ECLI:NL:RBNHO:2023:8833

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10392592 \ WM VERZ 23-194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van feitcode en boetebedrag in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De zaak betreft een overtreding van de geslotenverklaring van een weg, waarvoor een boete was opgelegd. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om wijziging van de feitcode en het boetebedrag. De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd naar R550A en het boetebedrag vastgesteld op € 95,00, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard.

De kantonrechter heeft ook de proceskostenvergoeding behandeld. De gemachtigde van betrokkene heeft verzocht om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, die door een derde beroepsmatig is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen, en heeft de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 866,25, die door de Staat der Nederlanden moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10392592 \ WM VERZ 23-194
CJIB-nummer : 248035180
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om de feitcode en het boetebedrag te wijzigen en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van officier van justitie verzocht om de feitcode te wijzigen in R550A- handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen (bord C1) wegen algemeen. De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de feitcode zal worden gewijzigd zoals is voorgesteld. Daarbij hoort het destijds geldende boete bedrag van € 95,00. Voor het overige verklaart de kantonrechter het beroep ongegrond.
Proceskosten
2.4.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Daarbij is in de fase van de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00)
2.5.
De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in drie zaken, welke door de kantonrechter als samenhangende zaken worden beschouwd. Onderhavige zaak is immers gelijktijdig met de zaken met kenmerk 10392599 WM VERZ 23-195 en 10392611 WM VERZ 23-197 behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn. Deze zaken worden op grond artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak. Dat betekent dat de wegingsfactor voor samenhangende zaken wordt toegepast, in dit geval 1,0. De hoogte van de vergoeding in de fase van de kantonrechter zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen (1 punt voor het beroepschrift) worden vastgesteld op € 418,50 (1 x € 837,00 x 0,5 x 1,0) voor deze genoemde zaken samen.
De uitspraak
De kantonrechter:
 verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het boetebedrag in de inleidende beschikking;
 wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als omschrijving van de gedraging luidt ‘handelen in strijd met geslotenverklaring (bord C1) wegen algemeen’ en als feitcode ‘R550A';
 wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt vastgesteld op een bedrag van € 95,00 (met handhaving van de administratiekosten);
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
 veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
 bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: