In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten beoordeeld. Eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 6 mei 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten om een zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2022 bij te wonen. Tijdens deze zitting kwamen eiseres en verweerder tot een schikking, waarna eiseres haar hoger beroep introk. De aanvraag om bijzondere bijstand werd op 24 mei 2022 afgewezen, omdat de gevraagde reiskosten tot de algemene kosten van het bestaan zouden behoren. Het bestreden besluit van 14 oktober 2022 bevestigde deze afwijzing, maar wijzigde de juridische grondslag naar artikel 15, eerste lid van de Pw.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de schikking die eiseres en verweerder hebben bereikt, geen ruimte laat voor een aparte vergoeding van de reiskosten via bijzondere bijstand. Eiseres had expliciet een voorbehoud moeten maken als zij de reiskosten wilde uitsluiten van de schikking. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, zij het op een onjuiste grond. Desondanks wordt het gebrek in het besluit gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiseres niet benadeeld is door dit gebrek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand in stand blijft. Echter, verweerder wordt wel veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.674,00 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2023.