ECLI:NL:RBNHO:2023:8766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
HAA 22_1734
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het omzetten van een vluchtweg naar een balkon met op- en afgang en terrasafscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning. De zaak betreft de aanvraag van een derde-partij voor het omzetten van een vluchtweg naar een balkon met op- en afgang en terrasafscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meettool op ruimtelijke plannen onvoldoende nauwkeurig is om de exacte afmeting van een bouwvlak vast te stellen. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, heeft de omgevingsvergunning verleend op basis van metingen met de GmlViewer, die volgens de rechtbank nauwkeuriger zijn. De rechtbank oordeelt dat het balkon binnen het bouwvlak past en dat er geen strijd is met het bestemmingsplan. De eisers, die bezwaar maakten tegen de vergunning, hebben hun argumenten niet voldoende onderbouwd en de rechtbank verklaart hun beroep ongegrond. De rechtbank concludeert dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft en dat de eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[eisers] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. L.T. van Eijck van Heslinga),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigde: B. Schellingerhout).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats]

(gemachtigde: mr. A. Glijnis).

Inleiding

Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft verweerder aan derde-partij omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een vluchtweg naar een balkon met op- en afgang en terrasafscheiding.
Bij besluit van 7 juli 2021 zijn de bezwaren van eisers tegen het besluit van 14 oktober 2020 gegrond verklaard, is het besluit van 14 oktober 2020 herroepen en is de omgevingsvergunning geweigerd.
Tegen dat besluit heeft derde-partij beroep ingesteld. Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 7 juli 2021 gewijzigd en toestemming verleend voor de activiteit bouwen. Bij dit besluit is ook toestemming verleend voor het wijzigen van een gemeentelijk monument.
Derde-partij heeft zijn beroep tegen het besluit van 7 juli 2021 ingetrokken. Eisers hebben tegen het besluit van 2 maart 2022 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, derde-partij en de gemachtigde van derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. De begane grond van het pand op het perceel [adres 1] wordt gebruikt als makelaarskantoor. Derde-partij bewoont de eerste en tweede verdieping. Aan de achterzijde van de eerste verdieping is met omgevingsvergunning, afgegeven op 30 november 2016, een vluchtweg gerealiseerd. De vluchtweg bestaat uit een bordes met een trap naar de begane grond. De op grond van de omgevingsvergunning toegestane diepte van het bordes bedraagt 1,90 meter. Derde-partij heeft de vluchtweg gerealiseerd. Hij gebruikt de vluchtweg sinds realisatie daarvan als balkon en heeft het aan weerszijden voorzien van terrasafscheidingen met een hoogte van 1,80 meter. Het balkon heeft een loopvlak van 1,93 meter. Het geheel inclusief de dikte van het hek en de afstand tot de gevel betreft 2.03 meter. Nadat verweerder een voornemen tot handhavend optreden heeft uitgebracht ter zake – onder meer – het gebruik van de vluchtweg en de terrasafscheidingen, heeft derde-partij omgevingsvergunning aangevraagd.
De aanvraag
2. Derde-partij heeft verweerder verzocht om een omgevingsvergunning voor het omzetten van de huidige vluchtweg naar een balkon en op- en afgang met terrasafscheiding. De aangevraagde diepte van het balkon, inclusief balustrade, is 2,03 meter. Het loopvlak van het balkon is 1,93 meter diep. De privacyschermen zijn 1,80 meter hoog.
Bestemmingsplan Alkmaar Zuid
3. Op het perceel [adres 1] geldt op grond van het bestemmingsplan “Alkmaar Zuid” voor zover hier van belang de bestemming “Kantoor” met functieaanduiding “Wonen”. Op grond van artikel 9.2.1 onder a van de planregels mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven. Op de plankaart is het bouwvlak ingetekend. Op het voorste gedeelte van het bouwvlak is als maatvoering aangegeven: maximum bouwhoogte: 12 m en maximum goothoogte: 7,5 m.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit vergunning verleend voor de activiteit bouwen. Verweerder heeft het digitale bestemmingsplan dat is ingevoerd als basis voor de publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl geraadpleegd met een GML-viewer waarmee nauwkeuriger kan worden gemeten dan met de meettools op voornoemde website. Uit de meting blijkt dat het bouwvlak met een bouwhoogte van 12 meter 16,43 meter diep is. De woning (14,40 meter diep) met balkon (2.03 meter diep) zijn in totaal 16,43 meter diep en passen volgens verweerder dan ook geheel binnen het bouwvlak. De bouwhoogte door de privacyschermen is met 5,16 meter ook passend. Het gebruik van het bouwwerk ten behoeve van een balkon bij een woning is verder in overeenstemming met de bestemming. Van andere weigeringsgronden voor de activiteit bouwen is geen sprake. De vergunning ziet ook op de activiteit “wijzigen van een monument” omdat deze activiteit onlosmakelijk samenhangt met de gevraagde bouwactiviteit. Voor het verlenen van toestemming voor deze activiteit bestaat volgens verweerder geen belemmering.
Omvang van het geschil
5. In het beroepschrift hebben eisers aangegeven zich niet te kunnen verenigen “met het alsnog ongegrond verklaren van het bezwaarschrift en het alsnog in stand laten van het besluit van 14 oktober 2020 waarbij (alsnog) het besluit werd aangevuld voor de activiteit wijzigen gemeentelijk monument (art.2.2 lid 1 B Wabo)”. Nu eisers ter zitting desgevraagd hebben aangegeven inhoudelijk geen bezwaar te hebben tegen de omgevingsvergunning voor zover daarbij toestemming is verleend voor het wijzigen van een gemeentelijk monument, laat de rechtbank (de totstandkoming van) deze toestemming verder buiten bespreking.
Toetsen aan het bestemmingsplan Achtermeer
6.1
Eisers betogen dat het bouwvlak op de percelen [adres 2] zoals opgenomen in het ontwerp en het vastgestelde bestemmingsplan Alkmaar Zuid steeds iets is gewijzigd ten opzicht van het bouwvlak zoals opgenomen in het voorontwerp van dit bestemmingsplan. De wijzigingen zijn heimelijk doorgevoerd en daarom moet het bestemmingsplan Alkmaar Zuid op dit punt onverbindend worden verklaard. Dit geldt te meer nu het bestemmingsplan Alkmaar Zuid een conserverend bestemmingsplan is, waarin het bestemmingsplan Achtermeer één op één is overgenomen. Er zal voor de diepte van het bouwvlak dan ook aan dit bestemmingsplan moeten worden getoetst.
6.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning toetst aan het ten tijde van de aanvraag geldende bestemmingsplan. Dat is hier het bestemmingsplan Alkmaar-Zuid. Indien en voor zover eisers het met de inhoud van dit bestemmingsplan niet eens waren, hadden zij dat in de procedure over het bestemmingsplan naar voren moeten brengen. Voor een exceptieve toets ziet de rechtbank in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen grond. Voor zover tussen het voorontwerp, het ontwerp en het vastgestelde bestemmingsplan al sprake is van wijzigingen – hetgeen door verweerder wordt betwist – hebben eisers op onvoldoende onderbouwd in strijd met welk materieel of formeel algemeen rechtsbeginsel in dat geval zou zijn gehandeld.
Overschrijding van het bouwvlak dat voorziet in een bouwhoogte van 12 meter
7.1
Eisers stellen dat verweerder ten onrechte een gebonden beschikking heeft verleend. Er is immers sprake van strijd met het bestemmingsplan Alkmaar Zuid nu het balkon op meer dan drie meter hoogte hangt, terwijl het deels is gelegen in het bouwvlak dat voorziet in een bouwhoogte van 3 meter. Voor het bepalen van de diepte van het bouwvlak dat een hoogte van 12 meter toelaat is de maatvoering op www.ruimtelijkeplannen.nl
bepalend. De door verweerder gebruikte GMK-viewer is slechts een hulpmiddel en kan de maatvoering niet veranderen. De op de tekening aangegeven cirkels van de hoekpunten geven verder geen vertrouwen dat de meting exact is verricht. Zelfs als het door verweerder gemeten bouwvlak van 16,429 meter correct is moet worden vastgesteld dat sprake is van een overschrijding. De diepte van de woning (14,40 meter) opgeteld met de diepte van het balkon (2.03 meter) geeft immers een totale diepte van 16,43 meter.
7.2.1
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen in geschil is welke diepte het bouwvlak heeft dat een bouwhoogte van 12 meter mogelijk maakt. Niet is in geschil dat het elektronisch vastgestelde bestemmingsplan zoals dat is geplaatst op de website www.ruimtelijkeplannen.nl doorslaggevend is. De door eisers zelf uitgevoerde meting kan reeds daarom niet worden gevolgd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de meettool op de website www.ruimtelijkeplannen.nl onvoldoende nauwkeurig is om de exacte afmeting van een bouwvlak vast te stellen. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het bouwvlak op het digitale plan dat op www.ruimtelijkeplannen.nl is geplaatst (het Gml-bestand) te meten met de GmlViewer nu met deze tool nauwkeuriger kan worden gemeten omdat de meetpunten in deze tool exact kunnen worden bepaald. Verweerder heeft daarbij in het verweerschrift en ter zitting afdoende toegelicht dat de cirkels op de afbeelding uit GmlViewer handmatig zijn toegevoegd door de ambtenaar die de meting heeft verricht om aan te geven dat daarin het vertrek- en eindpunt van de meting liggen. De cirkels houden op verder geen verband met de uitgevoerde meting.
