ECLI:NL:RBNHO:2023:8610

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10225408 \ CV EXPL 22-4290
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris afgewezen na wijziging van functie en salaris op basis van instemming werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever over de betaling van achterstallig salaris. De werknemer, [eiseres], vorderde betaling van achterstallig loon, omdat zij meende dat haar functie en salaris onterecht waren gewijzigd. De werkgever, [gedaagde], stelde dat de werknemer instemde met de wijziging van haar functie van Assistent Storemanager naar Eerste Verkoopmedewerker, en dat zij jarenlang zonder protest deze functie had vervuld tegen een lager salaris. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op basis van de verklaringen en gedragingen van de werknemer mocht aannemen dat er sprake was van instemming met de wijziging. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, omdat zij niet kon aantonen dat de wijziging van haar functie en salaris niet rechtsgeldig was. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer geen recht had op het gevorderde achterstallige salaris, omdat zij gedurende een lange periode als Eerste Verkoopmedewerker had gewerkt en de bijbehorende salarisverlagende afbouwregeling had geaccepteerd. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af, met uitzondering van een klein bedrag aan achterstallig loon dat wel werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10225408 \ CV EXPL 22-4290
Uitspraakdatum: 13 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: E.H.J. Jansen
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L.J. Bloem.
De zaak in het kort
In deze zaak vraagt de werknemer veroordeling van werkgever tot betaling van achterstallig salaris. Volgens werknemers is sprake geweest van een onterechte wijziging van haar functie en salaris. De kantonrechter wijst de vordering af omdat de werkgever op basis van verklaring en gedragingen van werknemer, waaronder het jarenlang werken in een andere functie tegen een lager salaris, mocht aannemen dat sprake was van instemming.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 1 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 25 mei 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een detailhandel in kaas en kaasspecialiteiten alsmede een klompenmakerij. Zij beheert bedrijven die actief zijn met het exploiteren van een kaasmakerij.
2.2.
[eiseres] is met ingang van 5 oktober 2000 voor 15 uur per week als verkoopmedewerkster in dienst getreden bij [gedaagde] met als standplaats de [naam standplaats 1] . Per 1 april 2003 is haar werktijd gewijzigd naar 16 uur per week. Met ingang van 1 februari 2011 is [eiseres] 40 uur per week gaan werken.
2.3.
Per 1 november 2011 is [eiseres] gaan werken als assistent chef toerisme (later: Assistent Storemanager) waarbij de bijzondere afspraak is gemaakt dat het salaris exclusief weekendtoeslag is.
2.4.
Op 29 mei 2015 heeft er een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [naam storemanager] , Storemanager, en [naam regiomanager] , Regiomanager. Er is door [eiseres] zelf een functioneringsformulier ingevuld en er is door [gedaagde] een functioneringsverslag opgemaakt. Dit verslag is door [eiseres] ondertekend. In het verslag staat onder andere het volgende:
“We hebben dan ook besloten dat [eiseres] per augustus haar functie als ass store manager zal neerleggen en dat zij als eerste verkoper verder haar taken op de CH zal gaan verrichten. [eiseres] begrijpt de problemen en ziet ook in de ze aan die eisen niet kan voldoen al hoewel ze aangeeft het wel degelijk heeft geprobeerd. (…) [eiseres] is met het geheel akkoord. [naam storemanager] geeft nog aan dat als ze nog behoefte heeft aan meerdere gesprekken of evaluatie momenten [naam storemanager] daar volledig voor openstaat.”
2.5.
Bij brief van 5 juni 2015 zijn de wijzigingen van de arbeidsovereenkomst ter ondertekening aan [eiseres] voorgelegd. Er wordt in de brief melding gemaakt van de wijziging van de functie en van een bijzondere afspraak dat er (in aanvulling op het lagere salaris behorende bij de nieuwe functie) een persoonlijke toeslag wordt uitgekeerd die over een periode van twee jaar wordt afgebouwd. [eiseres] heeft de brief niet ondertekend.
2.6.
In een gesprekverslag van 27 juni 2015 staat onder andere:
“ [eiseres] geeft aan dat ze het best moeilijk vindt wat er allemaal van haar wordt gevraagd in de nieuwe functie eisen en dat ze daar in achter blijft. Wederom komt de vraag “maar wat wil je dan”? Het hete hangijzer en cruciaal blijkt dan toch de teruggang in salaris. (…) nogmaals de mededeling dat we haar niet kwijt willen.”
2.7.
In een gespreksverslag van 2 juli 2015 staat onder andere:
  • Teruggang in functie van ass store manager naar eerste verkoper is akkoord
  • Salaris is niet akkoord. [eiseres] geeft aan teruggang te groot. (…)
  • Wederom aangegeven dat ontslag nooit in het plaatje voorkwam.
2.8.
Met ingang van 7 juli 2015 is [eiseres] gaan werken in de [naam standplaats 2]
2.9.
In een brief van 9 juli 2015 van [eiseres] aan [naam HR manager] , HR-manager, staat onder andere:
“Omdat ik graag mijn werk in de winkel en op beurzen (…) wil voortzetten met dezelfde inzet als de afgelopen 15 jaren, wilde ik voorstellen om per 1 augustus 2015 als eerste verkoopmedewerkster op de standplaats Jakobs Hoeve aan de slag te gaan tegen de huidige salaris- en onkosten vergoeding, waarbij het salaris bevroren wordt op het huidige niveau en er dus geen indexatie plaats vindt.”
2.10.
Per 1 augustus 2015 staat op de loonstrook van [eiseres] als functie ‘Eerste Verkoopmedewerker’ vermeld en sindsdien is haar salaris in twee jaar afgebouwd tot de salarisschaal behorende bij die functie. Vanaf 2016 hebben er functioneringsgesprekken plaatsvonden met [eiseres] in de functie van Eerste Verkoopmedewerker.
2.11.
In 2015 en 2016 is er tussen partijen veelvuldig overleg geweest en gecorrespondeerd over de functie- en salariswijziging, waarbij sinds begin 2016 de gemachtigde van [eiseres] betrokken was.
2.12.
Op 21 september 2016 heeft de gemachtigde van [eiseres] een finaal voorstel van [gedaagde] afgewezen. Het voorstel hield – kortgezegd – in dat [eiseres] alsnog de functie van Assistent Storemanager op de [naam standplaats 1] zou gaan vervullen dan wel de functie van Eerste Verkoopmedewerker op de Jacobs Hoeve met een persoonlijke toeslag zonder afbouwregeling.
2.13.
In een brief van 27 januari 2021 van de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] heeft [eiseres] aanspraak gemaakt op achterstallig loon.
2.14.
Op 15 juni 2021 heeft [eiseres] zich ziekgemeld en sindsdien heeft zij geen werkzaamheden meer voor [gedaagde] verricht.
2.15.
Op 11 juni 2022 heeft [eiseres] de pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar bereikt en is zij van rechtswege bij [gedaagde] uit dienst getreden.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij dagvaarding dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] het salaris van [eiseres] niet eenzijdig had mogen verlagen;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 14.908,59 bruto aan achterstallig loon over de periode 1 augustus 2015 tot datum uitdiensttreding, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging over het aan [eiseres] op 12 januari 2016 voldane achterstallig loon over de maanden november en december 2015, vermeerderd met de wettelijke rente;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 70,00 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 januari 2016 tot 1 augustus 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de achterstallige netto vergoeding BHV van € 1.937,32 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] dan wel betaling aan haar Zwitserleven pensioen van de pensioenpremie behorend bij het achterstallig loon per 1 augustus 2015 tot datum uitdiensttreding, vermeerderd met de wettelijke rente en indexatie rendement over de achterstallige (niet afgedragen) pensioenpremies;
VII. [gedaagde] veroordeelt in de volledige proceskosten ad € 15.662,81.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – samengevat – dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd. [eiseres] heeft de voorstellen van [gedaagde] afgewezen nu aanvaarding in alle redelijkheid niet van haar kon worden gevergd. De demotie, de salarisverlaging, de afbouwregeling met een zogenoemde persoonlijke toeslag en salarisverlaging waren rechtens niet toegestaan. Het is rechtens onjuist eenzijdig de arbeidsovereenkomst van [eiseres] in de functie van Assistent Storemanager met de haar toebehorende weekendtoeslag, te ondermijnen en om klakkeloos zelfstandig maatregelen door te voeren. [eiseres] heeft hier telkens tegen geprotesteerd maar is steeds haar werk uitstekend blijven vervullen. De afbouwregeling middels een persoonlijke toeslag is voor [eiseres] volstrekt onzichtbaar geweest omdat deze nimmer op de loonstrook is vermeld. [eiseres] heeft over de persoonlijke toeslag en het achterstallige loon geen vakantiegeld ontvangen en er is geen pensioen afgedragen. De diffamerende maatregelen van [gedaagde] zo vlak voor het pensioen van [eiseres] getuigen niet van goed werkgeverschap. Tot slot vordert [eiseres] vergoeding van haar volledige kosten voor rechtsbijstand. [eiseres] heeft ongewild hoge kosten moeten maken. [gedaagde] heeft misbruik gemaakt van procesrecht door feiten achter te houden en consequent stellingen te handhaven die met de feiten strijdig waren.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert – samengevat – primair aan dat zij aan [eiseres] een aanbod heeft gedaan tot het wijzigen van haar functie en haar salaris en dat [eiseres] dit aanbod vervolgens op 29 mei 2015 heeft aanvaard. Voor het geval niet wordt aangenomen dat [eiseres] expliciet heeft ingestemd, mocht [gedaagde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij had ingestemd met het aanbod tot de functie- en salariswijziging en geen loonvordering meer zou instellen. [eiseres] heeft immers jarenlang de functie van Eerste Verkoopmedewerker inclusief lager salaris zonder protest verricht. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de functie en het salaris van [eiseres] rechtsgeldig eenzijdig zijn gewijzigd. Er is in de arbeidsovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen. De belangen van [gedaagde] bij de functiewijziging van [eiseres] wegen zwaarder dan het belang van [eiseres] tot behoud van de functie van Assistent Storemanager en het daarbij behorende salaris. Het belang van [gedaagde] dient als zwaarwichtig te worden aangemerkt. [gedaagde] betwist ook de overige door [eiseres] ingestelde vorderingen.

5.De beoordeling

Eiswijziging
5.1.
[eiseres] heeft in de ‘aantekeningen tevens houdende akte wijziging van eis’, die zij ter zitting heeft overgelegd, haar vordering wat betreft achterstallig loon onder II met
€ 363,88 verminderd, zodat die vordering € 14.544,71 bruto bedraagt. De vordering onder IV, die ook ziet op achterstallig loon, heeft zij vermeerderd naar € 835,15 bruto. Tot slot heeft [eiseres] de vordering onder VI inzake achterstallige pensioenpremie verminderd tot € 21.176,72. Daarnaast heeft [eiseres] mondeling ter zitting haar vordering vermeerderd met de uitbetaling van 360 verlofuren. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering wat betreft de verlofuren.
5.2.
Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing laten. [1]
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het toestaan van de mondelinge vermeerdering van eis met de uitbetaling van 360 verlofuren ter zitting in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde en dus niet zal worden toegestaan. De kantonrechter overweegt daartoe dat [gedaagde] , gelet op het late stadium waarop [eiseres] haar vordering heeft vermeerderd, onvoldoende heeft kunnen reageren, terwijl [eiseres] voldoende gelegenheid heeft gehad om in een eerder stadium haar eis te vermeerderen. [eiseres] heeft ook niet toegelicht waarom zij haar eis op dit punt niet eerder heeft vermeerderd. De vermeerdering met betrekking tot achterstallig loon zal wel worden toegestaan. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt en de kantonrechter ziet geen aanleiding ambtshalve te oordelen dat deze vermeerdering in strijd is met de goede procesorde. Omdat zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen de eiser te allen tijde zijn eis kan verminderen, [2] zal de kantonrechter bij haar beoordeling uitgaan van de verminderde vorderingen onder II en VI.
Functie- en salariswijziging
5.4.
Het gaat er in deze zaak in de eerste plaats om of de functie van [eiseres] rechtsgeldig is gewijzigd van Assistent Storemanager naar Eerste Verkoopmedewerker en er terecht een salariswijziging met afbouwregeling is toegepast.
5.5.
[gedaagde] voert primair aan dat de functie van [eiseres] is gewijzigd door het aanbod van [gedaagde] en de aanvaarding door haar daarvan. [3] De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat wijzigingen in de arbeidsovereenkomst, zoals een functiewijziging met daarbij behorende verlaging van het loon, in onderling overleg tussen werknemer en werkgever overeen kunnen worden gekomen. Wanneer het gaat om een voor de werknemer nadelige wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden, mag een werkgever er slechts dan op vertrouwen dat een werknemer heeft ingestemd met deze wijziging, als de werknemer duidelijkheid is verschaft over de inhoud van die wijziging en op basis van verklaringen of gedragingen van die werknemer een welbewuste instemming van de werknemer mag worden aangenomen. Nu het moet gaan om ‘welbewuste instemming’, is duidelijk dat niet te makkelijk mag worden aangenomen dat een werknemer heeft ingestemd. [4] Het enkel gaan vervullen van de nieuwe functie alleen is onvoldoende om van welbewuste instemming te spreken.
5.6.
[eiseres] heeft met betrekking tot het gesprek op 25 mei 2015 aangevoerd dat zij overdonderd was. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] [eiseres] tijdens het gesprek weliswaar voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de wijziging van de functie en salariswijziging omdat zij niet voldeed aan de functie eisen van Assistent Storemanager, maar dat niet van haar kon worden verwacht dat zij daarmee meteen zou instemmen. Het is heel begrijpelijk dat zij overdonderd was en één en ander eerst moest laten bezinken en eventueel advies zou willen inwinnen. Dat zij het gespreksverslag voor akkoord heeft getekend, maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat sprake is van welbewuste instemming.
5.7.
De brief van 5 juni 2015 waarin de wijzigingen van de arbeidsovereenkomst aan [eiseres] is voorgelegd, heeft [eiseres] vervolgens niet ondertekend. Partijen hebben tot eind september 2016 over en weer contact gehad over de functie- en salariswijziging, maar zijn niet tot een oplossing gekomen. Na een stuitingsbrief op 27 januari 2021 heeft [eiseres] op 22 december 2022 bij dagvaarding een loonvordering ingesteld.
5.8.
