ECLI:NL:RBNHO:2023:9046

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10461122 \ WM VERZ 23-290
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen beslissing officier van justitie inzake onnodig geluid met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het veroorzaken van onnodig geluid als bestuurder van een motorvoertuig. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 30 juni 2023 zijn zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, onnodig geluid veroorzaken, niet volledig was onderbouwd. De verklaring van de verbalisanten was summier en er was onvoldoende bewijs dat betrokkene de gedraging had begaan. De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd naar R419, die betrekking heeft op het geven van signalen op een niet-toegestane wijze, en het bedrag van de boete verlaagd naar € 150,00. Tevens is bepaald dat de officier van justitie het teveel betaalde bedrag aan betrokkene moet terugbetalen.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 1.284,75, omdat hij deels in het gelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10461122 \ WM VERZ 23-290
CJIB-nummer : 250081406
Uitspraakdatum : 14 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : Appjection B.V. (T. Fleuren)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet is begaan. De verklaring van de verbalisant is summier, er wordt enkel aangegeven dat betrokkene met hoge snelheid zou hebben gereden en zou hebben geclaxonneerd. Hiervoor is een andere feitcode van toepassing. Daarnaast is betrokkene ten onrechte niet staande gehouden.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht de feitcode te wijzigen en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
2.4.
Betrokkene heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisanten blijkens de toelichting in het zaakoverzicht op de fiets reden en uit de stukken blijkt dat betrokkene in een auto reed en met verhoogde snelheid van hen wegreed. De boete is daarom terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
2.5.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisanten zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Wij, verbalisanten zagen tijdens onze surveillance betrokken voertuig ons tegemoet rijden. Toen het voertuig nagenoeg naast ons reed hoorden wij de bestuurder van het voertuig claxonneren. Wij zagen dat hiertoe geen enkele aanleiding was. Toen wij ons omkeerden om de bestuurder van het voertuig aan te spreken zagen wij dat het voertuig met verhoogde snelheid verder reed. Na een korte achtervolging konden wij bij een verkeerslicht het kenteken van betrokken voertuig vaststellen. (…)”
De kantonrechter ziet, gelet op de verklaring van de verbalisanten, aanleiding om de feitcode te wijzigen in feitcode R419 die hoort bij de gedraging “signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan”. Volgens vaste rechtspraak van het hof is het geoorloofd om de feitcode te wijzigen als de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Nu ook gemachtigde heeft verzocht tot wijziging van de feitcode en de hoogte van het bedrag van de boete van laatstgenoemde gedraging lager is, te weten € 150,00, dan het bedrag van de boete van de in de inleidende beschikking genoemde gedraging, is de kantonrechter van oordeel dat de betrokkene door de wijziging van de feitcode niet in zijn belangen is geschaad.
2.6.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene deels gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie, gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking in zoverre, dat de omschrijving van de gedraging en de bijbehorende feitcode wordt vastgesteld op “signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan” (feitcode R419) en het bedrag van de boete op € 150,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: