ECLI:NL:RBNHO:2023:8792

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/15/339059 / JU RK 23-626
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van minderjarige wegens zorgen over gedrag en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 mei 2023 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over het zelfbepalende en agressieve gedrag van [de minderjarige], zijn schoolverzuim, sociale contacten, middelengebruik, en de verstoorde verstandhouding met zijn ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgen en risico's bij terugkeer naar de thuisomgeving te groot zijn, en dat er een acute en ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] bestaat.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De ouders hebben ingestemd met de verzochte maatregelen, en [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij beseft dat hij rust nodig heeft, maar het moeilijk vindt om op een groep te verblijven. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 24 mei 2023 tot 26 juli 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/339059 / JU RK 23-626
Datum uitspraak: 9 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Haarlem,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 april 2023 en de daarin vermelde stukken;
  • het raadsrapport van 5 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 8 mei 2023.
1.2
Bij de hiervoor genoemde beschikking van 26 april 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 26 juli 2023. Ook is een spoedmachtiging verleend tot zijn uithuisplaatsing in een crisisopvang tot 24 mei 2023. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden en de behandeling daarvan is bepaald op de zitting van 9 mei 2023, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
1.3
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de vader;
  • de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de gecertificeerde instelling De Jeugd-& Gezinsbeschermers, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
Aan de ouders is ter zitting bijstand verleend door een tolk in de Poolse taal.
1.4
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

2.Het verzoek

2.1
De Raad heeft op 26 april 2023 mondeling en bij verzoekschrift van 28 april 2023 verzocht [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Tevens is verzocht een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisisopvang voor de duur van drie maanden. De Raad heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2
Volgens de Raad is er sprake van een ernstig vermoeden van een zodanig acute en ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] dat zijn voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De acute en ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] bestaat uit het feit dat hij een pas dertienjarige jongen is die zich onttrekt aan het ouderlijk gezag door te gaan en te komen wanneer hij wil. Zo komt hij geregeld midden in de nacht thuis. Hij maakt dan de indruk dat hij angstig is voor jongeren die hij buiten/op straat ontmoet. Hij heeft daarom met een ijzeren buis ter bescherming voor zichzelf rondgelopen. [de minderjarige] trekt met antisociale jongeren op en de kans bestaat dat hij betrokken raakt bij risicovolle situaties die zijn veiligheid en die van anderen in gevaar kunnen brengen. [de minderjarige] geeft geen openheid hierover. Hiernaast kan het flink escaleren tussen [de minderjarige] en zijn moeder waarbij er over en weer verbaal en fysiek geweld wordt gebruikt. Op 24 april 2023 heeft [de minderjarige] zijn moeder een blauw oog geslagen. Hierna is hij vrijwillig in een crisisopvang van het [crisisopvang] geplaatst, alwaar hij zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Hij was daar daarom niet meer welkom. Tevens is de zorg dat [de minderjarige] alcohol drinkt, softdrugs gebruikt en dat hij zich aan de schoolverplichtingen onttrekt. Hij is niet voor school gemotiveerd en hij is daardoor veel afwezig. Hierdoor bestaat de kans dat er een proces-verbaal tegen hem wordt opgemaakt, omdat er sprake is van een strafbaar feit door schoolverzuim.
2.3
Alles bij elkaar maakt dat [de minderjarige] een jonge puber is die veel risico loopt op verder afglijden en verharding en die daarom beschermd moet worden. De ouders van [de minderjarige] zijn op dit moment onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. [de minderjarige] woont bij moeder en zij is op dit moment pedagogisch onmachtig ten opzichte van de problematiek van [de minderjarige] ; haar handelen lijkt een onderdeel te zijn van de (slechte) dynamiek tussen [de minderjarige] en moeder. De rol van vader is beperkt, waardoor moeder er alleen voor staat.
Moeder staat op zich open voor de hulpverlening en dat is positief, het is echter niet toereikend gebleken.
2.4
Het is daarom belangrijk, dat er naast ouders een regisseur komt te staan die de noodzakelijke afspraken en lijnen uitzet, alsook passende hulpverlening zodat er stap voor stap naar een thuisplaatsing van [de minderjarige] kan worden toegewerkt waarbij er rust in huis en tussen [de minderjarige] en moeder bestaat en waarbij moeder zich voldoende machtig voelt om haar puberzoon op te voeden en te begeleiden. De Raad vindt het hierbij wenselijk dat vader actief betrokken wordt. In het leven van zijn puberzoon is hij een belangrijke voorbeeldfiguur.
2.5
Raad acht ook een machtiging uithuisplaatsing in een crisisopvang in de huidige situatie voor [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn veiligheid en opvoeding. De Raad en ouders zijn het erover eens dat het op dit moment niet in [de minderjarige] zijn belang is om thuis te verblijven. De kans op nieuwe escalatie tussen [de minderjarige] en moeder is groot. Dit kan het gevoel van veiligheid en vertrouwen van [de minderjarige] (verder) beschadigen en de ouder-kind relatie verder verstoren, met alle gevolgen van dien. Hiernaast luistert [de minderjarige] onvoldoende naar moeder en toont hij zich onvoldoende ontvankelijk voor haar gezag. Het straatleven lijkt aan hem te trekken, waar moeder hem niet tegen kan beschermen. De Raad ziet hierom risico’s voor betrokkenheid bij onveilige situaties voor [de minderjarige] .
2.6
Er is een setting nodig waarin [de minderjarige] passende begeleiding, structuur, regels en grenzen, maar ook stimulans en hulp geboden krijgt vanuit een duidelijk kader zodat hem de nodige voorwaarden voor een noodzakelijke gedragsverandering worden geboden. De uithuisplaatsing kan zorgen voor rust in het leven van [de minderjarige] en tussen hem en zijn moeder/ouders. Vandaaruit kan de gezinsmanager afspraken met [de minderjarige] en ouders maken over verwachtingen ten aanzien van zijn gedrag zoals naar school gaan, middelengebruik en vriendenkeuze waarbij de nodige behandeling voor [de minderjarige] en ouders kan worden ingezet.
2.7
De Raad heeft zijn verzoeken en standpunten bij het rapport van 5 mei 2023 gehandhaafd. De Raad heeft deze ter zitting van 9 mei 2023 en nader toegelicht.

3.Het standpunt van de belanghebbenden

De ouders hebben ter zitting aangegeven dat ze op dit geen andere mogelijkheid zien en dat ze daarom instemmen met de verzochte maatregelen.

4.De mening van de minderjarige

[de minderjarige] heeft aangegeven dat hij beseft dat hij rust nodig heeft en dat hij in de problemen komt doordat hij het gezag niet kan accepteren. Hij wil meer grip krijgen op zijn emoties en zijn gedrag veranderen. Maar hij vindt het moeilijk om op een groep te moeten verblijven. Hij wil het liefst zo snel mogelijk naar huis.

5.De beoordeling

5.1
Door de omstandigheid dat de ouders en [de minderjarige] de Poolse nationaliteit hebben, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de Raad. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
5.2
In wat ter zitting naar voren is gekomen heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 26 april 2023 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking zal dus worden gehandhaafd.
5.3
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er veel zorgen zijn over het zelfbepalende en agressieve gedrag van [de minderjarige] , zijn schoolverzuim, sociale contacten, middelengebruik, verstoorde verstandhouding met de ouders en onvoldoende medewerking aan de hulpverlening. In afwachting van een nader onderzoek door de Raad zijn de huidige zorgen en risico’s bij terugkeer naar een onveranderde (thuis)situatie op dit moment te groot.
5.4
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Gelet op de tijd die de nodige gedragsverandering naar verwachting in beslag zal nemen, zal het resterende verzoek van de Raad tot verlenging van de uithuisplaatsing worden toegewezen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een crisisopvang, met ingang van 24 mei 2023 tot 26 juli 2023;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 30 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.