ECLI:NL:RBNHO:2023:8731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
2 september 2023
Zaaknummer
AWB-22_6147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met hoger beroep en schikking

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten beoordeeld. Eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 6 mei 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten om een zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2022 bij te wonen. Tijdens deze zitting kwamen eiseres en verweerder tot een schikking, waarna eiseres haar hoger beroep introk. De aanvraag om bijzondere bijstand werd op 24 mei 2022 afgewezen, omdat de gevraagde reiskosten tot de algemene kosten van het bestaan zouden behoren. Het bestreden besluit van 14 oktober 2022 bevestigde deze afwijzing, maar wijzigde de juridische grondslag naar artikel 15, eerste lid van de Pw.

De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de schikking die eiseres en verweerder hebben bereikt, geen ruimte laat voor een aparte vergoeding van de reiskosten via bijzondere bijstand. Eiseres had expliciet een voorbehoud moeten maken als zij de reiskosten wilde uitsluiten van de schikking. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, zij het op een onjuiste grond. Desondanks wordt het gebrek in het besluit gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiseres niet benadeeld is door dit gebrek.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand in stand blijft. Echter, verweerder wordt wel veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.674,00 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigde: mr. D. Mohan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten.
1.1.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Eiseres heeft op 6 mei 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten voor het bijwonen van een zitting op 17 mei 2022 bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht.
1.3.
Op de zitting op 17 mei 2022 zijn eiseres en verweerder tot een schikking gekomen, naar aanleiding waarvan eiseres haar hoger beroepen heeft ingetrokken.
1.4.
Verweerder heeft de aanvraag om bijzondere bijstand met het besluit van 24 mei 2022 afgewezen, omdat de gevraagde reiskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan.
1.5.
Met het bestreden besluit van 14 oktober 2022 is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven, zij het met een wijziging van de juridische grondslag. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat de aanvraag terecht is afgewezen, maar de afwijzing had moeten worden gebaseerd op artikel 15, eerste lid van de Pw. Het gaat om reiskosten die rechtstreeks verband houden met het bijwonen van een zitting bij de bestuursrechter en daarvoor geldt dat het Besluit proceskosten bestuursrecht als een toereikende voorliggende voorziening geldt.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres en verweerder op de zitting bij de Centrale Raad van Beroep tot een schikking zijn gekomen. In het proces-verbaal van de zitting is het volgende opgenomen:

partijen dragen ieder hun eigen kosten en verlenen elkaar in deze zaak verder over een weer finale kwijting”.
4. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit schikkingsvoorstel geen ruimte (meer) voor separate vergoeding van de reiskosten via de bijzondere bijstand. De rechtbank kan dit niet anders verstaan dan dat deze finale kwijting ook de reiskosten omvatte. Als eiseres en haar gemachtigde de reiskosten hadden willen uitzonderen hadden zij daarvan expliciet een voorbehoud moeten maken. Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting ook erkend dat de schikking is aanvaard zonder een voorbehoud te maken.
5. Verweerder heeft de aanvraag dus terecht kunnen afwijzen, zij het op een onjuiste grond. Dit betekent dat aan het bestreden besluit wel een gebrek kleeft. De rechtbank ziet echter aanleiding om hier toepassing te geven aan artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres door het gebrek niet wordt benadeeld. Immers, ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand in stand blijft.
7. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank ziet hierin wel aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. Ook ziet de rechtbank hierin aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakt proceskosten in beroep. De rechtbank berekent de proceskostenvergoeding met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op de volgende manier.
8. De proceskosten bestaan alleen uit de kosten voor de rechtsbijstand door een gemachtigde. Daarvoor krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,00. De gemachtigde van eiseres heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De totale vergoeding bedraagt daarom € 1.674,00. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.