ECLI:NL:RBNHO:2023:8835

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10392608 \ WM VERZ 23-196
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het daarvoor bestemde voertuig. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het standpunt gehandhaafd en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de stukken in het dossier, waaronder een aanvullende verklaring van de verbalisant en foto’s van de gedraging. De kantonrechter concludeert dat de gedraging voldoende is komen vast te staan. Betrokkene voerde aan dat hij het bord niet had gezien en dat de parkeerplaats onduidelijk was aangegeven. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de parkeervakken duidelijk zijn aangegeven en dat betrokkene op het gereserveerde parkeervak stond geparkeerd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de boete te matigen, ondanks de argumenten van betrokkene over de hoogte van de boete voor soortgelijke gedragingen.

Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10392608 \ WM VERZ 23-196
CJIB-nummer : 246547732
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene voert aan dat hij het bord niet heeft gezien en stelt dat de invalideplaats onduidelijk is aangegeven, mede door het smalle karakter van de straat. Daarnaast is het onduidelijk of het bord geldt voor het vak links of rechts van het bord. De blauwe lijn loopt gewoon door, waardoor betrokkene in de veronderstelling was dat dit een blauwe zone was waar hij de parkeerschijf kon gebruiken. De gemachtigde stelt tevens dat de hoogte van het boetebedrag in onderhavige zaak zou moeten worden gematigd omdat de boetebedragen voor soortgelijke gedragingen met de feitcodes R402a en R402b per 1 maart 2022 ook zijn verlaagd.
Verklaring verbalisant
2.4.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Ik trof het voertuig met kenteken [kenteken] geparkeerd aan op de Dokter Weversstraat ter hoogte van huisnummer 29. De parkeerplek waarop dit voertuig geparkeerd stond is gereserveerd voor houders van een gehandicapten parkeerkaart. Dit staat aangegeven met een bord E6 met onderbord “[kenteken]”….”.
Beoordeling kantonrechter
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit raadpleging van het openbaar toegankelijk topografisch materiaal via Google Maps en Street View is het de kantonrechter bovendien gebleken dat de parkeervakken ter plaatse duidelijk zijn aangegeven middels afwijkende lichtgekleurde bestrating. Tevens blijkt uit de foto’s van de gedraging dat het voor de gemiddelde weggebruiker voldoende duidelijk zou moeten zijn welk parkeervak is gereserveerd voor het middels het onderbord aangewezen gehandicaptenvoertuig en dat betrokkene op dit gereserveerde parkeervak stond geparkeerd. De boete is dus terecht opgelegd.
2.6.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De hoogte van de boete is vastgesteld in de bijlage bij de WAHV. Dat de hoogte van de boete voor andere gedragingen met ingang van 1 maart 2022 is verlaagd doet daar niet aan af.
2.7.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.8.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: