum van deze zorgregeling rekening gehouden met de omstandigheid dat voor [de minderjarige 2] eveneens een tweewekelijke zorgregeling is bepaald. De vader van [de minderjarige 1] woont nu nog volledig op het schip, dat op aanzienlijke afstand van [plaats] is gelegen. Met het oog op de praktische uitvoerbaarheid van beide zorgregelingen acht de rechtbank het niet passend dat de moeder in hetzelfde weekend twee kinderen naar verschillende vaders moet brengen.
Uiteraard staat het partijen vrij na te melden zorgregeling in onderling overleg eerder uit te breiden.
kostenveroordeling
5.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Het verzoek van de vader op dit onderdeel wordt afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige 1] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
6.2.
stelt, totdat nader wordt beslist, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarige [de minderjarige 1] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft bij de vader:
met ingang van de eerste week na de datum van deze beschikking (= week 38):
Een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige 1] steeds naar de vader brengt en de vader haar weer naar de moeder terugbrengt;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de verzoeken van de moeder over de verhuizing en de inschrijving van [de minderjarige 1] op de kinderopvang en de basisschool af;
6.5.
wijst het verzoek van de vader om de moeder in de proceskosten te veroordelen af;
6.6.
houdt de zaak met betrekking tot de zorgregeling
PRO FORMAaan tot
18 juni 2024, in afwachting van berichten van (de advocaten van) partijen over de stand van zaken van de hulpverlening van het Stadsteam van de gemeente [gemeente] aan partijen ter verbetering van hun onderlinge communicatie, en over het verloop van de zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voorzitter, mr. A.S. van Leeuwen en mr. R.M. van Diepen, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.