ECLI:NL:RBNHO:2023:8830

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10406847 \ WM VERZ 23-203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. van Zon van Appjection B.V., heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het eerdere beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie aangegeven de beslissing niet te handhaven en verzocht om het beroep gegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er geen reële mogelijkheid was om betrokkene staande te houden. Betrokkene voerde aan dat hij slechthorend is en een gehoorapparaat gebruikt, wat zijn handelen beïnvloedde. De verklaring van de verbalisant werd door de gemachtigde van betrokkene betwist, met de stelling dat deze niet onder ambtseed was afgelegd. De kantonrechter volgde de redenering van de officier van justitie en oordeelde dat de boete niet terecht was opgelegd.

De uitspraak resulteerde in een gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, en toewijzing van de proceskostenvergoeding aan betrokkene ter hoogte van € 1.284,75. De kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen dit bedrag aan betrokkene terug te betalen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10406847 \ WM VERZ 23-203
CJIB-nummer : 248792992
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : D. van Zon, Appjection B.V. te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene stelt dat hij slechthorend is en daarom een gehoorapparaat heeft. Als de telefoon overgaat, gaat ie na drie keer vanzelf aan in mijn gehoorapparaat. Als dat niet zo is, versta ik niets, aldus betrokkene. Betrokkene stelt tevens dat hij geen zwarte, maar een oranjekleurige telefoon gebruikt. Daarnaast stelt de gemachtigde van betrokkene dat betrokkene had moeten worden staandegehouden. Gemachtigde stelt dat de verklaring van de verbalisant dat zij onderweg waren vanaf een incident onvoldoende is. Dat geldt tevens voor de verklaring van de verbalisant dat er geen geschikte ruimte was om staande te houden. Al het voorgaande leidt tot het verzoek de boete te vernietigen, aldus gemachtigde. Ten slotte stelt de gemachtigde dat aan de toelichting van de verbalisant in het zaakoverzicht geen bijzondere bewijskracht toekomt, omdat deze niet onder ambtseed is opgesteld en niet is ondertekend.
Verklaring verbalisant
2.4.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met de rechterhand, ter hoogte van het oor, vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig naar het mobiel elektronisch apparaat kunnen kijken. Ik zag zwart van kleur. Mobiele telefoon. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staandehouden, omdat onderweg naar incident. (…)
Reden geen staandehouding: wij waren onderweg vanaf een incident en moesten naar het bureau voor de afhandeling. Bij het passeren van het BP tankstation zag ik dat betrokkene bij het verlaten van het BP tankstation een mobiele telefoon met zijn linkhand tegen zijn linkeroor hield en dat betrokkene in gesprek was. Wij passeerden betrokkene. Ik zag dat betrokkene accelereerde en ons weer voorbij reed. Hij nam de afrit naar de A7. Ik zag dat betrokkene hierbij de telefoon naar zijn rechterhand had verplaatst en tegen zijn rechteroor hield. Wij hadden geen geschikte ruimte om betrokkene te doen stilhouden.“
Standpunt officier van justitie
2.5.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht onvoldoende is om te concluderen dat er geen reële mogelijkheid was de bestuurder staande te houden. De officier van justitie heeft de verbalisant verzocht een nadere toelichting te geven, maar de verbalisant heeft hierop niet gereageerd. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding is geweest en moet ervan worden uitgegaan dat de boete dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
Beoordeling kantonrechter
2.6.
De gemachtigde voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring is. De gemachtigde verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden [1] . Anders dan het gerechtshof voorheen heeft gedaan, kan uit het enkele feit dat zich in het dossier een zaakoverzicht bevindt, niet worden aangenomen dat de daarin vervatte verklaring van de verbalisant op ambtseed of ambtsbelofte is afgelegd. In deze zaak heeft de verbalisant de gegevens op digitale wijze aangeleverd. Nu een handtekening ontbreekt, is van een ambtsedige verklaring geen sprake. Dit neemt niet weg dat de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd (ECLI:NL:GHARL:2017:7299). Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
2.7.
Met betrekking tot de staandehouding volgt de kantonrechter de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat het beroep gegrond is en de beslissing van officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zullen worden vernietigd.
2.8.
Gelet op de gegrondverklaring bepaalt de kantonrechter dat de overige beroepsgronden geen bespreking meer behoeven.
Proceskosten
2.9.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 april 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2017:2855.