ECLI:NL:RBNHO:2023:8749

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
AWB-23_388
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding derdenbeslag op uitkering en motiveringsgebrek bij besluitvorming

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de berekeningsspecificatie van zijn uitkering, waarbij vakantiegeld is ingehouden vanwege beslaglegging. Het bestreden besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, is op 1 december 2022 genomen, maar werd door eiser als onvoldoende gemotiveerd ervaren. De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het primaire besluit, de uitkeringsspecificatie, geen adequate motivering bevatte. Eiser ontving een uitkering op basis van de Participatiewet en had te maken met een beslaglegging door een incassobureau. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet voldoende heeft uitgelegd waarom de inhouding van het vakantiegeld plaatsvond en dat dit de rechtszekerheid van eiser in gevaar bracht. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, die vereist dat besluiten deugdelijk en kenbaar gemotiveerd zijn.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en oordeelt dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2756,00. Tevens dient verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: R.C.F. de Vos).

Inleiding

1. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de berekeningsspecificatie van 30 mei 2022. Het bezwaar richt zich tegen de inhouding van het vakantiegeld op zijn uitkering vanwege beslaglegging.
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder, onder aanvulling van de motivering, bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
3. Op 25 november 2020 heeft de kantonrechter vonnis gewezen in een zaak tussen eiser en [bedrijf] Daarbij is eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag groot
€ 182,15, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
4. Op 14 december 2020 is het vonnis van de kantonrechter betekend aan eiser.
5. Op 26 oktober 2021 heeft [naam] Incasso en Gerechtsdeurwaarders, onder verwijzing naar het vonnis van de kantonrechter van 25 november 2020, derdenbeslag gelegd bij verweerder op een deel van de uitkering van eiser. Daartoe is het beslagexploit betekend aan verweerder.
6. Op de aan eiser toegestuurde uitkeringsspecificatie van 30 mei 2022 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Uitbetaling vakantiegeld 510,30
Beslaglegging 510,30
7. Met het besluit op bezwaar van 1 december 2022 heeft verweerder, onder aanvulling van de motivering, het bezwaar ongegrond verklaard. In dit besluit is vermeld dat de inhouding “beslag” ter hoogte van € 510,30 ziet op de beslaglegging door [naam] Incasso en Gerechtsdeurwaarders met kenmerk 2133424 2253801. Verder heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd gehouden te zijn volledige medewerking te geven aan het beslag zonder de rechtmatigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Verweerder stelt bij het uitvoeren van het door de deurwaarder gelegde derdenbeslag binnen het kader van het beslag te zijn gebleven.

Standpunt eiser

8. Eiser voert in beroep aan dat verweerder het primaire besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit de berekeningsspecificatie wordt voor hem niet duidelijk waar het beslag op ziet en wat de grondslag van het beslag is. Dat raakt ook aan zijn rechtszekerheid. Ook is de besluitvorming onzorgvuldig, omdat verweerder wel de beslaglegger heeft geïnformeerd, maar eiser niet. Eiser vindt dat het op de weg van verweerder had gelegen om hem te informeren. Verder meent eiser dat verweerder, vanuit de zorgplicht die hij heeft, altijd ambtshalve dient te toetsen of de beslagvrije voet correct is toegepast. Verweerder dient daarbij in zijn geval ook rekening te houden met de onderbewindstelling en het feit dat eiser inmiddels in een eigen huurwoning woont. Eiser stelt dat verweerder de bezwaren gegrond had moeten verklaren en de in bezwaar gemaakte proceskosten vergoeden. Volgens eiser is ook het besluit op bezwaar (nog steeds) ondeugdelijk gemotiveerd. Eiser verzoekt de rechtbank het bestreden besluit te vernietigen, zo mogelijk zelf in de zaak te voorzien en verweerder te veroordelen in de proceskosten in bezwaar en beroep.

Standpunt verweerder

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omvang van het beroep zich beperkt tot de vraag of hij, als derde beslagene, met de berekeningsspecificatie is gebleven binnen het kader van het beslag. Verweerder is gehouden uit te gaan van de geldigheid van het beslag en van de juistheid van de beslagvrije voet. Volgens verweerder is met de aanduiding ‘beslaglegging’ het primaire besluit wel degelijk gemotiveerd, zij het gebrekkig en is de motivering in het bestreden besluit aangevuld. Een vergoeding in de proceskosten is daarom niet aan de orde.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, gaat over tot vernietiging van het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Motivering van het primaire besluit
11. De rechtbank overweegt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke en kenbare motivering, die wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Dit volgt uit artikel 3:46 en artikel 3:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de wetsgeschiedenis bij deze wetsartikelen staat dat in de eis van de kenbare motivering twee elementen zijn besloten: ten eerste moet het bestuur inzicht verschaffen in de door hem gevolgde gedachtegang; ten tweede moet de vermelding op zodanige wijze geschieden dat zij voor de desbetreffende belanghebbende redelijkerwijs begrijpelijk is.
11. Een besluit berust dus op een deugdelijke en kenbare motivering als voor de betrokkene duidelijk is waarom een besluit is genomen, op welke grond dat besluit berust en welke afwegingen zijn gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de berekeningsspecificatie (het primaire besluit) in het geheel geen motivering bevat. De enkele aanduiding ‘beslaglegging’ voldoet hier niet aan. Het behoort immers tot de taak van verweerder om de burger goed en volledig voor te lichten en een te nemen besluit kenbaar te motiveren. Dat het gebrek aan motivering ook de rechtszekerheid van eiser zou raken volgt de rechtbank echter niet. De wet voorziet immers in overbetekening van een beslagexploit aan de schuldenaar (zie 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Er mag van worden uitgaan dat de deurwaarder zich van die verplichting heeft gekweten.
Motivering van het bestreden besluit
13. Het besluit tot inhouding is inmiddels wel afdoende gemotiveerd. In bezwaar is duidelijk gemaakt wat de precieze grond is voor de inhouding en heeft verweerder uitgelegd dat en waarom hij verplicht is medewerking aan het beslag te verlenen. De rechtbank dient bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd beslag de geldigheid daarvan als een gegeven te beschouwen. De toetsing kan niet verder strekken dan de beantwoording van de vraag of verweerder bij het nemen van zijn betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. De rechtbank stelt vast dat verweerder binnen het kader van het beslag is gebleven. Wat verder wordt aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Voor zover eiser van mening is dat de beslaglegging door de beslaglegger niet juist is, bijvoorbeeld voor wat betreft de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich tot de beslaglegger of de burgerlijke rechter (zie artikel 476, lid 2, Rv) te wenden.
Proceskosten
14. Ter zitting is door verweerder gesteld dat de door verweerder gehanteerde IT-systemen het niet mogelijk maken de uitkeringsspecificaties te voorzien van een nadere inzichtelijke toelichting. Er is ook geen voornemen om dat in de toekomst wel te gaan doen. Dit is, naar de rechtbank begrijpt, ingegeven door een beleidsmatige keuze. Een rechtsgeldig excuus levert dit verweerder echter niet op.
15. Het gebrek in het primaire besluit (de uitkeringsspecificatie) gaat verder dan een formeel gebrek. Het primaire besluit is een besluit zonder enige motivering. Een dergelijk fundamenteel gebrek kan in de bezwaarfase niet worden hersteld door enkel de motivering van het primaire besluit aan te passen of aan te vullen. Dit betekent dat verweerder had moeten vaststellen dat het primaire besluit ongemotiveerd was, het primaire besluit had moeten herroepen en daarbij ook de in het kader van het bezwaar door eiser gemaakte proceskosten had moeten vergoeden. Eiser moest immers in bezwaar gaan om die duidelijkheid te verkrijgen. Als een betrokken burger bezwaar maakt zal verweerder de gevolgen daarvan voor zijn rekening dienen te nemen. Het gaat hier immers om de toepassing van fundamentele rechtsbeginselen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit.
Griffierecht en proceskosten
17. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser het griffierecht terug.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Eiser heeft verzocht om verweerder (ook) te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor de behandeling van het bezwaar. In dit geval ziet de rechtbank daarvoor een grond.
19. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2756,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,00, 1 punt voor het indienen beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit:
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2756,00;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.