Overwegingen
1. Eiseres is het internationale marketing- en handelsbedrijf van [bedrijf 1] en handelt in ruwe olie, geraffineerde petroleumproducten en biodiesel, onder andere met [x-groep] .
2. Verschillende rechtspersonen spelen verder een rol in deze zaak. [de entrepothouder] is de entrepothouder en zal ook wel als “entrepothouder” of als [de entrepothouder] worden aangeduid. [de eigenaar van de biodiesel] is de eigenaar van de biodiesel en zal ook wel als “eigenaar van de biodiesel” worden aangeduid. [de zusteronderneming] (voorheen [bedrijf 2] ) is een zusteronderneming van [de eigenaar van de biodiesel] en zal ook wel als “zusteronderneming” of als worden aangeduid.
3. [de entrepothouder] is een tankopslagbedrijf voor vloeibare bulkgoederen, waaronder minerale oliën en plantaardige oliën (waaronder vormen van biodiesel). Voor de opslag van de biodiesel van [de eigenaar van de biodiesel] heeft zij een aantal opslagtanks verhuurd aan [de eigenaar van de biodiesel] . Voor het uitoefenen van haar werkzaamheden beschikt [de entrepothouder] over een aantal vergunningen, waaronder een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, en met ingang van 17 februari 2012 een vergunning voor het beheer van een douane-entrepot (type E). Beide vergunningen omvatten in ieder geval de tanks van [de entrepothouder] waarin zij de biodiesel van [de eigenaar van de biodiesel] opslaat. Daarnaast beschikt [de entrepothouder] over vergunningen actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde.
4. Op 10 oktober 2013 arriveerde bij het entrepot van [de entrepothouder] in de Rotterdamse haven het zeeschip “Atlantic Wind” met aan boord 10.459.200 kg niet-communautaire (T1) biodiesel van [de eigenaar van de biodiesel] , afkomstig uit opslagtanks van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] (hierna ook wel: “het tankopslagbedrijf in Barcelona”). Voor het vervoer van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] naar [de entrepothouder] was in Barcelona zowel een summiere aangifte bij uitgang gedaan als een aangifte voor extern communautair douanevervoer. [de entrepothouder] sloeg deze biodiesel op in haar entrepot, in tanks 207, 301 en 302.
5. Op 22 oktober 2013 gaf [de entrepothouder] in opdracht van [de eigenaar van de biodiesel] van deze biodiesel een hoeveelheid van 7.058.741 kg als van Indonesische preferentiële oorsprong aan voor het vrije verkeer. Zij gebruikte daarvoor twee certificaten van oorsprong Form A. Het gaat om de volgende vier aangiften:
Aangiftenummers Producent Hoeveelheid
3826-17396 PT Cemerlang Energie Perkasa 673.882 kg
3827-17399 PT Cemerlang Energie Perkasa 4.367.575 kg
3828-17401 PT Pelita Agung 864.112 kg
3829-17408 PT Pelita Agung 1.153.172 kg
Ten tijde van de aangiften gold voor Indonesische biodiesel een preferentieel tarief aan douanerechten van 0% en een (voorlopig) antidumpingrecht van € 45,65 per ton voor biodiesel van PT Pelita Agung Agrindustri, Medan en van € 57,14 per ton voor biodiesel van PT Cermerlang Energi Perkasa, Jakarta, op 20 november 2013 definitief geïnd bij de instelling van het definitieve antidumpingrecht. Beide Forms A die [de entrepothouder] bij de aangiften heeft overgelegd zijn in augustus 2013 afgegeven voor PMEbiodiesel en vermelden [de eigenaar van de biodiesel] als notify party.
6. Op 21 juli 2016 stuurde verweerder aan eiseres een voornemen tot het opleggen van een utb van in totaal € 2.660.717,19, onder de overweging dat een hoeveelheid van minimaal 98,5% van de aangegeven 7.058.741 kg biodiesel van oorsprong zou zijn uit de Verenigde Staten en niet uit Indonesië. Dat de biodiesel van oorsprong is uit de Verenigde Staten baseerde verweerder op een door hem en OLAF uitgevoerd onderzoek, dat - onder meer - bij [de entrepothouder] en bij [het tankopslagbedrijf in Barcelona] heeft plaatsgevonden. Over Amerikaanse biodiesel is het reguliere tarief aan douanerechten van 6,5% verschuldigd en bovendien een definitief antidumpingrecht van € 172,2 per tonen een definitief compenserend recht van € 237 per ton. Een deel van het bedrag aan Indonesisch antidumpingrecht dat reeds door [de entrepothouder] was voldaan bij het in het vrije verkeer brengen van de biodiesel heeft verweerder verrekend met de verschuldigde douanerechten, de antidumpingrechten en de compenserende rechten. Verweerder merkte eiseres aan als douaneschuldenaar omdat zij een actieve rol zou hebben gehad in het verstrekken van gegevens waaruit een onjuist land van oorsprong blijkt.
7. Op 13 oktober 2016 reikte de inspecteur de onderhavige utb uit, berekend aan de hand van de gegevens uit het voornemen. Uit het onderzoek van verweerder en OLAF was het volgende gebleken (overweging 8 tot en met 11).
8. Op 7 augustus 2013 kocht [de eigenaar van de biodiesel] voor $ 785 per ton een hoeveelheid van 4.999.638 kg PME biodiesel aan boord van het zeeschip Torm Laura, onderweg van Indonesië naar Barcelona. Op 15 augustus 2013 kocht [de eigenaar van de biodiesel] voor $ 800 per ton een hoeveelheid van 9.999.853 kg PME biodiesel, ook aan boord van de Torm Laura onderweg van Indonesië naar Barcelona.
9. Bij de biodiesel aan boord van de Torm Laura hoort een Indonesisch Form A, afgegeven op 13 augustus 2013 voor een hoeveelheid van 4.999.638 kg PME biodiesel afkomstig van Pt. Cemerlang Energi Perkasa. Als “notify party” staat [de eigenaar van de biodiesel] genoemd. Bij de biodiesel hoort ook een (op 3 oktober 2013 afgegeven) Spaans vervangingsexemplaar van een Indonesisch Form A, eveneens op 13 augustus 2013 afgegeven, voor een hoeveelheid van 2.017.284 kg PME biodiesel. Als “notify” staat genoemd [de eigenaar van de biodiesel] .
10. Op 26 september 2013 kocht [de eigenaar van de biodiesel] van eiseres een hoeveelheid van 10.412.847 kg FAMEbiodiesel, onder de leveringsconditie FOB Barcelona, voor, zo blijkt uit de factuur van 12 oktober 2013, $ 938 per ton. Dit is de onder overweging 4 genoemde biodiesel die met het schip Atlantic Wind van Barcelona naar het entrepot van [de entrepothouder] was vervoerd.
11. Op 30 september 2013 gaf eiseres per e-mail opdracht aan [bedrijf 3]om een controle te doen op de hoeveelheid en kwaliteit van een partij FAME biodiesel met onder meer de volgende gegevens:
“Vessel: Mt Torm Lotte
Loadport: [het tankopslagbedrijf in Barcelona] BCN
(…)
Product: FAME – tank 64 full – tank 66 – balance
Quantity: approx. 9.9 KT
Origin: Houston, USA”
Bij de FAME aan boord van het zeeschip Torm Lotte horen twee oorsprongscertificaten waarin is vastgelegd dat 3.991.787 kg respectievelijk 5.856.210 kg FAME van oorsprong is uit de Verenigde Staten.
12. Tot de stukken van het geding behoren overzichten van tankmutaties in tanks 64 een 66 van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] , over de periode van 1 maart 2013 tot 1 juni 2014 onderscheidenlijk van 8 maart 2013 tot 30 juni 2014. Uit deze overzichten blijkt het volgende (overwegingen 13 en 14).
13. Op 1 oktober 2013 loste de Torm Lotte een hoeveelheid van 9.393.369 liter biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten in tank 64 van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] . Op dat moment bevond zich een hoeveelheid van 312 kg biodiesel in de tank. Op 3 oktober 2013 werd uit deze tank een hoeveelheid van 7.979.901 liter biodiesel aan boord van de Atlantic Wind geladen. Daarnaast werd een hoeveelheid van 800.000 liter biodiesel overgeboekt naar tank 66.
14. Ook op 1 oktober 2013 loste de Torm Lotte een hoeveelheid van 1.550.496 liter biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten in tank 66 van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] . Op dat moment bevond zich een hoeveelheid van 1.400.835 liter biodiesel in tank 66. Deze biodiesel was grotendeels van oorsprong uit de Verenigde Staten (op 27 augustus 2013 ingeslagen vanuit het zeeschip Valorous Queen) en deels van oorsprong uit Indonesië (op 17 september 2013 ingeslagen vanuit de Torm Laura). Op 3 oktober 2013 werd een hoeveelheid van 800.000 liter biodiesel vanuit tank 64 bijgeboekt in tank 66. Vervolgens werd vanuit tank 66 een hoeveelheid van 3.890.875 liter biodiesel aan boord van de Atlantic Wind geladen.
15. Op 1 oktober 2013 verstrekte A.F., een medewerker van [de zusteronderneming] , namens [de eigenaar van de biodiesel] aan eiseres per e-mail documentinstructies voor de Atlantic Wind, met onder meer:
“Destination: Rotterdam for orders”,
“Cargo description: FAME
Quantity: 10000mt.
