ECLI:NL:RBNHO:2023:8620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/338288 / HA ZA 23-197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident met verzoek om verwijzing van een gedeelte van de procedure naar een ander gerecht in een civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 30 augustus 2023 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eisers, vertegenwoordigd door mr. J. Koekkoek, hebben een verzoek ingediend om een gedeelte van de procedure, met betrekking tot een vermeerdering van eis, te verwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de wet niet voorziet in het afsplitsen van een gedeelte van de zaak en het verwijzen van slechts dat gedeelte. Dit is in lijn met het doel van de regeling, dat is het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken. De rechtbank benadrukt dat verwijzing alleen kan plaatsvinden van de jongere zaak naar de oudere zaak, en in dit geval is de zaak bij de Rechtbank Noord-Holland de oudste.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisvermeerdering van de eisers toelaatbaar is, omdat deze in een vroeg stadium van de procedure is ingediend, voordat de conclusies van antwoord zijn ingediend. De rechtbank heeft de gedaagden, vertegenwoordigd door mr. D.W. Giltay Veth en mr. J.H. van der Meulen, in de proceskosten van het incident veroordeeld. De zaak zal op 11 oktober 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van de eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338288 / HA ZA 23-197
Vonnis in incident van 30 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. J. Koekkoek te Haarlem,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. D.W. Giltay Veth te Haarlem,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.W. Giltay Veth te Haarlem,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.H. van der Meulen te Joure.
hierna samen te noemen: [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de akte van vermeerdering van eis met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties tevens houdende vorderingen voor alle weren: 1) inzake nietigheid dagvaarding en 2) incidentele conclusie tot verwijzing ex artikel 220 lid 1 Rv, betreffende de akte vermeerdering van eis van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
  • de conclusie van antwoord in conventie met producties tevens verweer vermeerdering van eis in conventie, tevens eis in reconventie van [gedaagde 3] ,
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eisers] heeft in de hoofdzaak een vijftiental vorderingen ingesteld, die onder andere zien op de doorvaart van en naar de ligplaatsen achterin de haven en het aanmeren of een ligplaats innemen alleen in de insteekhaven achterin de haven. Subsidiair heeft [eisers] onder meer een verklaring voor recht gevorderd die ziet op een nadere precisering van de term ‘afmeren’.
2.2.
[eisers] heeft bij eisvermeerdering - samengevat - gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagden] gebiedt om de beschoeiing langs de percelen [nummers] te verwijderen en verwijderd te houden, evenals de grond die langs percelen [nummers] gestort is in perceel [nummer] en wel tot de kadastrale grens van perceel [nummer] en op hun eigen kosten en risico een nieuwe beschoeiing te (doen) plaatsen die de kadastrale grens van perceel [nummer] niet overschrijdt;
subsidiair:
II. indien en voor zover sprake zou zijn van inbezitneming en houden van grond/water van [eisers] , met eigendomsverlies door verjaring als gevolg, een verklaring voor recht uitspreekt dat dit onrechtmatig was en is jegens [eisers] en dat [gedaagden] deswege gehouden zijn tot vergoeding van alle geleden en nog te lijden schade van [eisers] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede [gedaagden] te veroordelen om ten titel van schadevergoeding in natura voor bedoelde schade aan [eisers] de betreffende strook grond/water in eigendom over te dragen en te leveren;
III. [gedaagden] gebiedt om het hek op eigen kosten en risico te (doen) verwijderen voor zover dat op perceel [nummer] staat en indien [gedaagden] van de bevoegdheid tot afsluiting van haar perceel gebruik maakt, hem wordt geboden zorg te dragen dat [eisers] onbelemmerde toegang behoudt tot haar perceel zodat [eisers] in staat is om haar erfdienstbaarheid uit te oefenen;
IV. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 669,-;
V. het onder 1 en 2 en 3 vermelde steeds op straffe van verbeurte van een dwangsom toewijst.
Geen nietige dagvaarding
2.3.
Bij conclusie van antwoord beroepen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich op de nietigheid van de dagvaarding. [eisers] heeft volgens hen namelijk ten onrechte vermeld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] domicilie zouden hebben gekozen bij mr. D.W. Giltay Veth te Haarlem. [eisers] voert hiertegen verweer.
2.4.
De rechtbank passeert het beroep op de nietigheid van de dagvaarding. Zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun conclusie van antwoord zelf al opmerken, is de eventuele nietigheid van de dagvaarding immers gedekt door het verschijnen van [gedaagden] in de procedure. [1]
Eisvermeerdering toelaatbaar
2.5.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagden] bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van [eisers] , vanwege strijd met de goede procesorde. De feitelijke en juridische grondslagen van de nieuwe vorderingen zouden volgens [gedaagden] niet gelijk zijn aan de vorderingen zoals opgevoerd bij dagvaarding. Als deze vorderingen al in rechte behandeld zouden moeten worden, dan zou dat naar de stelling van [gedaagden] moeten geschieden bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden in de aldaar tussen partijen reeds aanhangige procedure.
2.6.
[eisers] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] niet onredelijk in zijn verweer wordt bemoeilijkt door de eisvermeerdering. Bovendien wijst zij erop dat in de wet staat vermeld dat een eiswijziging zelfs tegen het einde van de procedure nog kan worden toegelaten. [2]
2.7.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de eisvermeerdering van [eisers] toelaatbaar is. Van belang hierbij is met name het prille stadium waarin de eisvermeerdering aan de orde is gesteld, namelijk nog voordat de conclusies van antwoord zijn ingediend bij de rechtbank. [gedaagden] heeft daarmee al in een vroeg stadium de gelegenheid gekregen om op de eisvermeerdering te reageren en heeft dat bij zijn conclusies van antwoord ook gedaan. Van enige schending van de beginselen van een goede procesorde is dan ook geen sprake.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagden] vordert dat de hoofdzaak, voor zover die de vermeerdering van eis van [eisers] betreft, wordt verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, afdeling civiel recht, om te worden gevoegd met de bij die rechtbank tussen partijen aanhangige zaak. Grondslag voor deze vordering is dat in de akte vermeerdering van eis zaken worden gevorderd die dezelfde onderwerpen betreffen als aan de orde zijn in de bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangige zaak dan wel betreft het zaken die verknocht zijn.
3.2.
[eisers] voert verweer. Zij stelt onder meer dat het doel van verwijzing is het voorkomen van dubbel werk en tegenstrijdige beslissingen, maar dat verwijzing niet is bedoeld voor zaken als deze. Verwijzing is namelijk bedoeld voor zaken die over hetzelfde onderwerp gaan of verknocht zijn. In dit geval is sprake van een volstrekt onnodige nieuwe procedure bij de rechtbank Noord-Nederland. Artikel 220 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is niet bedoeld om zaken naar een andere rechtbank te ‘trekken’ door een nieuwe procedure te starten met hetzelfde onderwerp waardoor men het risico creëert van tegenstrijdige beslissingen. Daarnaast gaat [gedaagden] er volgens [eisers] aan voorbij dat alleen in de jongere zaak verwijzing kan worden gevorderd en dus niet in de onderhavige oudere zaak die bij de rechtbank Noord-Holland is aangebracht. Ten slotte stelt [eisers] dat de vorderingen bij de rechtbank Noord-Holland verknocht zijn aan de verdere vorderingen die bij rechtbank Noord-Holland aan de orde zijn en zullen komen, en aan het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 juni 2023.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.3.1.
Artikel 220 Rv bepaalt dat in zaken die reeds eerder bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, de verwijzing naar die andere rechter kan worden gevorderd.
3.3.2.
De vordering tot verwijzing naar de rechtbank Noord-Nederland van de vorderingen die bij de eisvermeerdering zijn ingesteld is niet toewijsbaar, omdat de wet niet voorziet in afsplitsing van een gedeelte van een zaak en de verwijzing van slechts dat gedeelte. Dat dit niet mogelijk is volgt naar het oordeel van de rechtbank bovendien uit het doel van de regeling, namelijk het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken. Dit doel kan immers niet worden bereikt als niet de hele zaak wordt verwezen.
3.3.3.
Daarnaast is verwijzing in de onderhavige zaak niet mogelijk, omdat in beginsel alleen verwijzing kan worden gevraagd van de jongere zaak naar de rechtbank waar de oudere zaak aanhangig is. In dit geval is de zaak bij de rechtbank Noord-Holland de oudste zaak, zodat verwijzing van deze zaak ook om die reden niet voor de hand ligt.
3.4.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4.Verdere verloop van de procedure

4.1.
De rechtbank overweegt dat het in dit stadium van de procedure niet doelmatig is om een mondelinge behandeling plaats te laten vinden. Wel wil de rechtbank partijen (en met name hun advocaten) voorhouden dat het zeer aangewezen lijkt om, meer dan tot nu toe kennelijk het geval is geweest, (afstemmings)overleg met elkaar te voeren, met name om te coördineren welke rechtsvragen op welk moment aan welke rechtbank worden voorgelegd. Daarmee kan worden voorkomen dat partijen steeds meer in een processueel doolhof belanden.
4.2.
Verder wil de rechtbank aan partijen meegeven dat zij alvast de nodig geachte kadastrale opmetingen kunnen laten plaatsvinden (voor zover die niet al in gang zijn gezet), ter bespoediging van de lopende procedures. Een dergelijke kadastrale opmeting dient vanzelfsprekend plaats te vinden in onderling overleg en in aanwezigheid van alle partijen.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 598,-,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 oktober 2023voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eisers]
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023. [3]

Voetnoten

1.Op grond van artikel 122 lid 1 Rv.
2.Artikel 130 Rv.
3.type: AFS