In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het negeren van een rood verkeerslicht. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene en diens gemachtigde waren niet verschenen.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. Betrokkene voerde aan dat het verkeerslicht op oranje stond en dat er geen bewijs was voor de gedraging. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter oordeelde dat uit de stukken, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter wees erop dat een enkele ontkenning van betrokkene niet voldoende was om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Betrokkene had verzocht om bewijs in de vorm van een foto, maar de kantonrechter stelde vast dat het niet noodzakelijk is dat een gedraging door middel van fotoapparatuur wordt vastgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.