ECLI:NL:RBNHO:2023:9044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10420987 \ WM VERZ 23-210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de proceskostenvergoeding in een verkeersboetezaak. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie had een kostenvergoeding van € 405,75 toegewezen, maar de betrokkene was van mening dat deze onjuist was vastgesteld. De betrokkene stelde dat de officier ten onrechte had aangenomen dat zijn zaak samenhangend was met achttien andere zaken, terwijl de feiten en omstandigheden in zijn zaak wezenlijk verschilden van die in de andere zaken.

De zitting vond plaats op 30 juni 2023, waar zowel de gemachtigde van de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De kantonrechter overwoog dat de zaak wel degelijk als samenhangend kon worden beschouwd met vijftien andere zaken, omdat er sprake was van identieke beroepen en geen hoorzitting had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de werkzaamheden in deze zaken als (nagenoeg) identiek konden worden beschouwd, wat de beslissing van de officier van justitie rechtvaardigde.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen de proceskostenvergoeding ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10420987 \ WM VERZ 23-210
CJIB-nummer : 250636709
Uitspraakdatum : 14 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : Verkeersboete.nl (P.C. van den Aarsen)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen waarbij een kostenvergoeding is toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
Het geschil bij de kantonrechter beperkt zich tot de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding.
2.2.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 405,75 toegekend.
2.3.
Betrokkene voert aan dat de officier van justitie de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat ten onrechte is aangenomen dat er sprake is van een samenhangende zaak met achttien andere zaken. Op de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene toegelicht dat de werkzaamheden in deze zaak niet nagenoeg identiek zijn met de andere zaken, omdat het gaat om verschillende feitcodes, verschillende feitencomplexen en verschillende pleeglocaties.
2.4.
De officier van justitie heeft op de zitting gesteld dat de zaak terecht als samenhangend is beschouwd met de andere in de beslissing genoemde zaken, omdat sprake is van identieke beroepen, er geen hoorzitting is geweest en de beroepen gelijktijdig en om dezelfde reden gegrond zijn verklaard.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de zaak als samenhangend kan worden beschouwd met vijftien van de andere zaken die de officier van justitie in de beslissing heeft genoemd. Uit de stukken blijkt dat in de zaak waar het hier om gaat en de andere vijftien zaken een gelijkluidend beroepschrift is ingediend, waarin de gedraging alleen in algemene zin wordt ontkend en er een identiek standaardmatig beroep op het verdedigingsbeginsel wordt gedaan. Verder geldt voor al die zaken dat er geen nadere gronden zijn ingediend, geen hoorzitting is geweest en de zaken gelijktijdig en om dezelfde reden gegrond zijn verklaard. De werkzaamheden in deze zaken kunnen dus als (nagenoeg) identiek worden beschouwd, zodat sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.6.
Dat mogelijk andere van de achttien zaken die de officier van justitie in de beslissing heeft genoemd niet als samenhangend kunnen worden beschouwd, maakt niet uit. De kantonrechter kan en moet immers alleen oordelen over de zaak waar het hier om gaat, en ten aanzien van deze zaak is dus in ieder geval terecht samenhang aangenomen met vijftien andere zaken.
2.7.
De kantonrechter zal het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie om die reden ongegrond verklaren en het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.
De uitspraak
De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 16 november 2022 met betrekking tot de proceskostenvergoeding ongegrond;
 wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: