ECLI:NL:RBNHO:2023:8732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
2 september 2023
Zaaknummer
AWB-22_6148
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van een uitkeringsspecificatie en de motiveringsplicht van het bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres maakte bezwaar tegen een uitkeringsspecificatie van 27 mei 2022, waarin een bronheffing van €152,20 was vermeld. Eiseres stelde dat de gemeente niet voldoende had gemotiveerd waarom deze inhouding plaatsvond, en dat zij hierdoor niet in staat was om de gevolgen van de inhouding te begrijpen. De gemeente erkende in het verweerschrift dat het primaire besluit een motiveringsgebrek vertoonde, maar stelde dat dit gebrek met de nadere motivering in het verweerschrift was hersteld.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was. De rechtbank stelde vast dat de uitkeringsspecificatie geen enkele motivering bevatte, wat in strijd was met de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank benadrukte dat elk besluit moet berusten op een deugdelijke en kenbare motivering, en dat de enkele vermelding van 'bronheffing' niet voldeed aan deze eis. De rechtbank oordeelde dat de gemeente als bestuursorgaan de plicht heeft om burgers goed en volledig te informeren over besluiten die hen aangaan.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en bepaalde dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Eiseres kreeg het griffierecht terug en de gemeente werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op €2756,00 werden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet had voldaan aan haar motiveringsplicht, wat leidde tot de vernietiging van het besluit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigde: mr. D. Mohan).

Inleiding

1. Eiseres heeft een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Op een aan eiseres toegestuurde uitkeringsspecificatie van 27 mei 2022 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Bronheffing 152,20
1.2.
Eiseres heeft op 8 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van 27 mei 2022 (het primaire besluit).
1.3.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 oktober 2022 de bezwaren ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten, onder wijziging van de juridische grondslag.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en van verweerder.

Standpunt eiseres

2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de inhouding op de berekeningsspecificatie voor haar niet kenbaar heeft gemotiveerd. Zij kent de term ‘bronheffing’ niet. Zij wist niet waar ze aan toe was en is niet in staat om daarover zelf de nodige informatie te verkrijgen. Daarom zag zij zich ook genoodzaakt in bezwaar te komen. Omdat het primaire besluit niet vermeldt op welke grondslag de inhouding is gebaseerd had verweerder de bezwaren gegrond moeten verklaren. Zij vindt dat verweerder in ieder geval de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand (bezwaarschrift en hoorzitting) moet vergoeden.

Standpunt verweerder

3. In het verweerschrift geeft verweerder aan het met eiseres eens te zijn dat het primaire besluit een motiveringsgebrek bevat, omdat een duidelijke omschrijving van de inhouding ontbreekt. Ook erkent verweerder dat dit motiveringsgebrek met het besluit op bezwaar nog niet is hersteld. In beroep motiveert verweerder de inhouding nader door vermelding van het relatienummer en kenmerk van de bestuursrechtelijke premie. Verweerder stelt zich vervolgens op het standpunt dat met de nadere motivering in het verweerschrift het gebrek wel is hersteld en verzoekt de rechtbank toepassing te geven aan artikel 6:22 van de Awb omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, gaat over tot vernietiging van het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Niet in geschil is dat de betreffende berekeningsspecificatie, op grond van artikel 79 van de Pw, voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met een besluit gelijk moet worden gesteld.
Motivering van het primaire besluit
6. De rechtbank overweegt dat elk besluit dient te berusten op een deugdelijke en kenbare motivering, die wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Dit volgt uit artikel 3:46 en artikel 3:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de wetsgeschiedenis bij deze wetsartikelen staat dat in de eis van de kenbare motivering twee elementen zijn besloten: ten eerste moet het bestuur inzicht verschaffen in de door hem gevolgde gedachtegang; ten tweede moet de vermelding op zodanige wijze geschieden dat zij voor de desbetreffende belanghebbende redelijkerwijs begrijpelijk is.
7. Een besluit berust dus pas op een deugdelijke en kenbare motivering als voor de betrokkene duidelijk is waarom een besluit is genomen, op welke grond dat besluit berust en welke afwegingen zijn gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de uitkeringsspecificatie (het primaire besluit) in het geheel geen motivering bevat. De enkele aanduiding ‘bronheffing’ voldoet hier niet aan. Het behoort immers tot de taak van verweerder om burgers goed en volledig voor te lichten. Verweerder dient ervoor zorg te dragen dat de inhoud en strekking van een te nemen besluit kenbaar is voor de betrokken burger. Daar heeft verweerder hier niet aan voldaan. Met de enkele aanduiding ‘bronheffing’ kan eiseres niet voorzien of begrijpen wat de gevolgen daarvan zijn voor haar, wat de feitelijke rechtszekerheid aantast.
8. Ter zitting is door verweerder gesteld dat de door verweerder gehanteerde IT-systemen het niet mogelijk maken de uitkeringsspecificaties te voorzien van een nadere inzichtelijke toelichting. Er is ook geen voornemen om dat in de toekomst wel te gaan doen. Dit is, naar de rechtbank begrijpt, ingegeven door een beleidsmatige keuze. Een rechtsgeldig excuus levert dit verweerder echter niet op. Verweerder dient zich als bestuursorgaan dienstbaar op te stellen bij de uitoefening van zijn taak [1] .
9. Het bestreden besluit voldoet daarom niet aan de eisen van een deugdelijke en kenbare motivering.

Motivering van het bestreden besluit

10. Ook het bestreden besluit voldoet niet aan de eisen van een deugdelijke en kenbare motivering. De vereiste kenbare motivering is pas met het verweerschrift volledig gegeven.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit verzuim niet kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Aan de besluitvorming kleeft immers een fundamenteel gebrek.
Proceskosten
11. Het gebrek in het primaire besluit (de uitkeringsspecificatie) gaat verder dan een formeel gebrek. Het primaire besluit is een besluit zonder enige motivering. Een dergelijk fundamenteel gebrek kan in de bezwaarfase niet worden hersteld door enkel de motivering van het primaire besluit aan te passen of aan te vullen. Dat is procedureel onjuist. Dit betekent dat verweerder had moeten vaststellen dat het primaire besluit ongemotiveerd was, het primaire besluit had moeten herroepen en daarbij ook de in het kader van het bezwaar door eiseres gemaakte proceskosten had moeten vergoeden. Als een betrokken burger dan bezwaar maakt, zal verweerder de gevolgen daarvan voor zijn rekening dienen te nemen. Het gaat hier immers om de toepassing van fundamentele rechtsbeginselen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit. Dit betekent voor eiseres dat verweerder de premie wel terecht heeft ingehouden.

Griffierecht en proceskosten

13. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres het griffierecht terug.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Eiseres heeft verzocht om verweerder (ook) te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor de behandeling van het bezwaar. In dit geval ziet de rechtbank daarvoor een grond.
13. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2756,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,00, 1 punt voor het indienen beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2756,00;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met