In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het daarvoor bestemde voertuig. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het standpunt gehandhaafd en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken in het dossier, waaronder een aanvullende verklaring van de verbalisant en foto’s van de gedraging. De kantonrechter concludeert dat de gedraging voldoende is komen vast te staan. Betrokkene voerde aan dat hij het bord niet had gezien en dat de parkeerplaats onduidelijk was aangegeven. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de parkeervakken duidelijk zijn aangegeven en dat betrokkene op het gereserveerde parkeervak stond geparkeerd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de boete te matigen, ondanks de argumenten van betrokkene over de hoogte van de boete voor soortgelijke gedragingen.
Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.