ECLI:NL:RBNHO:2023:8595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
15/278543-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in de tuin en voor de voordeur van de woning van de slachtoffers

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 28 oktober 2022 te Westzaan, waar de verdachte samen met anderen een horloge en geld van de slachtoffers wilde stelen. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers in hun tuin en voor de voordeur belaagd, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zijn aandeel in het feit bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een locatieverbod en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], volledig toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/278543-22 (P)
Uitspraakdatum: 31 augustus 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Westzaan, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een horloge en/of geld, in elk geval (enig) goed(eren) van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) zich naar de woning en/of tuin van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] begeven en/of (vervolgens)
- bivakmuts(en) opgedaan en/of (vervolgens)
- naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toegerend en/of
- (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gespoten en/of
- geroepen 'horloge, horloge!' en/of
- die [slachtoffer 1] op/tegen diens lichaam en/of het gezicht/hoofd getrapt/geschopt en/of geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Nu ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen. Dat zijn:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2023 afgelegd;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 29 oktober 2022, dossierpagina 27 e.v.;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 28 oktober 2022, dossierpagina 40 e.v..
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 oktober 2022 te Westzaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders zich naar de woning en/of tuin van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] begeven en
- bivakmutsen opgedaan en
- naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegerend en
- meermalen pepperspray in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gespoten en
- geroepen 'horloge, horloge!' en
- die [slachtoffer 1] tegen het gezicht/hoofd geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het geadviseerde locatieverbod dient te worden gespecificeerd in die zin dat de verdachte zich niet bevindt binnen een straal van 200 meter rond de woning van de aangevers. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de proceshouding van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en de relatief korte duur van de poging tot diefstal met geweld. Daarnaast heeft de raadsman bepleit voor de strafoplegging aan te sluiten bij het LOVS-oriëntatiepunt voor een straatroof, nu het feitencomplex meer die richting uitgaat dan die van een (poging tot) woningoverval.
De raadsman heeft gelet hierop primair verzocht de verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft hij verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Meer subsidiair heeft hij verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met oplegging van de bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Drie dagen hiervoor heeft een medeverdachte een GPS-tracker geplaatst onder de auto van de aangevers. In de avond van 28 oktober 2022 kregen de verdachten de locatie van die auto doorgestuurd. Zij hebben vervolgens die avond met bivakmutsen op de aangevers bij hun woning opgewacht en in hun tuin belaagd. Aangeefster [slachtoffer 2] werd vlak voor de voordeur die zij op dat moment aan het openmaken was, van achteren aangevallen en kreeg meteen pepperspray in haar gezicht gespoten, waarna zij de tuin in werd getrokken. Aangever [slachtoffer 1] kreeg ook pepperspray in zijn gezicht gespoten, werd geslagen en heeft daarbij letsel opgelopen in zijn gezicht. Aangeefster [slachtoffer 2] is gevlucht naar de buren en aangever [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zich te verweren tegen het geweld. De verdachte en de medeverdachten zijn na dit verzet weggereden op een (motor)scooter. De drie verdachten waren erop uit het horloge van aangever [slachtoffer 1] te stelen. Dat dit niet is gelukt, is naar het oordeel van de rechtbank te danken aan het handelen van aangever [slachtoffer 1].
De verdachte en de medeverdachten hebben louter aan hun eigen financieel gewin gedacht en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van de slachtoffers. De verdachte heeft pas in een laat stadium van het proces zijn aandeel in het feit bekend en heeft onder meer verklaard dat hij eerder de impact van de overval op de slachtoffers niet heeft beseft. Ook heeft hij spijt betuigd.
De rechtbank acht de gepleegde poging tot diefstal met geweld zeer ernstig. Het handelen van de verdachte en de medeverdachten getuigt van een grote mate van gewetenloosheid, opportunisme en brutaliteit. Intimiderende feiten als deze leiden tot angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de slachtoffers van dergelijke feiten, maar ook bij getuigen, buren en de samenleving in het algemeen. Uit de toelichting op de verzoeken tot schadevergoeding blijkt welke impact dit voorval op de slachtoffers heeft gehad. Hun gevoel van onbevangenheid is verdwenen. De slachtoffers voelen zich niet langer veilig en aangenaam in hun eigen huis waar zij al heel lang met veel plezier gewoond hebben, en overwegen zelfs te verhuizen omdat zij dagelijks worden herinnerd aan het voorval. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren reeds eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages van GGZ Tactus Verslavingszorg, gedateerd 12 januari 2023 en van GGZ Fivoor, gedateerd 13 juli 2023. De verdachte lijkt tot een andere invulling van zijn leven te willen komen en toont zich gemotiveerd en bereidwillig mee te werken aan bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Op zo’n ernstig feit kan in beginsel alleen worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zoekt bij de bepaling van de straf aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarmee getracht wordt om soortgelijke delicten zoveel als mogelijk gelijk te bestraffen. De rechtbank constateert dat er geen passend oriëntatiepunt voor strafoplegging is voor de onderhavige poging tot diefstal met geweld, die naar haar oordeel minder zwaar bestraft dient te worden dan een poging tot woningoverval, maar zwaarder dan een poging tot straatroof met licht geweld. In dit geval heeft het feit zich immers afgespeeld in de tuin van de aangevers en voor de voordeur van hun huis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden passend en geboden is, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen straf, groot zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal daarnaast aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden om de verdachte te doordringen van het belang zijn leven op een andere manier vorm te geven. Naast de door de reclassering geadviseerde meldplicht, het contactverbod, zinvolle dagbesteding en deelname aan een CoVa-training zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie ook opleggen een verbod binnen een straal van 200 meter rond de woning van de aangevers te komen. De rechtbank ziet, mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting, geen aanleiding schadeherstel en het meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden op te leggen.
Nu onvoldoende is gebleken dat ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, ziet de rechtbank geen aanleiding te bevelen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.191,56 ingediend, bestaande uit materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit vergoeding van een trui, kosten van de aanschaf van een nieuwe bril en reparatiekosten van de bodemplaat van de auto.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.768,43 ingediend, bestaande uit materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit vergoeding van kledingschade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel kunnen worden toegewezen.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële posten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen. Ten aanzien van het immateriële deel heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde feit [kort gezegd: poging tot diefstal met geweld], door de handelingen van de verdachte, schade hebben geleden. De gevorderde materiële schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde feit. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vorderingen en het verhandelde ter terechtzitting, alsmede de aard en ernst van de normschending. De vorderingen zullen dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte deze bedragen geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: poging tot diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig)maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes)maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet in een straal van 200 meter bevindt rond het adres [adres 3], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, bestaande uit betaald werk, vrijwilligerswerk en/of een opleiding, met een vaste structuur;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en de medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 4.191,56 (zegge: vierduizend honderdeenennegentig euro en zesenvijftig cent), bestaande uit € 3.141,56 materiële schade en € 1.050,00 immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van € 4.191,56, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 51 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.768,43 (zegge: duizend zevenhonderdachtenzestig euro en drieënveertig cent), bestaande uit € 718,43 materiële schade en € 1.050,00 immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2], van een bedrag van € 1.768,43, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2023.