De vraag is of op basis van verklaringen of gedragingen van [eiseres] (na het gesprek op 25 mei 2015) een welbewuste instemming met de functie- en salariswijziging mag worden aangenomen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Daartoe wordt overwogen dat uit verslagen en correspondentie blijkt dat met name de verlaging van het salaris het punt van geschil was voor [eiseres] en niet zozeer de wijziging van de functie zelf, terwijl het logisch is dat daarbij (na een redelijke afbouwregeling) een lager salaris hoorde. Uit de gespreksverslagen van 27 juni en 2 juli 2015 blijkt dat [eiseres] erkende dat zij niet goed functioneerde als Assistent Storemanager en akkoord was met de functiewijziging. Weliswaar heeft [eiseres] bij het gespreksverslag van 2 juli 2015 handgeschreven kanttekeningen geplaatst, maar niet waar dat zag op de functiewijziging. Op 9 juli 2015 heeft [eiseres] bovendien zelf een voorstel gedaan de functie van Eerste Verkoopmedewerker te gaan vervullen onder de voorwaarde dat haar salaris gelijk zou blijven. Daar is [gedaagde] (toen) niet mee akkoord gegaan. [gedaagde] heeft [eiseres] vervolgens gewezen op het inwinnen van juridisch advies en heeft daar een vergoeding voor aangeboden. Toen [eiseres] een gemachtigde had en partijen na veel correspondentie over en weer niet tot overeenstemming kwamen, is door [gedaagde] geopperd om de kwestie in een procedure bij de kantonrechter voor te leggen om duidelijkheid te verkrijgen. Dit heeft [eiseres] niet gedaan. Volgens [eiseres] was dat omdat zij bang was om ontslagen te worden. De kantonrechter kan [eiseres] hierin niet volgen omdat nergens uit blijkt dat die angst reëel was. [gedaagde] heeft herhaaldelijk, bijvoorbeeld op 27 juni 2015 en 2 juli 2015, expliciet aangegeven [eiseres] helemaal niet kwijt te willen en dat ontslag helemaal niet aan de orde was. Een finaal aanbod van [gedaagde] [eiseres] de persoonlijke toeslag zonder afbouwregeling te blijven betalen in de functie van Eerste Verkoopmedewerker, dan wel terug te keren naar de functie van Assistent Storemanager heeft zij niet aanvaard. Op de loonstroken staat vanaf augustus 2015 steeds Eerste Verkoopmedewerker en [eiseres] is ook steeds als Eerste Verkoopmedewerker beoordeeld. Niet is gebleken dat [eiseres] in de jaren die volgden heeft aangegeven dat zij het (nog steeds) niet eens was met de functie- en daarbij behorende salariswijziging. Zij geeft als reactie op een functioneringsgesprek in 2016 wel aan dat zij vond dat zij in feite nog steeds de functie van Assistent Storemanager vervulde, maar heeft daar geen consequenties aan verbonden en is daar in de jaren die volgden ook niet meer op terugkomen.
5.9.
Pas in deze procedure heeft [eiseres] andermaal aangevoerd dat zij in feite altijd de functie van Assistent Storemanager op de Jacobs Hoeve is blijven vervullen, omdat zij de Assistent Storemanager permanent verving die met zwangerschapsverlof ging. Zij heeft dit gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] (onder verwijzing naar de functieprofielen van beide functies) dat slechts de uren van de Assistent Storemanager die vertrok, werden verdeeld onder de verkoopmedewerkers, maar dat [eiseres] nooit de aanvullende taken behorende bij die functie zoals bijvoorbeeld de planning heeft verricht, echter onvoldoende onderbouwd. Vaststaat dus dat [eiseres] jarenlang als Eerste Verkoopmedewerker heeft gewerkt en daarvoor (na de afbouwregeling) het bijbehorende salaris heeft ontvangen, zonder aan te geven dat zij het (nog steeds) niet eens was met de functie- en salariswijziging
5.10.
Op basis van de hiervoor genoemde gedragingen en verklaringen van [eiseres] is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] mocht aannemen dat [eiseres] heeft ingestemd met de functie- en salariswijziging. Er was dus sprake van welbewuste instemming en [eiseres] kan geen aanspraak maken op achterstallig salaris.
5.11.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat, voor zover geen sprake zou zijn van welbewuste instemming, uit het verweer van [gedaagde] volgt dat zij ook een beroep doet op rechtsverwerking.
5.12.
Rechtsverwerking is niet in de wet geregeld, maar een toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Voor het antwoord op de vraag of een werknemer, die in eerste instantie heeft stilgezeten en pas na verloop van tijd een (loon)vordering instelt jegens zijn werkgever, zijn rechten heeft verwerkt, moet de vraag beantwoord worden of de werkgever er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de werknemer geen (loon)vordering zal instellen. Volgens vaste rechtspraak is het enkele tijdsverloop onvoldoende, maar moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden.
5.13.
Gelet op het tijdsverloop en de omstandigheden zoals vermeld in 5.8 en 5.9 is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiseres] geen loonvordering zou instellen, omdat zij had ingestemd met de functie- en salariswijziging. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat in december 2022 nog een vordering wordt ingesteld naar aanleiding van een functie- en salariswijziging in 2015.
Vorderingen I t/m VII
5.14.
Gelet op het voorgaande zal de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht onder I dat [gedaagde] haar salaris niet eenzijdig had mogen verlagen en de daaraan gekoppelde verminderde loonvordering onder II afwijzen.
5.15.
[eiseres] vordert onder III de maximale verhoging ex artikel 7:625 BW over het aan haar toekomende salaris voor de maanden november en december 2015 dat [gedaagde] pas op 12 januari 2016 heeft voldaan. Het gaat daarbij om € 533,20 aan achterstallig loon per maand. Voor de maand november 2015 vordert [eiseres] € 239,94 (45%) en voor december 2015 € 79,98 (15%) aan wettelijke verhoging. [gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] op dit onderdeel niet zelfstandig weersproken. De kantonrechter zal, omdat de vordering niet dan wel onvoldoende is betwist en is gebleken dat [gedaagde] destijds onterecht voorwaarden heeft gesteld aan de salarisbetaling, toewijzen zoals gevorderd, inclusief de wettelijke rente.
5.16.
[eiseres] vordert onder IV € na wijziging eis € 835,15 bruto inclusief 8% vakantiegeld aan te weinig ontvangen loon (7 x € 10,00 exclusief 8% vakantiegeld van 1 januari 2015 tot 11 juni 2022) omdat zij in die periode niet het loon behorende bij de functie van Assistent Storemanager (E7) maar een bedrag van € 2.680,00 bruto heeft ontvangen. Uit het voorgaande volgt echter dat [eiseres] aan het werk was als Eerste Verkoopmedewerker en daarmee welbewust heeft ingestemd, waarbij een salaris van € 2.427,00 (C7) hoorde. Conform de afbouwregeling ontving zij daarbovenop tot 1 augustus 2016 een toeslag van € 253,00 wat neerkomt op een totaalbedrag van € 2.680,00. Dit bedrag is dan ook terecht uitgekeerd en dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.17.
[eiseres] vordert onder V dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van achterstallige netto BHV-vergoeding van in totaal € 1.937,32. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van € 28,49 per maand berekend vanaf november 2016. Primair voert [gedaagde] aan dat deze vordering is verjaard omdat er een verjaringstermijn geldt van vijf jaar en deze vordering niet is gestuit. Subsidiair geldt dat jaarlijks door [gedaagde] wordt vastgesteld hoeveel BHV-ers er nodig zijn. Omdat er reeds voldoende BHV-ers op de locatie waren, was het voor [eiseres] niet nodig in november 2016 een vervolgcursus te doen en is er geen certificaat toegekend. Alleen de medewerkers met een geldig certificaat krijgen een BHV-vergoeding. Daarnaast kon [eiseres] vanaf 1 augustus 2020 geen aanspraak maken op een BHV-vergoeding vanwege ziekte en arbeidsongeschiktheid. [eiseres] heeft het gemotiveerde verweer van [gedaagde] niet weerlegd, zodat de kantonrechter dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.
5.18.
Omdat er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van achterstallig loon en [gedaagde] over de persoonlijke toeslag pensioenpremie heeft afgedragen, is er ook geen sprake van achterstallige pensioenpremie, zodat ook de verminderde vordering onder VI wordt afgewezen.
5.19.
[eiseres] vordert tot slot veroordeling van [gedaagde] in de volledige proceskosten. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit reeds voort dat van misbruik van procesrecht aan de kant van [gedaagde] geen sprake kan zijn. De vordering tot het betalen van volledige proceskosten wordt dan ook afgewezen.
5.20.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten betalen, omdat zij beiden op punten ongelijk krijgen.
5.21.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 319,92 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 130 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.Artikel 129 Rv.
3.Artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Zie de conclusie van het Parket bij de Hoge Raad van 7 september 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:PHR:2018:1047.