ECLI:NL:RBNHO:2023:873

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/15/335337 / JU RK 23-9 en C/15/335357 / JU RK 23-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 31 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak werd behandeld op basis van een verzoek van De Jeugd- & Gezinsbeschermers, die aangaven dat de minderjarige sinds 1 oktober 2022 in een accommodatie verblijft, maar dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling en gedrag. De minderjarige heeft zich niet laten zien in de accommodatie en heeft problemen op school vertoond, waaronder agressief gedrag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een bedreigde ontwikkeling van de minderjarige en dat de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld. Daarom is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van een jaar, tot 5 februari 2024.

Daarnaast is ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, maar voor een kortere periode van drie maanden, tot 5 mei 2023. De kinderrechter heeft aangegeven dat de situatie van de minderjarige nauwlettend in de gaten gehouden moet worden en dat de GI de kinderrechter uiterlijk 7 april 2023 moet informeren over de voortgang. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat, indien de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing langer dan twee jaar duren, een advies van de Raad voor de Kinderbescherming vereist is. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/335337 / JU RK 23-9 en C/15/335357 / JU RK 23-11
Datum uitspraak: 31 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 23 december 2022, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2023.
1.2.
Op 30 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
1.3.
[de minderjarige] , de moeder en de GI zijn opgeroepen en niet verschenen. Vlak voor aanvang van de zitting kreeg de kinderrechter via de griffie de mededeling dat de moeder, [de minderjarige] en de GI niet naar de zitting zouden komen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 februari 2021 [de minderjarige] onder toezicht gesteld en tevens een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarna verlengd, laatstelijk tot 5 februari 2023.
[de minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging uithuisplaatsing formeel bij [accommodatie] in [plaats] . Feitelijk verblijft [de minderjarige] sinds eind november/ begin december 2022 bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt voor [de minderjarige] om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar.
3.2.
De GI heeft in het verzoekschrift – kort samengevat – aangegeven dat [de minderjarige] sinds 1 oktober 2022 in [accommodatie] verblijft, maar dat het de begeleiders daar niet lukt om met [de minderjarige] in contact te komen. [de minderjarige] laat zich niet op de groep zien en blokkeert zijn telefoon. Nadat [de minderjarige] medio november 2022 was betrapt op het stelen van een PlayStation uit [accommodatie] is [de minderjarige] met een time-out bij de moeder geplaatst. Op het herstelgesprek, een week later, is [de minderjarige] is niet komen opdagen, ondanks dat daartoe vanuit de GI en de moeder op is aangedrongen. Hij wil bij de moeder blijven wonen. De GI wil echter, met instemming van de moeder, dat [de minderjarige] terugkeert naar [accommodatie] en vandaaruit gefaseerd en onder begeleiding wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing. Op school gaat/ging het ook niet goed. [de minderjarige] was geschorst wegens verbale agressie naar een docent. [de minderjarige] is, na een herstelgesprek, na de herfstvakantie weer gestart. Dit ging goed totdat hij in de eerste week van december 2022 een medescholier fysiek aanviel. Daarop wilde de school [de minderjarige] verwijderen, maar uiteindelijk is besloten [de minderjarige] nog een laatste kans te geven. Een verlenging van de verzochte maatregelen is nodig omdat er nog steeds grote zorgen zijn over [de minderjarige] en om het verblijf van [de minderjarige] bij [accommodatie] te kunnen voortzetten.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is het op basis van de stukken voldoende duidelijk dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling. Er is nog steeds sprake van een bedreigde ontwikkeling. [de minderjarige] laat zorgelijk, grensoverschrijdend en zelfs strafbaar gedrag zien op school en in [accommodatie] , volgt de aanwijzing vanuit de GI (en de moeder) dat hij moet terugkeren naar [accommodatie] niet of onvoldoende op en ook het terugplaatsingstraject van [de minderjarige] naar de moeder verloopt niet zoals de GI dat in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk acht.
4.2.
De kinderrechter zal dit verzoek daarom toewijzen, zoals verzocht, voor de duur van een jaar, tot 5 februari 2024.
4.3.
Ten aanzien van de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter beschikt uitsluitend over het verzoekschrift met bijlagen van 23 december 2023. Daaruit blijkt dat [de minderjarige] bij de moeder verblijft en niet wil terugkeren naar [accommodatie] , terwijl de GI en [accommodatie] dat wel nodig vinden. De GI is niet ter zitting verschenen en heeft ook schriftelijk de kinderrechter niet geïnformeerd of de situatie van [de minderjarige] inmiddels is gewijzigd. De kinderrechter heeft bovendien via de GI vernomen dat de moeder het eens is met het verzoek en dat zij en [de minderjarige] vanwege persoonlijke omstandigheden (het overlijden van opa) niet zouden komen. Het is de kinderrechter echter niet duidelijk geworden of [de minderjarige] het eens is met het verzoek en of hij en de moeder op een later moment nog wel gehoord willen worden. De dag na de zitting heeft de griffier in opdracht van de kinderrechter telefonisch contact opgenomen met de jeugd- en gezinswerker, [naam] , om hierover meer duidelijkheid te krijgen.
4.4.
Mede op basis van die informatie, waaruit blijkt dat [de minderjarige] inmiddels terug is in [accommodatie] en een machtiging tot uithuisplaatsing nodig is om dat verblijf formeel te borgen, ziet de kinderrechter aanleiding het verzoek om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen.
4.5.
Gelet op de bijzondere en onduidelijke omstandigheden rondom de zitting en gelet op het feit dat de GI heeft aangegeven te zullen toewerken naar een thuisplaatsing, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor drie maanden, onder aanhouding van het meer verzochte. Tegen die tijd wenst de kinderrechter nader te worden geïnformeerd over de situatie op dat moment en of een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog nodig wordt geacht. Als de GI het verzoek voor het meer verzochte handhaaft, hebben de moeder en [de minderjarige] alsnog de mogelijkheid om hun standpunt aan de kinderrechter kenbaar te maken. Daarbij wijst de kinderrechter de GI op het wettelijk vereiste van artikel 1:265j, derde lid, BW dat als een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd het verzoek vergezeld gaat met een advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Aan deze verplichting zal dan alsnog uitvoering gegeven moeten worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te Den Helder, tot 5 februari 2024;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 5 mei 2023;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de beslissing over het restant van het verzoek pro forma aan;
5.5.
bepaalt dat de GI
uiterlijk 7 april 2023de kinderrechter nader informeert over de zaken zoals onder 4.5. van deze beschikking staan vermeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2023. Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 6 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.