ECLI:NL:RBNHO:2023:859

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
10231147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling tot betaling van gefixeerde vergoeding en boete wegens schending geheimhoudingsbeding

In deze zaak heeft Gerechtsdeurwaarderskantoor De Best & Partners B.V. verzocht om verweerster te veroordelen tot betaling van een gefixeerde vergoeding en een boete wegens schending van het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter heeft op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in Haarlem. De verweerster, die op 1 september 2022 in dienst trad als incassomedewerker, werd op 7 oktober 2022 op staande voet ontslagen wegens werkweigering. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een geldige dringende reden voor het ontslag, omdat de verweerster zonder afbericht niet op het werk was verschenen. Dit werd door de verweerster erkend, maar zij betwistte de dringende reden voor ontslag. De kantonrechter concludeerde dat de verweerster schuldig was aan werkverzuim en dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigde.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de verweerster een gefixeerde vergoeding verschuldigd was aan De Best & Partners, gelijk aan het loon over de opzegtermijn. Na verrekening van andere aanspraken, werd de gefixeerde vergoeding vastgesteld op € 1.895,43. De kantonrechter kende ook een boete toe van € 500,00 wegens schending van het geheimhoudingsbeding, dat een boete van € 5.000,00 voorschreef. De kantonrechter matigde deze boete, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, zoals de aard van de overtreding en het inkomen van de verweerster. De proceskosten werden toegewezen aan De Best & Partners, omdat de verweerster overwegend ongelijk kreeg. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10231147 \ AO VERZ 22-137
Uitspraakdatum: 18 januari 2023
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (beschikking) van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Gerechtsdeurwaarderskantoor De Best & Partners B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verzoeker
verder te noemen: De Best & Partners
gemachtigde: mr. M. Heijsteeg
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats]
verweerster
verder te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. F. Özdemir-Sahin

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak om het verzoek van De Best & Partners om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een zogenoemde gefixeerde vergoeding en een boete wegens schending van het overeengekomen geheimhoudingsbeding.
1.2.
De kantonrechter zal beide verzoeken toewijzen, maar tot een lager bedrag dan gevorderd. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd en toegelicht.
1.3.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] , is op 1 september 2022 in dienst getreden bij De Best & Partners als incassomedewerker, voor 37,50 uur per week en met een loon van
€ 2.200,00 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is voor een bepaalde tijd van zes aangegaan.
1.4.
Met een brief van 7 oktober 2022 heeft De Best & Partners [verweerster] op staande voet ontslagen, waarbij als dringende reden voor dat ontslag is genoemd dat [verweerster] zich heeft schuldig gemaakt aan werkweigering, door op 7 oktober 2022 zonder afbericht niet op het werk te verschijnen. [verweerster] bestrijdt dat er een dringende reden is.
1.5.
De kantonrechter moet bij de beoordeling van de vraag of er een dringende reden is voor een ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. In dit geval vindt de kantonrechter dat er inderdaad sprake is van een geldige dringende reden voor het ontslag op staande voet van 7 oktober 2022.
1.6.
Vast staat dat [verweerster] op 7 oktober 2022 zonder afbericht niet op het werk is verschenen. Dit is ook erkend door [verweerster] . Dit is een zodanig ernstige schending van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door [verweerster] dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat uit de stukken blijkt dat De Best & Partners in een gesprek van 3 oktober 2022 en een e-mail van 4 oktober 2022 erop heeft gewezen dat [verweerster] meerdere malen te laat is gekomen en dat [verweerster] ervoor moet zorgen dat zij voortaan op tijd op haar werk is. Dat [verweerster] vervolgens kort daarna toch weer verzuimt om op het werk te verschijnen, zonder enig bericht, valt haar dan ook te verwijten. Verder weegt mee dat [verweerster] onbereikbaar was op 7 oktober 2022, dat sprake is van een kort dienstverband en dat [verweerster] geen omstandigheden heeft aangevoerd die afdoen aan de dringende reden.
1.7.
Het verweer van [verweerster] dat zij ziek was op 7 oktober 2022 kan niet slagen. Dit verweer heeft [verweerster] pas naar voren gebracht in het verweerschrift. Er is ook niet gebleken van een ziekmelding op 7 oktober 2022. Gelet daarop had het op de weg van [verweerster] gelegen om nader te motiveren en te onderbouwen dat sprake was van ongeschiktheid voor het werk wegens ziekte, maar dat heeft zij niet gedaan. De stelling van [verweerster] dat zij op 7 oktober 2022 niemand van De Best & Partners heeft kunnen bereiken en zich niet heeft kunnen ziekmelden, kan de kantonrechter niet volgen. Waarom [verweerster] fysiek niet in staat was een e-mail te sturen, zoals zij stelt, is de kantonrechter onvoldoende duidelijk geworden. Bovendien had [verweerster] ook een WhatsApp-bericht kunnen sturen of een ander kunnen vragen haar ziek te melden.
1.8.
Het ontslag op staande voet is dus geldig. Dat betekent dat het verzoek van De Best & Partners om toekenning van een zogenoemde gefixeerde vergoeding moet worden toegewezen, gelet op de wet. [1] Uit wat hiervoor is overwogen, volgt namelijk dat [verweerster] door opzet of schuld aan De Best & Partners een dringende reden heeft gegeven voor een ontslag op staande voet. Het werkverzuim is te verwijten aan [verweerster] en daarmee ook haar schuld.
1.9.
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die tussentijds kan worden opgezegd. Daarom is [verweerster] een gefixeerde vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dus de opzegtermijn. [2] Dat is een bedrag gelijk aan het loon over de periode van 7 oktober 2022 tot 1 december 2022, te weten een bedrag van € 4.215,49, zoals ook berekend door De Best & Partners.
1.10.
Maar [verweerster] heeft er terecht op gewezen dat uit de door haar overgelegde salarisspecificatie blijkt dat De Best & Partners er zelf vanuit gaat dat [verweerster] nog aanspraak heeft op betaling van loon, vakantietoeslag en vakantiedagen, die verrekend kan worden met de aanspraak op de gefixeerde vergoeding. Het beroep van [verweerster] op verrekening slaagt dus. Partijen hebben op de zitting verklaard dat zij het erover eens zijn dat de gefixeerde vergoeding na verrekening een bedrag is van € 1.895,43. [verweerster] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De gevorderde wettelijke rente is ook toewijsbaar, omdat [verweerster] in verzuim is.
1.11.
Anders dan [verweerster] denkt, kan de kantonrechter de gefixeerde vergoeding in dit geval niet matigen. Uit de wet volgt dat matiging niet mogelijk is tot een bedrag minder dan het loon over de wettelijke opzegtermijn. [3] Die ‘bodem’ is hier al bereikt en matiging is dus niet mogelijk, ook niet op grond van de redelijkheid en billijkheid.
1.12.
Verder neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat [verweerster] het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst heeft geschonden. Uit de door De Best & Partners overgelegde verklaringen van verschillende werknemers blijkt namelijk dat [verweerster] aan een broer van een debiteur informatie heeft verstrekt over die debiteur. Dat is in strijd met het geheimhoudingsbeding. Gelet op het geheimhoudingsbeding is [verweerster] daarom in beginsel een boete verschuldigd van € 5.000,00.
1.13.
[verweerster] heeft betwist dat zij contact heeft gehad met de broer van de debiteur. Maar die ontkenning is tegenover de duidelijke, concrete en feitelijke verklaringen van de collega’s niet overtuigend, en onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Er is ook geen redelijke verklaring gegeven door [verweerster] waarom die collega’s op een dergelijke wijze onwaarheden zouden willen verkondigen. [verweerster] heeft daartegenover geen verklaring van de broer overgelegd.
1.14.
Er is gelet op het voorgaande geen grond om [verweerster] nog de gelegenheid te geven nader bewijs te leveren of om De Best & Partners op te dragen nadere stukken te overleggen.
1.15.
De kantonrechter heeft op grond van de wet steeds de bevoegdheid om een boete te matigen, als de boete bovenmatig voorkomt. [4] Dat laatste doet zich hier voor. De boete van
€ 5.000,00 maakt geen onderscheid in de aard of de ernst van de overtreding van het geheimhoudingsbeding en alleen al daarom ziet de kantonrechter aanleiding om ‘maatwerk’ te leveren, waarbij wel rekening worden gehouden met die aard en ernst. De kantonrechter heeft geen reden om aan te nemen dat [verweerster] door het contact met de broer uit was op enige benadeling van De Best & Partners, maar eerder dat [verweerster] in de veronderstelling verkeerde dat zij in het belang van De Best & Partners en de debiteur handelde. Ook is sprake van een eenmalige overtreding die niet tot enige schade heeft geleid, zoals De Best & Partners op de zitting heeft erkend. Verder weegt mee dat [verweerster] een relatief beperkt inkomen had, in verhouding tot de hoogte van de boete van € 5.000,00. Gelet daarop zal de kantonrechter de boete matigen tot een bedrag van € 500,00. [verweerster] wordt dus veroordeeld tot betaling van een boete van € 500,00. De wettelijke rente is ook hier toewijsbaar.
1.16.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat zij overwegend ongelijk krijgt. Daarbij wordt het tarief van € 498,00 aan gemachtigdensalaris toegepast en het griffierecht van € 365,00, behorend bij het totale bedrag van de toegewezen vorderingen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
kent aan De Best & Partners een gefixeerde vergoeding toe van € 1.895,43 en veroordeelt [verweerster] tot betaling daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
2.2.
kent aan De Best & Partners een boete toe van € 500,00 en veroordeelt [verweerster] tot betaling daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
2.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Best & Partners tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
2.4.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 7:677 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 7:677 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 7:650 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek.