ECLI:NL:RBNHO:2023:8594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
9950131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een serre en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2023, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens non-conformiteit van een serre die zij van hem hebben gekocht. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 22 februari 2023 gedaagde toegelaten tot het leveren van tegenbewijs door middel van een second opinion rapport. Gedaagde heeft daarop een akte ingediend, maar eisers hebben betwist dat dit voldoende was om aan de bewijsopdracht te voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gebrekkigheid van de serre, zoals gesteld door eisers, voorshands was aangetoond op basis van een rapport van Setelkeur, maar dat gedaagde de mogelijkheid had om tegenbewijs te leveren.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de constructie van de serre niet voldeed aan de verwachtingen die eisers mochten hebben, en dat er sprake was van non-conformiteit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet volledig is nagekomen, en dat hij aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden. De schade is geschat op € 4.000,-, en gedaagde is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten voor het rapport van Setelkeur, ter hoogte van € 599,-, toegewezen aan eisers. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9950131 \ CV EXPL 22-3650
Uitspraakdatum: 30 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]

beiden wonende te [plaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: mr. J. Pieters
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: F.H. Bijlenga

1.Het procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 22 februari 2023 is [gedaagde] toegelaten tot (tegen)bewijs door middel van het overleggen van een second opinion rapport. [gedaagde] heeft op 19 april 2023 een akte uitlating second opinion ingediend. Daarna heeft [eiser 1] c.s. op 14 juni 2023 een antwoordakte second opinion tevens wijziging c.q. vermeerdering van eis genomen. [gedaagde] heeft daarop gereageerd door middel van een akte uitlating vermeerdering van eis. Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Daarin is geoordeeld dat het primaire beroep van [eiser 1] c.s. op dwaling niet slaagt. Ten aanzien van het subsidiaire beroep van [eiser 1] c.s. op non-conformiteit ex artikel 7:17 BW, heeft de kantonrechter geoordeeld dat zij op het basis van het door [eiser 1] c.s. ingediende rapport van Setelkeur, er voorshands vanuit gaat dat de serre gebrekkig was. Omdat [gedaagde] de inhoud van dit rapport had betwist, vast stond dat de serre meerdere stormen had overleefd en [gedaagde] niet de mogelijkheid had gehad om bij het onderzoek aanwezig te zijn, heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. Aangezien de serre al was afgebroken, mocht [gedaagde] een second opinion op basis van het rapport van Setelkeur en naar aanleiding van de bevindingen van de aannemer die de serre heeft afgebroken, in het geding brengen.
2.2.
[gedaagde] heeft ter uitvoering van de bewijsopdracht twee (korte) verklaringen in het geding gebracht van de aannemer die in 2002 de kozijnen heeft vernieuwd ([betrokkene 1]) en van de aannemer die in 2006 het serredak heeft geplaatst ([betrokkene 2]). Verder is hij zelf gedetailleerd ingegaan op het rapport van Setelkeur en heeft hij foto’s van de serre overgelegd. Ten slotte heeft [gedaagde] enkele verklaringen van familie en vrienden overgelegd. Volgens [eiser 1] c.s. heeft [gedaagde] hiermee niet voldaan aan de bewijsopdracht omdat hij geen second opinion opgesteld door een onafhankelijk deskundige, heeft overgelegd. Verder heeft [eiser 1] c.s. aangevoerd dat de kosten van het afbreken en weer opbouwen van de serre hoger zijn dan door Setelkeur was begroot. Hij vermeerdert daarom zijn eis in die zin dat de door hem gevorderde hoofdsom wordt verhoogd van
€ 17.091,25 tot een bedrag van € 24.972,-.
2.3.
Uitgangspunt is dat de stelplicht en het bewijs van de gebrekkigheid van de serre op [eiser 1] c.s. ligt, die zich immers beroept op de rechtsgevolgen van die door haar gestelde gebrekkigheid. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter weliswaar geoordeeld dat op basis van het rapport van Setelkeur het bewijs van die gebrekkigheid voorshands was geleverd, maar heeft zij ook [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. Daarmee hoeft [gedaagde] niet het tegendeel (te weten: de serre was niet gebrekkig) te bewijzen, maar hij hoeft alleen het door [eiser 1] c.s. voorshands geleverde bewijs aan het wankelen te brengen.
2.4.
Uit het rapport van Setelkeur, dat alleen een visuele inspectie behelst en geen destructief onderzoek, volgt:
- lekkage in de serre aansluiting tegen de gevel;
- draagbalken staan krom door belasting van de glasplaten;
- alle vier de glasplaten zijn lek;
- lekke ramen in de zijgevel;
- de draagbalk tegen de muur is niet ondersteund aangebracht, maar er zijn alleen afgezaagde hoeksteuntjes gebruikt;
- door het gewicht van de glasplaten zijn de houten balken gaan doorbuigen met als gevolg dat de middelste balk circa 2,5 cm doorbuigt;
- de voorgevel van de serre is niet verankerd in de grond, waardoor deze kan worden opgetild door de wind.
2.5.
[eiser 1] c.s. hebben verder aangevoerd dat in 1996 voor het bouwen van de serre een bouwvergunning is aangevraagd waarbij het dak bestond uit dakplaten van acryl dan wel polycarbonaat, materiaal dat veel lichter is dan glas. Volgens [eiser 1] c.s. heeft [gedaagde] in 2014 zonder tekeningen of berekeningen de dakconstructie aangepast van een plat dak naar een dak met een hellingshoek en zijn toen de dakplaten vervangen door veel zwaardere glasplaten, waarop de constructie niet berekend was. Bij het verwijderen van de dakplaten is volgens [eiser 1] c.s. gebleken dat de dakbalken aan de gevel waren bevestigd met schroeven en spijkers en dat de balk bovenop het kozijn helemaal los lag. Omdat sprake is van een situatie die in strijd is met het Bouwbesluit is hoe dan ook sprake van non-conformiteit, aldus [eiser 1] c.s.
2.6.
Volgens [gedaagde] is de constructie van de serre in 2002 door hem vervangen. Aannemer [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij de nieuwe kozijnen van de serre in 2002 in de gevel van het huis heeft verankerd met vier kozijn pluggen per gevel. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij in 2006 het platte dak van de serre heeft laten vervangen door een dak met een hellingshoek.
Aannemer [betrokkene 2] heeft daarover verklaard dat hij op de bestaande onderbouw van hardhouten kozijnen, een serredak heeft gemaakt en gemonteerd met hardhouten gelamineerde liggers en gelaagd isolatieglas, dat aan de bovenzijde is afgewerkt met speciale serredakprofielen. De gevel aansluiting is voorzien van rubbers en een loodslab tot onder de keralit gevel bekleding en het serredak is aan de gevels vastgeschroefd. [gedaagde] heeft in reactie op het rapport van Setelkeur verder nog aangevoerd:
- er was geen lekkage bij de gevel, maar de afdeklatten die waren gemaakt van MDF, waren aangetast door condens;
- er is maar één draagbalk gemeten en niet is aangetoond dat de gestelde doorbuiging van die balk niet binnen de tolerantie valt;
- van de vijf aanwezige glasplaten waren er ten tijde van de verkoop drie verkleurd;
- in de zijgevel had mogelijk één klein bovenraam vochtdoorslag, maar bij de verdere zijgevel was dit niet zo;
- de zijgevels waren niet lek en er was geen te grote spanning van de ramen op de zijgevels.
- de draagbalk is ondersteund aangebracht met hoekstukjes en over andere verankeringen wordt niet gesproken;
- de voorgevel was wel verankerd, want er was een verankering aanwezig bij de deuren in de onder muurtjes van de serre;
- de serre kon niet door harde wind worden opgetild, hetgeen ook wel blijkt uit het feit dat deze verschillende stormen heeft doorstaan.
Voor wat betreft de bevindingen van de aannemer die de serre heeft gesloopt, wijst [gedaagde] erop dat [eiser 1] c.s. geen rapport daarvan in het geding heeft gebracht.
2.7.
Op basis van het voorgaande oordeelt de kantonrechter als volgt. Hoewel het de voorkeur had verdiend dat de door de kantonrechter verlangde second opinion was opgesteld door een ter zake deskundige, is het uitblijven daarvan onvoldoende reden om hetgeen [gedaagde] in het kader van het aan hem opgedragen bewijs naar voren heeft gebracht, geheel buiten beschouwing te laten. Daarbij neemt de kantonrechter wel in ogenschouw dat de verklaringen van de betrokken aannemers zeer summier zijn en dat [gedaagde] geen bouwkundige is. De kantonrechter neemt in haar oordeel echter ook mee dat de bewijslast van de gestelde gebrekkigheid op [eiser 1] c.s. rust, dat het feit dat de serre inmiddels is gesloopt waardoor een deugdelijk tegenonderzoek niet meer mogelijk was, voor rekening van [eiser 1] c.s. moet blijven en dat [eiser 1] c.s. geen stukken heeft overgelegd van de aannemer die de serre heeft gesloopt.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat mede gelet op al het voorgaande, er vanuit moet worden gegaan dat de constructie van het dak van de serre onvoldoende was om de relatief zware glasplaten te dragen. Hiervoor is het volgende redengevend:
- vast staat dat in 1996 een bouwvergunning is afgegeven voor het bouwen van een serre met dakplaten van acryl/polycarbonaat dat lichter is dan glas, terwijl voor het wijzigen van de dakconstructie (van een plat dak naar een dak met een hellingshoek) en het aanbrengen van de glasplaten geen bouwvergunning is aangevraagd en daarvan ook geen constructietekeningen beschikbaar zijn;
- vast staat ook dat ten tijd van de verkoop aan [eiser 1] tenminste drie glasplaten lek waren, waarbij gelet op de ouderdom van de glasplaten méér voor de hand ligt dat de constructie daarvan de oorzaak was, dan de leeftijd van de glasplaten;
- uit het rapport van Setelkeur volgt dat tenminste één van de dakbalken circa 2,5 cm was doorgezakt, hetgeen door [gedaagde] niet is weerlegd terwijl hij ook niet nader heeft onderbouwd dat een dergelijke doorbuiging binnen de marges valt;
- uit de verklaring van [betrokkene 2] niets blijkt van enige berekening van de draagkracht van de constructie in relatie tot de daarop aangebrachte glasplaten.
2.9.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat [eiser 1] c.s. mocht verwachten dat de dakconstructie in orde was en stevig genoeg om de glazen platen te kunnen dragen. Nu dat niet het geval was, is in zoverre sprake van non-conformiteit en is [gedaagde] zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet volledig nagekomen. Nu er vanuit moet worden gegaan dat correcte nakoming niet meer mogelijk is, is [gedaagde] verplicht om de schade die [eiser 1] c.s. heeft geleden, te vergoeden. Op de begroting van deze schade komt de kantonrechter later nog terug.
2.10.
Dat ook de verdere constructie van de serre zodanig gebrekkig was dat afbraak en totale vervanging noodzakelijk was, is niet komen vast te staan. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
- Setelkeur heeft niet nader toegelicht wat de oorzaak van de door haar geconstateerde lekkage in de serre aansluiting bij de gevel is. Voor zover de oorzaak daarvan is gelegen in een onjuist aangebracht loodslab, volgt dat niet uit de overgelegde foto’s terwijl daar ook niet uit valt af te leiden dat sprake is van lekkage. [eiser 1] c.s. heeft ook niet op andere wijze aangetoond dat, zoals hij stelt, sprake was van lekkage bij zware regenval. Voor zover al sprake is van vochtsporen aan de, volgens [gedaagde], MDF afdekplaten geldt dat niet vast staat dat die zijn ontstaan door lekkage (of bijvoorbeeld condensvorming). Bovendien waren dergelijke vochtsporen bij de aankoop eenvoudig zichtbaar en had het op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen om nader onderzoek te doen.
- Het betoog dat door de grote spanningen op de houten constructie ook de zijgevel lek is geraakt, wordt, zoals [gedaagde] ook heeft gesignaleerd, slechts ondersteund met een foto van één bovenraampje. Daarmee is de gebrekkigheid van de gehele zijgevel niet komen vast te staan.
- Voor wat betreft de draagbalk tegen de muur die volgens [eiser 1] c.s. niet ondersteund is aangebracht, heeft [gedaagde] onbetwist en onder overlegging van foto’s aangevoerd dat deze door [eiser 1] c.s. is gebruikt om het nieuwe serredak op aan te brengen. Gelet daarop valt niet in te zien waarom die draagbalk of de constructie daarvan non-conform zou zijn.
- Volgens [eiser 1] c.s. was de voorgevel van de serre niet verankerd in de grond. [gedaagde] heeft daartegenover gesteld en ook met een foto aangetoond dat die voorgevel wel was verankerd in de zijgevel van de woning. Dat de serre kon loskomen bij harde wind, wordt gelogenstraft door de omstandigheid dat dit bij meerdere stormen niet is gebeurd.
2.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alleen de kosten van het vervangen van het dak van de serre voor rekening van [gedaagde] komen. Daarop komen in mindering de kosten voor vervanging van de glasplaten omdat bij de aankoop al duidelijk was dat deze lek waren en vervangen moesten worden. Het ligt op de weg [eiser 1] c.s. om de met de vervanging van het dak gemoeide kosten te specificeren en te onderbouwen.
2.12.
[eiser 1] c.s. had aanvankelijk voor het afbreken en herbouwen van de gehele serre (minus de vervanging van de glazen dakplaten) een bedrag van € 17.091,25 inclusief btw gevorderd, welk bedrag hij heeft vermeerderd tot € 24.972,-. Voor dat laatste bedrag beroept [eiser 1] c.s. zich op een offerte van Van Lienden van 8 september 2022. Voor wat betreft de verhoging van het gevorderde bedrag heeft [eiser 1] c.s. aangevoerd dat bouwkosten en materiaalkosten zijn gestegen. In het rapport van Setelkeur waren de kosten van sloop en herbouw van de serre geschat op € 14.125,- exclusief btw. Hoewel de serre al lang geleden is gesloopt en blijkens de door [gedaagde] overgelegde foto’s al weer is herbouwd, heeft [eiser 1] c.s. geen facturen en betaalbewijzen overgelegd.
De kantonrechter ziet daarom ook geen aanleiding om [eiser 1] c.s. daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen en zal zich daarom baseren op de wel door [eiser 1] c.s. aangeleverde stukken.
2.13.
De kantonrechter oordeelt verder als volgt. Het gaat hier om vergoeding van door [eiser 1] c.s. geleden schade als gevolg van de vastgestelde non-conformiteit. De schade moet worden begroot op de wijze die het meest met de aard van de schade overeenstemt. Als de hoogte van de schade niet precies kan worden bepaald, wordt zij geschat. Uit de door [eiser 1] c.s. overgelegde stukken die zien op sloop en herbouw van de gehele serre, valt niet met precisie of zelfs maar bij benadering af te leiden welk bedrag gemoeid is geweest met de vervanging van het dak (exclusief de glasplaten). De kantonrechter zal daarom moeten schatten. Zij komt op basis van de overgelegde begrotingen tot een bedrag van € 4.000,-. Dit bedrag ziet dan zowel op het materiaal als op de arbeidskosten. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
2.14.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW komen als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. [eiser 1] c.s. hebben voor het rapport van Setelkeur een bedrag van
€ 599,00 gevorderd. Deze kosten zijn het gevolg van een toerekenbare tekortkoming waarvoor [gedaagde] op grond van artikel 6:74 BW aansprakelijk is. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de gevorderde kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. De kantonrechter acht het redelijk dat [eiser 1] c.s. een deskundige hebben ingeschakeld om de schade te beoordelen. Ook de omvang van de kosten zijn redelijk. De kantonrechter zal de door [eiser 1] c.s. gevorderde kosten voor de deskundige ten bedrag van € 599,00 daarom toewijzen.
2.15.
De wettelijke rente over de hoofdsom wordt toegewezen vanaf 3 juni 2022. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 4.000,00 aan [eiser 1] c.s. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2022 tot de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van 599,00 aan [eiser 1] c.s.;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser 1] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,74
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 990,00 ;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter