In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres maakte bezwaar tegen een uitkeringsspecificatie van 27 mei 2022, waarin een bronheffing van €152,20 was vermeld. Eiseres stelde dat de gemeente niet voldoende had gemotiveerd waarom deze inhouding plaatsvond, en dat zij hierdoor niet in staat was om de gevolgen van de inhouding te begrijpen. De gemeente erkende in het verweerschrift dat het primaire besluit een motiveringsgebrek vertoonde, maar stelde dat dit gebrek met de nadere motivering in het verweerschrift was hersteld.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was. De rechtbank stelde vast dat de uitkeringsspecificatie geen enkele motivering bevatte, wat in strijd was met de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank benadrukte dat elk besluit moet berusten op een deugdelijke en kenbare motivering, en dat de enkele vermelding van 'bronheffing' niet voldeed aan deze eis. De rechtbank oordeelde dat de gemeente als bestuursorgaan de plicht heeft om burgers goed en volledig te informeren over besluiten die hen aangaan.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en bepaalde dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Eiseres kreeg het griffierecht terug en de gemeente werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op €2756,00 werden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet had voldaan aan haar motiveringsplicht, wat leidde tot de vernietiging van het besluit.