6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Drie dagen hiervoor heeft een medeverdachte een GPS-tracker geplaatst onder de auto van de aangevers. In de avond van 28 oktober 2022 kregen de verdachten de locatie van die auto doorgestuurd. Zij hebben vervolgens die avond met bivakmutsen op de aangevers bij hun woning opgewacht en in hun tuin belaagd. Aangeefster [slachtoffer 2] werd vlak voor de voordeur die zij op dat moment aan het openmaken was, van achteren aangevallen en kreeg meteen pepperspray in haar gezicht gespoten, waarna zij de tuin in werd getrokken. Aangever [slachtoffer 1] kreeg ook pepperspray in zijn gezicht gespoten, werd geslagen en heeft daarbij letsel opgelopen in zijn gezicht. Aangeefster [slachtoffer 2] is gevlucht naar de buren en aangever [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zich te verweren tegen het geweld. De verdachte en de medeverdachten zijn na dit verzet weggereden op een (motor)scooter. De drie verdachten waren erop uit het horloge van aangever [slachtoffer 1] te stelen. Dat dit niet is gelukt, is naar het oordeel van de rechtbank te danken aan het handelen van aangever [slachtoffer 1].
De verdachte en de medeverdachten hebben louter aan hun eigen financieel gewin gedacht en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van de slachtoffers. De verdachte heeft pas in een laat stadium van het proces zijn aandeel in het feit bekend en heeft onder meer verklaard dat hij eerder de impact van de overval op de slachtoffers niet heeft beseft. Ook heeft hij spijt betuigd.
De rechtbank acht de gepleegde poging tot diefstal met geweld zeer ernstig. Het handelen van de verdachte en de medeverdachten getuigt van een grote mate van gewetenloosheid, opportunisme en brutaliteit. Intimiderende feiten als deze leiden tot angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de slachtoffers van dergelijke feiten, maar ook bij getuigen, buren en de samenleving in het algemeen. Uit de toelichting op de verzoeken tot schadevergoeding blijkt welke impact dit voorval op de slachtoffers heeft gehad. Hun gevoel van onbevangenheid is verdwenen. De slachtoffers voelen zich niet langer veilig en aangenaam in hun eigen huis waar zij al heel lang met veel plezier gewoond hebben, en overwegen zelfs te verhuizen omdat zij dagelijks worden herinnerd aan het voorval. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren reeds eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages van GGZ Tactus Verslavingszorg, gedateerd 12 januari 2023 en van GGZ Fivoor, gedateerd 13 juli 2023. De verdachte lijkt tot een andere invulling van zijn leven te willen komen en toont zich gemotiveerd en bereidwillig mee te werken aan bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Op zo’n ernstig feit kan in beginsel alleen worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zoekt bij de bepaling van de straf aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarmee getracht wordt om soortgelijke delicten zoveel als mogelijk gelijk te bestraffen. De rechtbank constateert dat er geen passend oriëntatiepunt voor strafoplegging is voor de onderhavige poging tot diefstal met geweld, die naar haar oordeel minder zwaar bestraft dient te worden dan een poging tot woningoverval, maar zwaarder dan een poging tot straatroof met licht geweld. In dit geval heeft het feit zich immers afgespeeld in de tuin van de aangevers en voor de voordeur van hun huis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden passend en geboden is, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen straf, groot zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal daarnaast aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden om de verdachte te doordringen van het belang zijn leven op een andere manier vorm te geven. Naast de door de reclassering geadviseerde meldplicht, het contactverbod, zinvolle dagbesteding en deelname aan een CoVa-training zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie ook opleggen een verbod binnen een straal van 200 meter rond de woning van de aangevers te komen. De rechtbank ziet, mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting, geen aanleiding schadeherstel en het meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden op te leggen.
Nu onvoldoende is gebleken dat ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, ziet de rechtbank geen aanleiding te bevelen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.