7.2.2
Verweerder mocht dus uitgaan van de met de GmlViewer gemeten diepte van het bouwvlak dat een bouwhoogte van 12 meter toestaat van, volgens de printscreen dat van deze meting is gemaakt: 16,429 meter. Voor zover eisers zich op het standpunt stellen dat verweerder dit getal niet had mogen afronden naar 16,43, volgt de rechtbank hen daarin niet. Het had weliswaar de voorkeur verdiend dat voorafgaand aan de besluitvorming duidelijkheid had bestaan over de wijze van afronding, maar gelet ook op de kleine marge tussen de beide getallen (0,001 meter) is het niet onredelijk dat verweerdier daartoe hier is overgegaan. Nu tussen partijen de totale diepte van de woning (14,40 meter) en het balkon (2,03 meter), te weten 16,43 meter niet in geschil is, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het balkon past binnen het bouwvlak dat een bouwhoogte van 12 meter toestaat en dat er aldus van strijd met het bestemmingsplan geen sprake is. Nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat van andere weigeringsgronden met betrekking tot de bouwtoestemming geen sprake is, heeft verweerder voor het bouwen terecht – bij gebonden besluit – toestemming verleend.
Opgewekt vertrouwen
8.1
Eisers stellen dat tussen hen en verweerder strikte afspraken zijn gemaakt over de beperking van verdere bouw- en uitbreidingsmogelijkheden op de percelen [adres 1] in [plaats] . Zij wijzen ter onderbouwing op een faxformulier van 15 oktober 1999 met twee bijlagen, te weten een brief van 15 oktober 1999 opgesteld door [naam 1] en een brief van 20 september 1999 van derde-partij. Eisers wijzen er daarbij op dat zij in reactie op de brief van 15 oktober 1999 hebben aangegeven deze zo te begrijpen dat verweerder het standpunt inneemt dat verdere uitbreiding (qua oppervlak of hoogte) van het kantoor de belangenafweging ten nadele van de bewoners zou doen doorslaan. Verweerder heeft na ontvangst van dit schrijven van eisers in november 1999 medewerking verleend aan het bouwplan van derde-partij door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland te vragen een verklaring van geen bezwaar af te geven. Eisers stellen dat hen op grond van het voorgaande een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt, waarbij geldt dat de toezegging uitdrukkelijk op de diepte en hoogte van de op dat moment bestaande bebouwing zag.
8.2
Verweerder stelt in het bestreden besluit dat in de brief van 5 november 1999 aan eisers is aangegeven dat verdere uitbreidingen van het gedeelte waarin het kantoor zich bevindt onwaarschijnlijk zijn nu de muur van het kantoorgedeelte zich al op de erfafscheiding bevindt en de bebouwingsmogelijkheden voor dat deel van het terrein al volledig zijn benut. De brief ziet niet op uitbreidingen van de woning op de eerste en tweede verdieping maar beperkt zich tot uitbreidingen van het kantoor op de begane grond. Met de brief is volgens verweerder niet het vertrouwen gewekt dat er geen sprake zou zin van uitbreidingen van de woning. Verder geldt dat bij een gebonden beschikking een verplichting bestaat tot het verlenen van een omgevingsvergunning en er geen ruimte is om belangen van derden af te wegen.
8.3.1
Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. Als eerste stap moet worden beoordeeld of een toezegging is gedaan.
8.3.2
Naar het oordeel van de rechtbank zien de uitlatingen waarop eisers zich beroepen, zoals verweerder ook heeft aangegeven in het bestreden besluit, niet op mogelijke toekomstige uitbreidingen van de eerste en tweede etage van het pand, maar expliciet op uitbreidingen van het kantoor dat is gelegen op de begane grond. Omdat geen sprake is van een toezegging zoals door eisers bedoeld, is het vertrouwensbeginsel reeds daarom niet geschonden. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat indien en voor zover eisers al een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel zou zijn toegekomen, daaraan in deze procedure geen betekenis kan toekomen omdat sprake is van een gebonden beschikking.
De bijzondere band van derde-partij met het gemeentebestuur.
9.1
Eisers stellen dat de ommezwaai die verweerder in de procedure heeft gemaakt voor hen onverklaarbaar was totdat hen duidelijk werd dat derde-partij met verweerder een bijzondere exclusieve band heeft. Eisers wijzen op twee verklaringen, afgelegd door [naam 2] en [naam 4] , beide familieleden van eiseres, over uitlatingen van derde-partij tijdens een huisbezichtiging op 28 december 2022. Het heeft er volgens eisers op zijn minst de schijn van dat verweerder op het moment dat het derde-partij betreft alles in het werk stelt om het resultaat in zijn voordeel bij te draaien. Een toets aan beginselen van behoorlijk bestuur is dan essentieel.
9.2
Verweerder heeft ter zitting aangegeven de indruk te willen wegnemen dat verweerder samen met derde-partij heeft besloten een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarvan is geen sprake. Bij de voorbereiding van de zitting die was belegd in het beroep van derde-partij is tot de conclusie gekomen dat het daar bestreden besluit fout was. Daarom is een nieuw besluit genomen.
9.3
De rechtbank volgt eisers niet. Op grond van eenzijdige verklaringen van
derde-partij, zo die al zouden zijn gedaan, kan op zichzelf bezien niet worden geconcludeerd dat verweerder in hetgeen door derde-partij zou zijn geschetst, enige rol heeft gehad. Daarbij komt dat verweerder in het bestreden besluit en ook nader toegelicht ter zitting afdoende heeft gemotiveerd dat en waarom tot een gewijzigd besluit is gekomen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694