ECLI:NL:RBNHO:2023:8793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/15/339119 / JU RK 23-645
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wegens ongewijzigde zorgsituatie en middelengebruik van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 mei 2023 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft te maken met ernstige problemen rondom alcohol- en drugsgebruik, waardoor de veiligheid van het kind niet langer gewaarborgd kan worden. De moeder ontkent de zorgen en houdt zich niet aan de veiligheidsafspraken die zijn gemaakt in het kader van de hulpverlening. Ondanks de inzet van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, en de hulpverlening, is het de moeder niet gelukt om een veilige opvoedsituatie te creëren. De vader van [de minderjarige] heeft verzocht om de uithuisplaatsing te beëindigen en het kind bij hem te plaatsen, maar ook hij heeft niet de benodigde samenwerking met de GI getoond om dit te realiseren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 8 juni 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader en de moeder afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een veilige terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder of een zorgregeling met de vader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/339119 / JU RK 23-645
Datum uitspraak: 9 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
mentor: mevrouw D. van der Wal-Poll van Apollo Insolventie te Avenhorn,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 mei 2023 en de daarin vermelde stukken;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen van de vader van 4 mei 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
  • de brief van de moeder van 4 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 5 mei 2023.
1.2
Bij de hiervoor genoemde beschikking van 1 mei 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin tot 29 mei 2023. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden en de behandeling daarvan is bepaald op de zitting van 9 mei 2023, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
1.3
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaken behandeld tijdens de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van de Pol;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de mentor van de moeder [mentor] .
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn sinds [datum] belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juni 2021 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna bij beschikking van 8 september 2021 definitief is uitgesproken en bij beschikking van 17 mei 2022 tot 8 juni 2023 is verlengd.
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 mei 2023 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin tot 29 mei 2023.

3.De verzoeken

3.1
De GI heeft op 1 mei 2023 verzocht een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
De GI heeft dat verzoek als volgt onderbouwd.
Het afgelopen jaar heeft de GI met moeder verder gewerkt aan het creëren van een veilige opvoedsituatie voor [de minderjarige] bij haar. Ten behoeve daarvan biedt SIG momenteel één keer per week ambulante opvoedondersteuning aan moeder. SIG ziet dat moeder goed contact heeft met haar zoon en dat zij zich ontwikkelt in de ouderrol. Moeder stimuleert [de minderjarige] , is fysiek en emotioneel beschikbaar en biedt hem grenzen. Het frequente contact van moeder met vader is afgelopen tijd sterk verminderd, waardoor moeder zich beter kan focussen op zichzelf en de zorg voor [de minderjarige] . De hulpverlening vanuit SIG aan moeder is recent wat afgeschaald, omdat moeder veel belasting ervoer door de verschillende betrokken instanties en de verplichtingen die hierbij komen kijken.
3.3
Ondanks dat moeder positieve stappen zet in haar rol als opvoeder voor [de minderjarige] , bestaan nog steeds grote zorgen rondom haar alcoholgebruik. Moeder heeft het afgelopen jaar driemaal een ernstige terugval gehad. De laatste keer duurde de terugval twee weken, waarbij zij ook harddrugs heeft gebruikt. Moeder is in eerste instantie niet eerlijk naar de GI over haar alcohol- en/of drugsgebruik. De meldingen hierover worden bij de GI gemaakt vanuit het netwerk van moeder. Moeder ontkent dit vervolgens en zij bagatelliseert de zorgen. Door haar middelengebruik is de moeder verminderd beschikbaar voor [de minderjarige] . Wanneer moeder gebruikt, draagt zij de zorg over [de minderjarige] over aan haar zus. De GI is van mening dat dit geen goed voorbeeld voor [de minderjarige] is. Daarnaast heeft de verminderde fysieke en emotionele beschikbaarheid van moeder mogelijk nadelige gevolgen voor de hechtingsrelatie tussen moeder en [de minderjarige] . De GI heeft naar aanleiding van de laatste terugval veiligheidsafspraken met moeder gemaakt. Moeder houdt zicht vervolgens niet aan de veiligheidsafspraken, waardoor de veiligheid van [de minderjarige] in het geding komt en de afspraken continu bijgesteld moeten worden.
3.4
Op 4 april 2023 heeft de GI samen met moeder en de hulpverlening opnieuw veiligheidsafspraken gemaakt. Om de overbelasting bij moeder te verminderen zou [de minderjarige] doordeweeks drie dagen naar de opvang gaan en de weekenden logeren bij tante mz. Ook was de afspraak dat moeder in een terugval of wanneer zij beslist om alcohol te gaan drinken, dit niet in aanwezigheid van [de minderjarige] te doen, maar de zorg over te dragen aan tante mz. Op dit moment lukt het moeder niet om zich te houden aan de veiligheidsafspraken waardoor de veiligheid van [de minderjarige] niet meer gewaarborgd kan worden. De GI maakt zich ernstig zorgen over de acute veiligheid van [de minderjarige] bij moeder. Het gaat niet goed met moeder. Dat geeft ze ook zelf aan. Moeder stopt niet met drinken, drinkt (9 liters) ook in het bijzijn van [de minderjarige] zonder dat zij zorgdraagt voor een betrouwbaar gebleken veilige volwassene voor [de minderjarige] . Daarbij is moeders zus weggevallen als belangrijk persoon uit het netwerk. Moeder is het vertrouwen in haar zus verloren en wil niet meer dat [de minderjarige] de weekenden bij haar zus is. Daarnaast is moeder van mening dat ze voor [de minderjarige] kan zorgen, ook als ze veel drinkt. Moeder ziet duidelijk geen oorzaak/gevolg. Ook laat zij zien dat zij geen zelfinzicht heeft, legt de schuld van alles bij anderen neer. Moeder heeft ook het contact met de Brijder verbroken. Moeder vindt dat ze ook met het overmatig gebruik van alcohol voor [de minderjarige] kan zorgen. Moeder lijkt chronisch te worden overvraagd in de zorg voor [de minderjarige] en gaat daarom/blijft mogelijk drinken omdat ze even alles los kan laten.
3.5
De GI kan op dit moment geen veiligheidsplan met moeder maken, omdat moeder meerdere malen niet betrouwbaar is geweest in de afspraken. Ook lukt dit niet met inzet van de hulpverlening, zij weten van dit forse middelmisbruik, maar willen het niet schriftelijk delen uit angst voor verlies van de samenwerking met moeder. De GI ziet verder ook geen andere mogelijkheden binnen moeders netwerk.
3.6
De GI heeft ter zitting van 9 mei 2023 haar resterende verzoek en standpunt ten aanzien van de uithuisplaatsing gehandhaafd en nader toegelicht.
De vader is volgens de GI geen beschikbare en betrouwbare factor omdat hij zich alleen zorgen om [de minderjarige] maakt als de moeder het contact met hem verbreekt, omdat hij zich niet aan de afspraken houdt en onvoldoende bereid is tot samenwerking met de GI, waardoor onder meer het contactherstel tussen hem en [de minderjarige] niet mogelijk is.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1
In haar brief van 4 mei 2023 heeft de moeder te kennen gegeven dat zij er enorm van geschrokken is dat de gezinsmanager onverwachts met vijf man politie aan haar deur stond. Haar vertrouwen in de gezinsmanager is geschaad, ze kan niet goed met de gezinsmanager overweg. Ze voelt een enorme boosheid en frustratie als ze met de gezinsmanager in contact staat. Momenteel heeft ze de gezinsmanager overal geblokkeerd en heeft het verzoek voor een andere gezinswerker via de leidinggevende ingediend waar geen gehoor aan wordt gegeven. Dat is ook de reden waarom de moeder niet bij de zitting verschijnt.
4.2
De moeder wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] na vier weken weer thuis komt wonen, indien mogelijk in samenspraak met deeltijd of weekend pleegzorg. Ze zal de afspraken met de Brijder weer hervatten, stoppen met de drank en haar medicatie weer innemen.
Tot die tijd zou de moeder ook graag willen dat de bezoeken in een vertrouwde omgeving bij haar thuis plaatsvinden.
4.3
De mentor heeft namens de moeder ter zitting van 9 mei 2023 te kennen gegeven dat de moeder absoluut niet wil dat [de minderjarige] bij de vader wordt geplaatst.
4.4
De vader heeft bij verweerschrift van 4 mei 2023 verzocht de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin onmiddellijk te beëindigen en te bepalen dat de GI in het belang van [de minderjarige] handelt door hem bij de vader te plaatsen. Subsidiair heeft de vader verzocht te bepalen dat op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld dat [de minderjarige] volledig bij zijn vader verblijft zodat moeder kan werken aan haar problematiek.
4.5
De vader meent dat de GI zijn zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] bij de moeder vanaf december 2022 heeft genegeerd en ook zijn bereidheid om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. Zijn rol als vader wordt door de GI niet serieus genomen; zijn voorstellen worden telkens verworpen en aan hem worden alleen voorstellen gedaan waar het gaat om minimale uitbreiding van de omgang. De GI heeft ook door onderhavig verzoek tot spoedmachtiging van [de minderjarige] in een pleeggezin niet de gezinsband tussen vader en [de minderjarige] en tussen [de minderjarige] en zijn broers willen bevorderen. De GI stelt onterecht het belang van hechting tussen de moeder en [de minderjarige] boven het belang van [de minderjarige] veiligheid en het belang van hechting tussen de vader en [de minderjarige] , aldus de vader.

5.De beoordeling

5.1
In wat ter zitting naar voren is gekomen heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 1 mei 2023 geformuleerde oordeel over de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te wijzigen. Die beschikking zal dus worden gehandhaafd.
5.2
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de veiligheid van [de minderjarige] bij de moeder niet langer gewaarborgd kan worden wegens haar alcohol- en/of drugsgebruik. De moeder ontkent en bagatelliseert de zorgen en houdt zich niet aan de veiligheidsafspraken. Ook met inzet van de hulpverlening en het netwerk lukt het de moeder niet om de zorg voor [de minderjarige] te dragen en hem voldoende veiligheid te bieden.
5.3
Wat het verzoek van de vader betreft om [de minderjarige] bij hem te plaatsen overweegt de kinderrechter het volgende. Het is niet gelukt om voor [de minderjarige] een betrouwbare zorgregeling met de vader te realiseren. Ook is geen samenwerkingsrelatie ontstaan tussen de vader en de GI. Onder deze omstandigheden is een plaatsing bij de vader moeilijk denkbaar. Indien de vader meer wil zorgen voor [de minderjarige] zal hij hiervan blijk moeten geven door de samenwerking met de GI aan te gaan en afspraken over het contact met [de minderjarige] moeten nakomen. Als er samenwerking is met de GI kunnen ook de mogelijk terechte zorgen van de vader aan de orde komen en kan worden bezien in hoeverre de vader kan bijdragen aan de zorg voor [de minderjarige] .
5.4
De kinderrechter wijst nog op het feit dat in het kader van het onderhavige verzoek een wijzing van de zorgregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 8 april 2022 niet aan de orde is.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het resterende verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling, te weten tot 8 juni 2023.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een pleeggezin, met ingang van 29 mei 2023 tot 8 juni 2023;
6.2
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 30 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.