ECLI:NL:RBNHO:2023:883

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
9716593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de berekeningen van het SV-dagloon en verzoek om tussentijds hoger beroep in een arbeidsongeschiktheidskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de besloten vennootschappen Asito Personeelsdiensten B.V. en Asito Cure Noord West B.V. Het geschil betreft de berekening van het SV-dagloon waarop de betaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid is gebaseerd. In een eerder tussenvonnis van 21 september 2022 is Asito in de gelegenheid gesteld om de berekeningen van het SV-dagloon over de periode van augustus 2019 tot augustus 2022 over te leggen. Asito heeft hierop gereageerd met een akte waarin de berekeningen zijn toegelicht. [Eiseres] heeft hierop gereageerd en verzocht om tussentijds hoger beroep, wat door de kantonrechter is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheden van [eiseres] niet voldoende zijn om van de regel af te wijken dat hoger beroep tegen een tussenvonnis alleen tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld.

De kantonrechter heeft vervolgens de berekeningen van het SV-dagloon beoordeeld. Het geschilpunt betreft of het SV-loon juist is berekend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] geen recht heeft op loon of ziekengeld over onbetaald verlof en dat de arbeidsomvang zoals door Asito is gehanteerd, als uitgangspunt moet worden genomen. Asito heeft erkend een fout te hebben gemaakt in de referteperiode en heeft een nieuwe berekening gemaakt, die door de kantonrechter als correct is beoordeeld. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] tot betaling van € 430,91 bruto toegewezen, evenals de wettelijke verhoging en rente, maar heeft de vordering voor het overige afgewezen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9716593 \ CV EXPL 22-1097
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. R. Muurlink
[toevoeg. nr.: 4OX3719]
tegen

1.de besloten vennootschapAsito Personeelsdiensten B.V.2. de besloten vennootschap Asito Cure Noord West B.V.

gevestigd te Almelo
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: Asito
gemachtigde: mr. A. Weijermars - Kalatozova

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de kantonrechter Asito in de gelegenheid gesteld om bij akte de berekeningen van het SV-dagloon over de periode van augustus 2019 tot augustus 2022 over te leggen.
1.2.
Asito heeft bij akte van 19 oktober 2022 de berekeningen van het SV-dagloon over de genoemde periode overgelegd en toegelicht.
1.3.
[eiseres] heeft daarop bij akte van 16 november 2022 geantwoord en een verzoek tot tussentijds hoger beroep gedaan.
1.4.
Asito heeft bij akte van 11 januari 2023 gereageerd op het verzoek tot tussentijds hoger beroep.
2. De verdere beoordelingHet verzoek om tussentijds hoger beroep2.1. [eiseres] verzoekt om tussentijds hoger beroep in te stellen en voert daartoe aan dat zij belang heeft bij het instellen van hoger beroep, omdat in het tussenvonnis een beslissing is genomen met betrekking tot één van de meest principiële discussiepunten tussen partijen.
2.2.
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv van een tussenvonnis slechts tegelijk met dat van het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door [eiseres] aangevoerde omstandigheden geen omstandigheden die maken dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De kantonrechter is verder van oordeel dat ook een voortvarende procesvoering meebrengt dat het verzoek om tussentijds hoger beroep toe te staan moet worden afgewezen. De kantonrechter wijst het verzoek daarom af. Dit leidt ertoe dat de verweren die [eiseres] in haar akte heeft aangevoerd ten aanzien van de arbeidsomvang en de producties die zij daarbij heeft overgelegd, buiten beschouwing zullen worden gelaten.
De dagloonberekeningen
2.3.
In het tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de kantonrechter Asito in de gelegenheid gesteld om berekeningen over te leggen van het SV-dagloon over de periode van augustus 2019 tot augustus 2022. Het geschilpunt dat moet worden beoordeeld betreft dan ook alleen nog de vraag of het SV-loon waarop de betaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd, juist is berekend en niet of dit loon is gebaseerd op een juiste arbeidsomvang. In het tussenvonnis is immers in 4.4 en 4.5. overwogen dat [eiseres] vanaf augustus 2019 geen recht heeft op loon/ziekengeld over het genoten onbetaald verlof. De arbeidsomvang zoals door Asito gehanteerd bij de vaststelling van het SV-dagloon, moet daarom tot uitgangspunt worden genomen.
2.4.
Gelet op het oordeel in het tussenvonnis, treffen de verweren van [eiseres] voor zover deze zien op de wijze waarop de arbeidsomvang is bepaald, met het oog op de betaling van het loon bij ziekte, dan ook geen doel.
2.5.
De kantonrechter overweegt verder dat ook het beroep van [eiseres] op de redelijkheid en billijkheid niet tot een ander oordeel leidt. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, bestaat geen recht op loon tijdens ziekte, voor zover dit uren van onbetaald verlof betreft. Dat ook voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid een omvang aan gewerkte uren van 23,5 uur per week zou hebben bestaan, is niet komen vast te staan. De kantonrechter verwijst hiervoor naar de overwegingen hierover in het tussenvonnis.
2.6.
[eiseres] heeft verder verweer gevoerd tegen de wijze waarop Asito de werkdagen in de referteperiode heeft vastgesteld. Asito heeft in reactie daarop erkend dat zij ten onrechte is uitgegaan van een referteperiode van 66 dagen, in plaats van 65 dagen. Zij heeft een nieuwe berekening gemaakt, gebaseerd op een referteperiode van 65 dagen, en heeft bij akte toegezegd dat zij het verschil van € 430,91 bruto bij de volgende salarisronde aan [eiseres] zal nabetalen. Omdat deze berekening is gemaakt op basis van 65 dagen, zoals door [eiseres] aangegeven, gaat de kantonrechter ervan uit dat deze berekening nu wel in overeenstemming is met de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en dat deze nabetaling op korte termijn, uiterlijk bij de salarisronde van februari 2023, aan [eiseres] zal worden overgemaakt. Voor zover [eiseres] betaling vordert op straffe van een dwangsom, zal dit worden afgewezen. Asito heeft immers bevestigd dat zij op korte termijn deze restantbetaling aan [eiseres] zal overmaken.
2.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen tot een bedrag van € 430,91 bruto en voor het overige zal afwijzen.
2.8.
De wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen, over het toegewezen bedrag. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 20%.
2.9.
De wettelijke verhoging over de salarisbetaling van september tot en met december 2021 zal worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat Asito tot 24 november 2021, de datum waarop UWV aan Asito mededeelde dat tot 10 augustus 2022 een loonsanctie zou gelden, redelijkerwijs in de veronderstelling heeft kunnen verkeren dat zij na 10 augustus 2021 het loon niet meer hoefde door te betalen. De kantonrechter verwijst hiervoor naar de brieven van het UWV aan Asito van 28 juni 2021 (overgelegd als productie 10 bij dagvaarding) en 24 november 2021 (overgelegd als productie 8 bij dagvaarding). Aangezien Asito na ontvangst van de brief van UWV van 24 november 2021 tot nabetaling van het loon is overgegaan, bestaat geen aanleiding tot het toepassen van de wettelijke verhoging over deze loonbetaling.
2.10.
[eiseres] vordert ook betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Asito heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Deze kosten zullen worden toegewezen, in overeenstemming met het in hoofdsom toegewezen bedrag.
2.11.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn, dat [eiseres] per 1 januari 2022 een arbeidsovereenkomst heeft met Asito Personeelsdiensten B.V. Omdat Asito Cure Noord West B.V. nog gedurende een jaar mede aansprakelijk is voor de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, zullen beide gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld.
2.12.
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis, tot betaling aan [eiseres] van het netto-equivalent van € 430,91 bruto, onder overlegging van de daarbij behorende bruto-netto specificatie;
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de wettelijke verhoging van 20% over het onder 3.1. genoemde bedrag;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de wettelijke rente over de onder 3.1. en 3.2. gevorderde bedragen, vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 64,64 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter