ECLI:NL:RBNHO:2023:8783

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/15/338227 / JU RK 23-485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die sinds haar geboorte bij de grootmoeder en haar partner woont. De kinderrechter heeft eerder de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die beide verlengd zijn tot 20 mei 2024. De kinderrechter oordeelt dat de moeder momenteel niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen, vanwege haar eigen problematiek en ontwikkeling. Er is onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder, en het toekomstperspectief van de minderjarige blijft onduidelijk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/338227 / JU RK 23-485
Datum uitspraak: 9 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de grootmoeder],
hierna te noemen: grootmoeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek, met bijlagen, van de GI van 27 maart 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 april 2023, ingekomen bij de griffie op 6 april 2023.
1.2
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de grootmoeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 juni 2020 [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna telkens is verlengd en nog tot 20 mei 2023 voortduurt.
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 mei 2021 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de grootmoeder, welke machtiging daarna is verlengd en nu nog tot 20 mei 2023 voortduurt.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt De GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
[de minderjarige] woont sinds haar geboorte bij de grootmoeder en haar partner. Moeder heeft daar tot augustus 2021 ook gewoond. Al snel na de geboorte van [de minderjarige] werd duidelijk dat de moeder haar moederrol niet goed oppakt. Moeder liet de totale verzorging van [de minderjarige] aan de grootmoeder over, ging haar eigen gang en nam geen verantwoordelijkheid als opvoeder. Voor [de minderjarige] zijn de grootmoeder en haar partner haar opvoeders. Er is sprake van een veilige hechtingsrelatie tussen [de minderjarige] en hen.
3.3
Moeder woont sinds augustus 2021 bij een RIBW. Zij is bezig haar leven op orde te krijgen maar dit heeft tijd nodig. Moeder heeft een lichte verstandelijke beperking en is met zichzelf aan de slag. Zij krijgt ook traumatherapie om haar belast verleden te verwerken.
3.4
Om meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder tijdens de begeleide bezoeken, is er een aanmelding gedaan bij de SIG. De SIG is januari 2023 gestart, maar omdat de moeder de bezoekafspraken niet goed nakwam, kon de begeleiding door de SIG tot maart 2023 niet starten. Begin april 2023 heeft de eerste tussenevaluatie plaatsgevonden.
3.5
Omdat de moeder nog jong is en volop in ontwikkeling, is het niet ondenkbaar dat zij in de loop van de komende jaren nog wel een dusdanige ontwikkeling doormaakt dat zij op termijn de volledige of gedeeltelijke zorg voor [de minderjarige] kan dragen. Voor nu is het helder dat [de minderjarige] bij de grootmoeder moet blijven wonen, maar de komende jaren blijft het nog onduidelijk waar het perspectief van [de minderjarige] uiteindelijk komt te liggen. [de minderjarige] lijkt geen last te hebben van die onduidelijkheid.
3.6
De GI is van mening dat de verlenging van de maatregelen noodzakelijk is omdat [de minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd en de moeder – ondanks de goede samenwerking tussen haar, de grootmoeder, de GI, de pleegzorg en de RIBW – al dan niet onder druk van de vader [de minderjarige] plotseling zou kunnen willen meenemen. De knipperlicht relatie tussen de moeder en de vader van [de minderjarige] baart de GI zorgen vanwege de beïnvloedbaarheid van de moeder en de mening van de vader dat [de minderjarige] gewoon bij de moeder hoort te wonen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder en de grootmoeder hebben zich ter zitting akkoord verklaard met het verzochte.

5.De beoordeling

5.1
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] nog zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit eruit dat de moeder van [de minderjarige] op dit moment niet voor [de minderjarige] kan zorgen en haar niet het nodige kan bieden, vanwege haar eigen ontwikkeling, problematiek en beïnvloedbaarheid. Er is nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden en -mogelijkheden van de moeder en het toekomstperspectief van [de minderjarige] is daarom nog onduidelijk.
5.2
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval ook nu niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat de moeder niet altijd in staat is de juiste beslissingen in het belang van [de minderjarige] te nemen en de gemaakte afspraken na te komen.
5.3
Zolang het toekomstperspectief van [de minderjarige] niet duidelijk is, gaat de kinderrechter ervan uit dat de verwachting nog gerechtvaardigd is dat moeder die het gezag uitoefent, binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding in staat is te dragen.
5.4
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen, zoals hierna bepaald.
Gelet op de aanwezige problematiek en het te verrichten onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
5.5
Uit het voorgaande volgt ook dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. Het verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] , met ingang van 20 mei 2023 tot 20 mei 2024;
6.2
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin (bij de grootmoeder), met ingang van 20 mei 2023 tot 20 mei 2024;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 30 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.