Cargo to be shipped with T1 document”,
en
“Certificate of origin with indication that out of 10000mts that we load 7000mts is Indonesian cargo arrived with Torm Laura”.
16. De e-mail van eiseres aan onder meer [de scheepsgeadresseerde] van 1 oktober 2013 bevat de volgende tekst:
“Pls wait [de eerdere eigenaar van de biodiesel] green light before starting the laoding”
Daarbij gaf eiseres onder meer de volgende opdrachten:
“Destination: Gibraltar for orders”
“Product description Fatty Acid Metyl Ester”
“Total Quantity: as close as possible to but max 10’000.000 mta using tank 64 + tank 66 (all product available in the follwing tanks)”
Kindly issue 1 set of documents as follows.
*Bill of lading clean on board issued or endorsed to the order of [de eerdere eigenaar van de biodiesel]
(…)
*Certificate of origin (taking Torm Laura approx Indonesia 6974.434 and balance Torm Lotte origin USA)”
(…)
17. Op 2 oktober 2013 verstrekte eiseres aan [de scheepsgeadresseerde] de volgende instructies voor het laden van de Atlantic Wind:
“Dear all,
Pls load full tank 64 (with quality of torm lotte) approx 8300 and load
physically SEGREGATEDbalance of tank 66 approx but max 2200mt
Quantity to be laoded on board: approx but max 10 500 MT”
18. [het tankopslagbedrijf in Barcelona] heeft op 3 oktober 2013 een verklaring afgegeven over de lading van de Atlantic Wind, waarin staat vermeld:
“7.979.901 m3 (
6974.433 mt) balance of Torm Laura
3.890.875 m3 (
3437.977 mt) part of Torm Lotte”.
19. Bij vertrek van de Atlantic Wind uit Barcelona is een aangifte tot wederuitvoer ingediend, met eiseres als Shipper, Exportador en Consignee, waarin onder meer is vermeld:
Productos quimicos (…) 3824: Ex Torm Laura: 6.974.434;
Productos quimicos (…) 3824: 3.438.366;
Productus quimicos (…) 3924, Part ex Tom Laura: 47.
20. Op 4 oktober 2013 stuurde J.K., een medewerker van [de zusteronderneming] , namens [de eigenaar van de biodiesel] een e-mail aan [de entrepothouder] waarin is opgenomen:
“Please find attached Form A certificates for Atlantic Wind arriving at discharge 10000 mts of FAME.”.
17. In het dossier bevindt zich een ongedateerde brief van het expediteursbedrijf Hitsein & Gescon Asociados SA aan [de entrepothouder] :
“RE:GSP CERTIFICATES “MT/TORM LAURA »
Dear Sirs,
As per instructions from [de eigenaar van de biodiesel] , Amsterdam Geneva Branch, we remit you herewith enclosed.
- 1 replacement GSP certificate of origin FORM-A N⁰ 000834
- 1 GSP certificate of origin 0003404/KDM/2013”
18. Op 8 oktober 2013 stuurde [de entrepothouder] een e-mail aan [de eigenaar van de biodiesel] met de bevestiging dat zij de originele Forms A had ontvangen.
19. Op 8 oktober 2013 stuurde A. F. namens [de eigenaar van de biodiesel] een e-mailbericht aan [de entrepothouder] waarin onder meer over de lading van de Atlantic Wind is vermeld:
“4. Cargo Status on arrival: T1.
5. Please custom clear 7016, 922 mts according to the Form A certs (MT Torm Laura) that were sent to you by Hitsein and Gescon, the rest to be left T1 and loaded on MT Hanne Theresa..”
20. Op 8 oktober 2013 gaf [de eigenaar van de biodiesel] instructies aan [de entrepothouder] voor het lossen van de biodiesel uit de Atlantic Wind:
“We hereby nominate MT Atlantic Wind for discharge of two segregated FAME parcels at [de entrepothouder] :
- First segregation abt 2002 mts FAME from vessel tanks 2W
- Second segregation abt.8450 mts FAME from vessel tanks 3W, 4S, 5W, 6W.
Parcels are to be discharged and kept separate.”
21. Op 11 oktober 2013 vraagt [de entrepothouder] aan [de zusteronderneming] het volgende:
“Can you please chase the correct documentation for the Atlantic Wind tomorrow morning first work?
If I don’t receive the correct docs, then I won’t be able to complete the discharge order and won’t be able to issue documentation for the Hanna Theresa.”
22. Op 11 oktober 2013 antwoordt J.K. namens [de eigenaar van de biodiesel] aan [de entrepothouder] :
“The documents are correct because this is a transshipment of goods that arrived at Barcelona from Indonesia. If you need any further clarification, please ask. 7000 mts we clear on Torm Laura papers and the rest is for further export to Norway”
En in een tweede e-mailbericht:
“For USA origin cargo: FOB value: 938 USD/MT Insurance 0.1 USD/MT Freight: 29.95 USD/MT Hope its enough. Waiting on document copies from shippers.”
23. Op 11 oktober 2013 vond de volgende wisseling van e-mails plaats tussen J.K. namens [de eigenaar van de biodiesel] en G.W., een medewerker van eiseres.
J.K.:
“Please help us with an urgent case. We need copies of documents for the 3000 mts of US origin cargo transshipped on Atlantic Wind.”
Original vessel was Torm Lotte. Please provide as we need to clear the case with Dutch customs.”
G.W.:
“What documents are required to clear the cargo with customs?”
J.K.:
“We need a copy of BL, Certificate or Origin and your Invoice”.
G.W.:
”Do you need one invoice covering your whole cargo or two separate invoices per origin?”
J.K.:
“2 invoices covering different destinations would be great”.
En:
“If possible, please issue Certificate of Origin still today
Indonesian origin cargo loaded on Atlantic Wind (we have 2 Cert of Origin)
2017.284 + 4999.638 = 7016.922 mts
So we need a certificate of USA origin for balance 3395.925 mts.”
28. Vervolgens stuurde G.W. een e-mail naar M.P., een medewerker van Hitsein & Gescon Asociados:
“Our receiver is already in possession of the certificate of origin pertaining to the Indonesian origin (7016.922mt air). They are now missing the certificate of origin pertaining to the US cargo loaded which is the remainder quantity and shall be 3395.925 mt air.”
29. Tot de stukken van het geding behoort een ongedateerde verklaring van [de eigenaar van de biodiesel] :
“We hereby advise you that goods of USA origin purchased from [de eerdere eigenaar van de biodiesel] , that arrived on Atlantic Wind for discharge at [de entrepothouder] on 10th of October 2013 are valued with the purchase price of 938.00 USD per metric ton.”
26. [de entrepothouder] heeft de biodiesel uit de Atlantic Wind (10.459.200 kg) ingeslagen in haar entrepot en op 11 en 12 oktober 2013 gelost in tank 207, tank 301 en in tank 302.
31. De onderhavige biodiesel is in vier partijen uitgeslagen uit het entrepot van [de entrepothouder] en voor het vrije verkeer aangegeven tegen de waardes die [de entrepothouder] daarvoor van [de eigenaar van de biodiesel] had ontvangen (e-mail van 18 oktober 2013):
“Beste N.[
anonimisering door rechtbank]
Ik heb de volgende bedragen ontvangen van [x-groep] :
15000288 Atlantic Wind 0/7113 Partij 7473 waarde
59.591,14niet correct mz 52642,30
15000289 Atlantic Wind 0/7033 Partij 7395 waarde 38.580,62
15000290 Atlantic Wind 0/7110 Partij 7470 waarde 39.521,71
15000291 Atlantic Wind 0/7024 Partij 7384 waarde 249.638,24
Deze mogen worden ingeklaard.”
32. Bij beschikking van 3 april 2018 verleende verweerder ambtshalve kwijtschelding aan eiseres voor het gedeelte van de aangiften dat betrekking had op biodiesel van (veronderstelde) Indonesische oorsprong die zich aan boord van de Atlantic Wind bevond. Dit omdat het Gerecht van de Europese Unie in zijn arresten van 15 september 2016 (in de zaken T-80/14, T-111/14 tot en met T-121/14 en T-139/14) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 van 19 november 2013 nietig heeft verklaard voor (onder meer) PT Pelita Agung Agrindustri. Na deze kwijtschelding van € 19.921,25 is nog een bedrag van € 2.640.795,94 in geschil.
Geschil en standpunten van partijen
33.
In geschil is de uitnodiging tot betaling over 6.323.953 kg van de biodiesel die [de entrepothouder] op 22 oktober 2013 heeft aangegeven voor het vrije verkeer.
34. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres een actieve rol heeft gehad bij het verstrekken van gegevens waaruit een onjuist land van oorsprong blijkt, als gevolg waarvan ten onrechte te weinig douanerechten, antidumpingrechten en compenserende rechten in rekening zijn gebracht. Eiseres is daarom als douaneschuldenaar in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) aangemerkt.
35. Eiseres heeft specifiek instructies gegeven om biodiesel uit de tanks 64 en 66 in de Atlantic Wind te laden. Uit het overzicht met tankmutaties van deze tanks blijkt dat ten tijde van het overladen van de biodiesel in die tanks zich voornamelijk biodiesel met oorsprong Verenigde Staten bevond. Als eigenaar/‘shipper’ van de biodiesel was eiseres op de hoogte van de oorsprong van de biodiesel in de tanks 64 en 66 van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] . Desondanks geeft ze in de e-mailberichten van 1 oktober 2013 (overweging 16) opdracht om een Indonesisch certificaat van oorsprong voor 7 miljoen kilo biodiesel bij de lading te voegen. Met betrekking tot deze zending biodiesel zijn derhalve verkeerde gegevens verstrekt. Eiseres speelt volgens verweerder een actieve rol bij het (laten) verstrekken van de certificaten van oorsprong (Forms A) aan de Nederlandse douane bij het in het vrije verkeer brengen van de biodiesel. Zij kan daarom worden aangemerkt als persoon die voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt.
De rol van eiseres is niet beperkt gebleven tot Barcelona, maar gelet op voornoemde e-mailberichten wist zij of had redelijkerwijze kunnen weten dat de goederen naar Rotterdam werden verzonden, aldus verweerder.
36. Verweerder geeft de rechtbank in overweging het beroep gegrond te verklaren voor een hoeveelheid van 737.102 kg biodiesel. Dit betreft een hoeveelheid biodiesel die wel van oorsprong uit Indonesië is, maar ten onrechte als biodiesel van Amerikaanse oorsprong is aangemerkt. Dat betekent dat de douaneschuld met € 103.528,22 wordt verlaagd naar € 2.537.267,72. Verweerder is van mening dat eiseres recht heeft op een forfaitaire vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase.
37. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW juncto artikel 7:4 van de Algemene Douanewet (hierna: ADW) in de gegeven omstandigheden toepassing mist.
38. Eiseres schetst het volgende feitenrelaas:
39. Eiseres kocht op 12 augustus 2013 van Orka NRG AG 9823.904 mt FAME biodiesel, die met de Torm Lotte vanuit Houston (USA) naar Barcelona is verscheept. De Amerikaanse exporteur verstrekte een (niet-preferentieel) certificaat van oorsprong (Verenigde Staten).
40. Eiseres kocht op 26 augustus 2013 van [de eigenaar van de biodiesel] 29.999.388 kg PME biodiesel, die met de Torm Laura vanuit Indonesië naar Barcelona is verscheept. [de eigenaar van de biodiesel] heeft aan eiseres niet de door de Indonesische exporteur bij de Indonesische autoriteiten aangevraagde preferentiële certificaten van oorsprong Form A verstrekt.
41. Beide zendingen zijn in Barcelona gelost in de tankterminal van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] en eiseres ontving opslagrapporten van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] , waarin de geloste en opgeslagen hoeveelheid en de opslagtanks worden vermeld. Ten tijde van de opslag van biodiesel in het najaar van 2013 stonden de Spaanse douaneautoriteiten toe dat in de terminals in Barcelona, waaronder die van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] , niet-communautaire (T1) en communautaire (T2) goederen gecombineerd werden opgeslagen op terminalniveau (niet zijnde: tankniveau). De fysieke identiteit van biodiesel werd door [het tankopslagbedrijf in Barcelona] vastgelegd op terminalniveau. Daarbij hield [het tankopslagbedrijf in Barcelona] een administratie van het oorsprongsland van de biodiesel bij, op basis van de certificaten van oorsprong. In de praktijk betekende dit dat eiseres een instructie aan [het tankopslagbedrijf in Barcelona] gaf om FAME biodiesel van een bepaalde tank fysiek vrij te geven (bijvoorbeeld biodiesel van oorsprong land A), maar administratief (op grond van certificaten van oorsprong) kon die FAME van oorsprong zijn uit land B. Bij brief van 22 mei 2015 hebben de Spaanse autoriteiten aan [het tankopslagbedrijf in Barcelona] kenbaar gemaakt dat de gecombineerde opslagprocedure voor biodiesel wordt beperkt als daarop antidumpingrechten/compenserende rechten van toepassing zijn. Aan deze beperking is geen terugwerkende kracht toegekend.
42. Op 30 september 2013 (de rechtbank leest: 26 september 2013) verkocht eiseres 10.000 mt biodiesel (FAME) aan [de eigenaar van de biodiesel] . De leveringsconditie is FOB Barcelona. De verkoopovereenkomst vermeldt niets over het land van oorsprong. Vanwege de leveringsconditie is de Atlantic Wind onder instructie van de koper uit Barcelona vertrokken en lag de afhandeling van de douaneformaliteiten in Rotterdam zodoende dus bij [de eigenaar van de biodiesel] De enige reden waarom eiseres als “shipper” is vermeld in de Bill of Lading is de benodigde financiële zekerheid voor eiseres als crediteur van [de eigenaar van de biodiesel] Anders dan verweerder stelt, is het niet zo dat [de eigenaar van de biodiesel] de biodiesel pas bij aankomst in Rotterdam heeft gekocht.
43. Eiseres is met verweerder van mening dat uit de rechtspraak volgt dat de term “schuldenaar” in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW ruim moet worden uitgelegd. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat zij niet als schuldenaar aansprakelijk kan worden gehouden omdat zij
a) sowieso geen verkeerde gegevens heeft verstrekt,
b) zij geen gegevens heeft verstrekt voor het voorbereiden van de douaneaangifte en
c) zij niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te weten dat gegevens onjuist waren.
44. Ad a) In de e-mails van 1 oktober 2013 namens [de eigenaar van de biodiesel] aan eiseres en van eiseres aan [de scheepsgeadresseerde] wordt strikt genomen niets vermeld over de Indonesische oorsprong. Zij het dat de verwijzing naar “Indonesia” in de e-mail aan [de scheepsgeadresseerde] erop duidt dat L.P., werkneemster van eiseres, de Indonesische oorsprong van de genoemde hoeveelheid van 6974.434mt kan hebben aangenomen of verondersteld nu eiseres niet beschikte over de originele en/of kopieën van de certificaten van oorsprong Form A, afgegeven in Indonesië. Eiseres ontving pas in 2016 kopieën van de certificaten van oorsprong.
45. Ad b) Verweerder maakt niet inzichtelijk waarom de documentinstructie benodigd was en gebruikt is voor de voorbereiding van de douaneaangifte door de entrepothouder in Rotterdam. Bij gebrek aan tegenaanwijzingen moet worden aangenomen dat de entrepothouder bij het opstellen van de douaneaangifte geen gebruik heeft gemaakt van gegevens uit de documentinstructie. Eiseres heeft als verkoper van de biodiesel op geen moment verklaard dat de biodiesel die de entrepothouder namens haar principaal [de eigenaar van de biodiesel] in Rotterdam voor het vrije verkeer heeft aangegeven de oorsprong Indonesië had. De verkoopfactuur van eiseres bevat geen verwijzing naar oorsprong Indonesië en dit geldt ook voor de Bill of Lading en andere documenten. Verweerder baseert zich volgens eiseres in de uitspraak op bezwaar enkel op de verwijzing in de e-mails van 1 oktober 2013 over het bij de lading voegen van de certificaten van oorsprong Form A (Indonesië). Eiseres heeft de instructie van [de eigenaar van de biodiesel] slechts doorgestuurd en niet zelfstandig een instructie voor het opmaken van certificaten gegeven, omdat zij niet over de originele certificaten van oorsprong Form A (Indonesië) beschikte, noch over kopieën.
46. Ad c) Indien zou worden aangenomen dat eiseres wel onjuiste gegevens zou hebben verstrekt dan rijst de vraag of zij dat toentertijd wist of redelijkerwijs behoorde te weten. Die vraag beantwoordt eiseres ontkennend, omdat zij de fysieke benadering van gezamenlijke opslag betwist. Zij stelt dat de Spaanse douaneautoriteiten in 2013 toestonden dat niet-communautaire (T1) biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten werd uitgeslagen als ware het niet-communautaire (T1) biodiesel van oorsprong uit Indonesië. Ook heeft zij niet verzocht om afgifte van (vervangings)certificaten van oorsprong (Indonesië). Zelfs als wordt aangenomen dat eiseres op de hoogte was van het verschepen van de biodiesel naar Rotterdam met T1-documenten, dan was zij niet op de hoogte van de verdere douanebestemming van die biodiesel in Rotterdam.
47. Eiseres concludeert tot vernietiging van de utb en tot een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
48. De rechtbank stelt voorop dat zij bij uitspraak van heden in de zaak met nummer HAA 19/1003 over de ook in de onderhavige zaak aan de orde zijnde 6.323.953 kg biodiesel heeft geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat deze biodiesel, die met de Atlantic Wind vanuit Barcelona naar de entrepothouder is vervoerd, van oorsprong is uit de Verenigde Staten en niet uit Indonesië. In die uitspraak is overwogen dat verweerder aan de hand van de in- en uitslagen in tanks 64 en 66 van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] , de bij de biodiesel aanwezige documentatie en de correspondentie van met name [de eigenaar van de biodiesel] inzichtelijk heeft gemaakt hoe de Amerikaanse biodiesel uit de Torm Lotte met de Atlantic Wind naar de entrepothouder is vervoerd en door de entrepothouder voor het vrije verkeer is aangegeven als Indonesische biodiesel. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de vraag of [het tankopslagbedrijf in Barcelona] wel of niet beschikte over de mogelijkheid om goederen gezamenlijk op te slaan in de zin van artikel 534, tweede lid, van het TCDW hierbij niet relevant is, reeds omdat gezamenlijke opslag slechts (onder voorwaarden) toestaat niet-communautaire (T1) goederen uit te slaan als communautaire (T2) goederen en vice versa. Deze wettelijke faciliteit voor gezamenlijke opslag biedt niet een basis om aan niet-communautaire goederen bij uitslag uit het douane-entrepot een andere oorsprong toe te wijzen. Dat de Spaanse douaneautoriteiten het verwisselen van oorsprong wel zouden hebben toegestaan, zoals ook in die zaak is gesteld, betekent - wat hiervan ook zij - niet dat verweerder gehouden is een dergelijke verwisseling ook toe te staan, nu dit gelet op het vorenoverwogene op grond van het Unierechtelijk douanerecht niet mag. Ook andere in die procedure aangevoerde gronden hebben er niet toe geleid dat de utb, die identiek is aan de aan eiseres opgelegde utb (zij het dat die op een andere rechtsgrond rust), is vernietigd, behoudens een verlaging ter honorering van het door verweerder in beide beroepszaken gedane verzoek tot verlaging.
49. Uit het oordeel in de zaak HAA 19/1003 vloeit voort dat de rechtbank in de onderhavige procedure eveneens van oordeel is dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de 6.323.953 kg biodiesel die met de Atlantic Wind vanuit Barcelona naar de entrepothouder is vervoerd, van oorsprong is uit de Verenigde Staten en niet uit Indonesië. Het oordeel van de rechtbank is in de nu voorliggende uitspraak toegespitst op de vraag of eiseres als schuldenaar op grond van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW voor deze douaneschuld kan worden aangesproken.
50. Op grond van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW kunnen, wanneer een douaneaangifte voor het brengen van goederen in het vrije verkeer ertoe leidt dat de wettelijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, personen die deze voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens hebben verstrekt, terwijl zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat die gegevens verkeerd waren, overeenkomstig de geldende nationale bepalingen eveneens als schuldenaar worden beschouwd.
Op grond van artikel 7:4 van de ADW, zoals die in oktober 2013 luidde, zijn de personen die de voor de opstelling van de aangifte voor het vrije verkeer benodigde gegevens onmiddellijk of middellijk hebben verstrekt, terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat die gegevens verkeerd waren, eveneens schuldenaar.
51. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de opstelling van aangiften met Indonesische Forms A voor biodiesel, waarvan aannemelijk is gemaakt dat die feitelijk van oorsprong uit de Verenigde Staten is, betekent dat de aangiften zijn opgesteld met gegevens die ertoe leiden dat de wettelijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk niet zijn geheven. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of eiseres de voor de opstelling van de aangiften voor het vrije verkeer benodigde gegevens onmiddellijk of middellijk heeft verstrekt, terwijl zij wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens verkeerd waren.
52. Verweerder heeft zich voor zijn standpunt dat eiseres kwalificeert als schuldenaar beroepen op het arrest van het Hof van Justitie van 19 oktober 2017 (C-522/16, ECLI:EU:C:2017:778) en leidt uit overweging 51 van dit arrest af dat het moet gaan om een “optreden” waardoor de persoon betrokken is bij het verstrekken van de verkeerde gegevens aan de douane bij de douaneaangifte. Dat het Hof van Justitie de term ‘betrokken’ gebruikt, wil volgens verweerder zeggen dat het niet enkel gaat om handelingen die rechtstreeks en onafhankelijk van het handelen van anderen personen veroorzaken dat de verkeerde gegevens worden overgelegd. Het is volgens verweerder voldoende dat een persoon door zijn handelen betrokken is bij het overleggen van de verkeerde gegevens bij de douaneaangifte. Hoe groot de rol is bij het gebruik van de verkeerde gegevens is volgens verweerder niet doorslaggevend. Ook een relatief kleine rol in het overleggen van de verkeerde gegevens is in deze benadering voldoende om te kwalificeren als douaneschuldenaar.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres tijdens de opslag bij [het tankopslagbedrijf in Barcelona] zowel eigenaar was van de biodiesel met Indonesische oorsprong als van de biodiesel met de Amerikaanse oorsprong en dus over de oorsprongsbescheiden van beide partijen biodiesel kon beschikken. Enkel eiseres als eigenares van de Amerikaanse biodiesel kan
opdracht geven om de Amerikaanse biodiesel in de Atlantic Wind te laden en enkel eiseres, die als eigenares van de Indonesische biodiesel beschikt over de betrokken oorsprongscertificaten, kan opdracht/toestemming geven om die Indonesische oorsprongscertificaten te voegen bij de (Amerikaanse) biodiesel in de Atlantic Wind. Eiseres heeft aan [de scheepsgeadresseerde] instructies gegeven over de te laden biodiesel en de bij te voegen oorsprongsdocumenten. Daaruit volgt dat eiseres is betrokken bij het aan de Nederlandse douane verstrekken van de Indonesische certificaten van oorsprong bij het in het vrije verkeer brengen van de Amerikaanse biodiesel en daardoor kwalificeert eiseres als schuldenaar op grond van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW en de uitleg van het Hof van Justitie in de zaak C-522/16, aldus verweerder.
53. De rechtbank stelt op basis van de hiervoor onder overweging 42 aangehaalde verkoopovereenkomst vast dat eiseres de Amerikaanse biodiesel op 26 september 2013 aan [de eigenaar van de biodiesel] heeft verkocht. Vanwege de leveringsconditie “FOB” is de Atlantic Wind uit Barcelona vertrokken onder instructie van [de eigenaar van de biodiesel] . Wat de Indonesische biodiesel van de Torm Laura betreft, heeft eiseres uiteengezet dat de originele certificaten van oorsprong bij zich hield ten tijde van de opslag van de biodiesel bij [het tankopslagbedrijf in Barcelona] , hoewel [de eigenaar van de biodiesel] , als eerdere eigenaar van de biodiesel, contractueel gehouden was om deze certificaten aan eiseres te geven, aldus eiseres. [de eigenaar van de biodiesel] heeft aan eiseres beladingsinstructies gegeven, waaronder instructies over de bij te voegen documenten, waaronder certificaten van oorsprong van de lading van de Torm Laura, en eiseres heeft die instructies zonder meer aan onder meer [de scheepsgeadresseerde] doorgegeven. Uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat eiseres geen andere bemoeienis dan deze heeft gehad met de Indonesische certificaten van oorsprong. Uit de feiten zoals die uit het dossier blijken kan de rechtbank niet afleiden dat eiseres deze certificaten ten tijde van belang in handen heeft gehad. Uit de gedingstukken volgt namelijk dat de certificaten in opdracht van [de eigenaar van de biodiesel] door Hitsein & Gescon Asociados SA aan de entrepothouder zijn gestuurd. Van het onmiddellijk verstrekken van de Indonesische Forms A voor de aangifte aan de entrepothouder door eiseres is dus niet gebleken. Dat eiseres als eigenaar van de Indonesische biodiesel over de certificaten van oorsprong Indonesië zou kunnen hebben beschikken, wat door eiseres wordt bevestigd, is naar het oordeel van de rechtbank in dit verband niet van belang. Dit is een hypothetische situatie. Het verstrekken van gegevens in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW impliceert naar het oordeel van de rechtbank een actieve handeling met betrekking tot die gegevens zelf, in dit geval de certificaten van oorsprong Indonesië. Met het enkel doorgeven van de beladingsinstructies heeft eiseres daarom ook niet middellijk de voor de opstelling van de aangiften voor het vrije verkeer benodigde gegevens verstrekt.
54. Naar het oordeel van de rechtbank volgt, anders dan verweerder stelt, uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak C-522/16 niet dat iedere betrokkenheid, hoe gering ook, bij het overleggen van verkeerde gegevens bij de douaneaangifte zonder meer tot schuldenaarschap in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW leidt. In dit arrest ging het erom dat onder het begrip schuldenaar in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW mede moet worden begrepen een natuurlijke persoon die nauw en bewust betrokken is geweest bij het bedenken en op kunstmatige wijze opzetten van een structuur van handelsstromen die een verlaging van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer tot gevolg heeft gehad, terwijl hij niet zelf voor de opstelling van de douaneaangifte gebruikte verkeerde gegevens heeft verstrekt, wanneer uit de omstandigheden blijkt dat deze persoon wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de handelingen waarop die structuur betrekking had niet waren uitgevoerd in het kader van normale handelstransacties, maar louter met het doel om de door het Unierecht toegekende voordelen op onrechtmatige wijze te verkrijgen. Verweerder heeft niet onderbouwd dat eiseres nauw en bewust betrokken is geweest bij het bedenken en op kunstmatige wijze opzetten van een structuur van handelsstromen die een verlaging van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer tot gevolg heeft gehad en waarbij uit de omstandigheden blijkt dat eiseres wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de handelingen waarop die structuur betrekking had niet waren uitgevoerd in het kader van normale handelstransacties, maar louter met het doel om de door het Unierecht toegekende voordelen op onrechtmatige wijze te verkrijgen. Dit betekent dat verweerder eiseres ten onrechte heeft aangemerkt als douaneschuldenaar in de zin van artikel 201, derde lid, tweede alinea, van het CDW.
55. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat de uitspraak op bezwaar en de utb niet in stand kunnen blijven. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf de beslissing nemen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar.
Proceskosten56. De rechtbank ziet aanleiding verweerder overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Eiseres heeft niet verzocht om vergoeding van haar kosten voor rechtsbijstand in bezwaar. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Bpb stelt de rechtbank het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep overeenkomstig het in de bijlage bij het Bpb opgenomen tarief op: 2 punten (indienen beroepschrift en bijwonen zitting) x € 837 x 2 (gewicht) = € 3.348.