ECLI:NL:RBNHO:2023:8973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
10446264 \ WM VERZ 23-255
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig.

De kantonrechter heeft de gedraging beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene inderdaad een mobiele telefoon vasthield tijdens het rijden. De betrokkene voerde aan dat er een houder in de auto aanwezig was en dat er twijfels bestonden over het tijdstip van de overtreding en het kenteken. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grond bood voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de betrokkene niet voldoende onderbouwde argumenten had aangedragen om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter gaf aan dat hoger beroep mogelijk is binnen zes weken na de dag van toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10446264 \ WM VERZ 23-255
CJIB-nummer : 245640951
Uitspraakdatum : 16 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft aangevoerd dat er een houder in de auto zit voor de telefoon. Betrokkene twijfelt ook aan het tijdstip. Betrokkene heeft het vermoeden dat er een onjuist kenteken is genoteerd, omdat er ook geen foto of staandehouding is geweest.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
de beoordeling van het verweer met betrekking tot de staandehouding
Relevant is of artikel 5 van de Wahv is geschonden. De verbalisant heeft verklaard dat de reden dat geen staandehouding heeft plaatsgevonden de volgende was: “(…)
niet mogelijk in verband met gevaarzitting onopvallend voertuig niet voorzien van een transparant (…)”. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de verbalisant geen middelen zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen voorhanden had. Bovendien is de gedraging geconstateerd op een snelweg. Het is naar het oordeel van de kantonrechter niet mogelijk om – op een veilige en verantwoorde wijze – rijdend in een onopvallend voertuig zonder stopmiddelen de aandacht van de bestuurder van een ander voertuig te trekken en dit is daarom geen reële mogelijkheid. Aldus biedt de verklaring van de verbalisant voldoende grond voor het oordeel dat zich in het onderhavige geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
2.5.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staande houden, omdat onopvallend voertuig. Ik zag dat de bestuurder van het genoemde voertuig tijdens het rijden een mobiele telefoon met de rechterhand vasthield. Ik zag namelijk dat de bestuurder van de bovengenoemde personenauto een mobiele telefoon vasthield in zijn rechterhand tijdens het rijden en naar het scherm keek. Ik heb deze waarnemingen gedaan door het genoemde voertuig langzaam in te halen, waarbij ik 3 seconden duidelijk en onbelemmerd in het genoemde voertuig kon kijken. (…)Reden geen staandehouding: niet mogelijk in verband met gevaarsetting, onopvallend voertuig niet voorzien van transparant.”
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat de bestuurder een mobiele telefoon in zijn rechterhand hield en naar het scherm keek. Daarnaast heeft de verbalisant drie seconden duidelijk en onbelemmerd in het voertuig kunnen kijken. Verbalisanten zijn getraind om dit soort waarnemingen te doen. Hetgeen betrokkene heeft aangevoerd is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: