ECLI:NL:RBNHO:2023:852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
22-221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake documentenuitwisseling tussen politie en Nationale ombudsman

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen een beslissing van verweerder, de korpschef van politie, op een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten die verweerder had uitgewisseld met de Nationale ombudsman met betrekking tot klachten die eiser had ingediend over twee medewerkers van de politie. De rechtbank concludeert dat de beslissing van verweerder op enkele onderdelen ontoereikend is gemotiveerd, terwijl op andere onderdelen de toetsing in beroep doorstaat. De rechtbank constateert een motiveringsgebrek ten aanzien van twee documenten en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank oordeelt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij de bepalingen van de nieuwe Wet open overheid (Woo) in acht moeten worden genomen. De uitspraak is gedaan op 17 januari 2023 en de rechtbank draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

de korpschef van politie, verweerder

gemachtigde: mr. D.I. van Weerden, advocaat te Den Haag.

Inleiding en procesverloop

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een beslissing van verweerder op eisers verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank komt tot de conclusie dat die beslissing op enkele onderdelen ontoereikend is gemotiveerd en op andere onderdelen de toetsing in beroep doorstaat.
1.2
Verweerder heeft op 30 augustus 2021 besloten om verschillende documenten gedeeltelijk openbaar te maken en verschillende documenten niet openbaar te maken. Sommige documenten waarvan eiser de openbaarmaking vraagt, zijn volgens verweerder al openbaar of is openbaarmaking eerder al afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 december 2021 is verweerder bij de gedeeltelijke toewijzing van het Wob-verzoek gebleven.
1.3
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift overgelegd. Ten aanzien van een aantal stukken, zijnde de stukken die verweerder (geheel of gedeeltelijk) niet openbaar wil maken, heeft hij verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Met toepassing van artikel 2.8, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 heeft de rechtbank gehandeld alsof de rechtbank heeft besloten dat beperking van de kennisneming tot de rechtbank hiervan gerechtvaardigd is. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend mede uitspraak te doen op de stukken waarvoor die beperking van de kennisneming geldt.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder samen met mr. [stafjurist] , stafjurist bij de politie.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Op 1 juli 2021 heeft eiser verweerder onder verwijzing naar de Wob gevraagd om openbaarmaking van alle documenten en berichten die verweerder heeft uitgewisseld met de Nationale ombudsman die zien op klachten die eiser heeft ingediend over twee medewerkers in dienst van de politie en de, volgens eiser, procedurele en inhoudelijke verrommeling van die klachten door verweerder.
2.2
Met het primaire besluit van 30 augustus 2021 heeft verweerder de onder het bereik van het verzoek vallende documenten gerubriceerd in een inventarislijst. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat een deel van deze documenten reeds openbaar is en/of reeds (afwijzend) beoordeeld is in een besluit van 15 november 2019 op een eerder Wob-verzoek van eiser. Een aantal documenten heeft verweerder niet (geheel) openbaar gemaakt, omdat hij vindt dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het belang van voorkoming van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken personen in dit geval zwaarder wegen dan openbaarmaking van die (delen van) documenten.
2.3
Met het bestreden besluit is verweerder gebleven bij zijn standpunt uit het primaire besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.1
De rechtbank beoordeelt in beroep de juistheid van de beslissing op het Wob-verzoek, maar alleen voor zover dat verzoek is afgewezen en voor zover eiser die afwijzing in beroep nog bestrijdt. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank toetst het besluit aan de Wob. Weliswaar is per 1 mei 2022 de Wet open overheid (Woo) in de plaats gekomen van de Wob, maar omdat het bestreden besluit nog onder de Wob is gegeven, is die wet in deze zaak nog van toepassing. De rechtbank merkt daar nog bij op dat ter zitting is vastgesteld dat eiser over enige documenten, waarvan de openbaarmaking is geweigerd, wel de beschikking heeft. Hij kent dus de (volledige) inhoud van dat deel van de documenten, maar wil dat die documenten ook voor derden openbaar worden.
3.1.2
Het voor de beoordeling relevante deel van de Wet openbaarheid van bestuur luidt:
Artikel 10, tweede lid, voor zover hier van belang:
(…)
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3.2
Het beroep is gegrond, omdat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Integraal geweigerde documenten op basis van de combinatie van de weigeringsgronden neergelegd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, Wob
4.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de openbaarmaking van een aantal documenten integraal heeft geweigerd onder een generieke verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, Wob. Gelet op de door verweerder gegeven motivering kan het volgens eiser niet zo zijn dat die documenten uitsluitend bestaan uit persoonsgegevens en (interne) e-mailadressen of telefoonnummers.
4.2
De openbaarmaking van de bijlagen 2c, 2d, 2g, 2h, 2k, 2l en 4a heeft verweerder integraal geweigerd onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, Wob. Verweerder stelt zich op het standpunt dat die documenten niet alleen persoonsgegevens, algemene e-mailadressen en telefoonnummers en bezoekadressen bevatten, maar dat in die documenten (uitgebreide) beschrijvingen staan van de klacht, alsmede zeer persoonlijke ervaringen van de klager en de betrokken medewerkers van de politie. Verweerder stelt dat hij zorgvuldig met die informatie om dient te gaan en dat openbaarmaking van die informatie naar verwachting een negatief effect heeft op de ‘klachtbereidheid’ van burgers en de wijze waarop de politie klachten kan behandelen. Verweerder acht het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de politie als rechtspersoon daarom zwaarwegender dan het belang bij openbaarmaking. Omdat de inhoud van deze documenten vrijwel alleen bestaat uit (gedetailleerde) informatie over de inhoud van de klacht en al deze informatie onlosmakelijk daarmee verbonden is, is het zinledig en vrijwel onmogelijk om eventuele overige informatie uit die documenten openbaar te maken. Verweerder heeft daarbij verwezen naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1]
4.3
De rechtbank heeft, met toestemming van eiser, kennisgenomen van de niet openbaar gemaakte documenten. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat de bijlagen 2c, 2d, 2g, 2h, 2k en 2l zijn doorspekt met informatie over de inhoud van de klacht, persoonlijke ervaringen van de klager die verband houden met die klacht, en de bij die klacht betrokken personen. Verweerder mocht de openbaarmaking van die documenten weigeren op basis van de door hem gegeven motivering. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de informatie in die documenten over de klacht en andere daarin opgenomen informatie zodanig met elkaar verweven en samenhangend is, dat openbaarmaking van hetgeen eventueel nog zou overblijven na weglakking van de informatie over de klacht zou leiden tot openbaarmaking van een document dat geen samenhangende en zinnige informatie bevat.
Dit geldt echter niet voor bijlage 4a, ten aanzien waarvan de rechtbank een motiveringsgebrek constateert. Dit document betreft de beslissing van de Nationale ombudsman op eisers klacht. Aan het slot van dit document wordt vermeld dat een geanonimiseerde versie van het document op de website van de Nationale ombudsman staat en dat om de privacy te waarborgen de naam van de klager er niet in voorkomt. Het ligt op de weg van verweerder om na te gaan of dit document daadwerkelijk op de website van de Nationale ombudsman is gepubliceerd. Indien dat het geval is, dient verweerder te beoordelen in hoeverre de in dit document neergelegde informatie reeds openbaar is, en voor zover die informatie niet reeds openbaar is, dient hij nader te motiveren waarom die informatie niet openbaar gemaakt moet worden, mede gelet op het kennelijke standpunt van de Nationale ombudsman dat dit document geanonimiseerd gepubliceerd kan worden.
Weglakkingen in de bijlagen 2b, 2f, 2i en productie 2 van bijlage 2j op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob
5.1
Eiser voert ten aanzien van de in de inventarislijst genoemde bijlagen 2b, 2f, 2i en productie 2 van bijlage 2j aan dat er een dusdanig groot deel is weggelakt, dat het onvoorstelbaar is dat die weggelakte delen louter persoonsgegevens betreffen.
5.2
Voor bijlage 2b geldt volgens verweerder dezelfde motivering als onder rechtsoverweging 4.2 is opgenomen. De bijlagen 2f, 2i en 2j (productie 2) zijn e-mailwisselingen tussen eiser en enkele medewerkers van de politie voorafgaand aan en volgend op een zitting van de klachtencommissie van de politie waarop één van eisers klachten is behandeld. Daarin gaat eiser in op de inhoud van de ingediende klacht, de behandeling daarvan en wordt aanvullende informatie gegeven die voor de behandeling van de klacht door de klachtencommissie relevant is. Ook uit eiser daarin zijn onvrede over de uitkomst van het advies van de klachtencommissie, waarin hij zijn standpunt staaft met achtergrondinformatie over zijn klacht. Ook ten aanzien van die documenten geldt volgens verweerder dezelfde motivering die is gegeven en leidt openbaarmaking tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.
5.3
Ook ten aanzien van deze documenten kan de rechtbank verweerder erin volgen dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt dan het belang dat is gediend met de openbaarmaking, nu zij zijn doorspekt met informatie over de inhoud van eisers klacht en de daarbij betrokken personen. Eveneens geldt hier dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat na weglakking van uitsluitend de informatie die in strikte zin betrekking heeft op de klacht geen document overblijft dat samenhangende en zinnige informatie bevat.
Dit oordeel geldt echter niet ten aanzien van bijlage 2b, voor zover het gaat om de weggelakte tweede alinea. Niet valt ten aanzien van die passage - met uitzondering van de naam die in die alinea twee keer wordt genoemd - zonder toereikende nadere toelichting - in te zien dat de persoonlijke levenssfeer bij openbaarmaking wordt geschaad. De daarin opgenomen informatie valt niet te herleiden tot de bij de aangelegenheid betrokken personen. Weliswaar heeft verweerder ten aanzien van die passage ter zitting gesteld dat die is weggelakt, omdat die ziet op iets dat op de hoorzitting is besproken en dat al hetgeen op de hoorzitting wordt besproken naar zijn aard vertrouwelijk is, maar ook die motivering valt zonder nadere toelichting niet te volgen. Ten eerste ziet die motivering niet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, maar op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob en ten tweede is de inhoud van de tweede alinea procedureel van aard, waardoor de ter zitting door verweerder gegeven motivering niet kan worden gevolgd. Het bestreden besluit is ten aanzien van deze passage uit bijlage 2b dan ook onbegrijpelijk gemotiveerd.
Weglakkingen in bijlage 1 op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob
6.1
Eiser wijst er op dat verweerder ten aanzien van weglakkingen in bijlage 1 de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft ingeroepen en daarbij aangeeft dat het gaat om vriendschappelijke uitwisselingen van zorgen tussen de functionaris van de Nationale ombudsman en de politiefunctionaris, maar dit heeft volgens eiser, zoals de rechtbank zijn beroepsgrond begrijpt, niets te maken met (bescherming van) de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers van politie. Eiser meent dat hij als gedupeerde meer belang heeft bij openbaarmaking dan dat de betreffende overheidsdienaren hebben bij het verhullen van vriendschappelijkheden. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij, als de informatie die in de betreffende passage onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is weggelakt niet op zijn klacht ziet, geen prijs stelt op openbaarmaking van die informatie.
6.2
Verweerder heeft in het bestreden besluit aangevoerd dat hij twee passages uit bijlage 1 van de inventarislijst heeft weggelakt uit een e-mailwisseling tussen een medewerker van de politie en een medewerker van de Nationale ombudsman, omdat de betrokken medewerkers in die passages informeren naar elkaars welbevinden. Openbaarmaking van die passages dient volgens verweerder geen algemeen of publiek belang, omdat de informatie in die passages ziet op het privéleven van de betrokken medewerkers. Openbaarmaking van die passages maakt een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van deze medewerkers en zij worden door de openbaarmaking onevenredig benadeeld, aldus verweerder.
6.3
De rechtbank kan in het midden laten of verweerder die passages uit bijlage 1 onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob terecht heeft weggelakt, omdat die passages buiten de reikwijdte van eisers Wob-verzoek vallen, nu zij geen betrekking hebben op door eiser ingediende klachten. Verweerder mocht de openbaarmaking ervan reeds daarom weigeren.
Omdat eiser in zijn algemeenheid heeft aangevoerd dat verweerder de weigeringsgrond neergelegd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob te ruim heeft toegepast, heeft de rechtbank ook de weglakkingen in bijlage 1 onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank valt zonder nadere toelichting niet in te zien waarom de openbaarmaking van de eerste drie weglakkingen na de zinsnede “In ons adressenbestand komt (…)” geweigerd wordt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, nu niet duidelijk is wiens persoonlijke levenssfeer daarbij in het geding is en waarom de eerbiediging daarvan zwaarder dient te wegen dan het algemene belang dat is gediend met de openbaarmaking. Ook in zoverre kleeft aan het bestreden besluit daarom een motiveringsgebrek.
De overige weglakkingen in bijlage 1 die zijn gestoeld op de weigeringsgrond die is neergelegd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob kunnen wel door verweerders motivering worden gedragen.

Conclusie en gevolgen

7.1
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking voor zover het besluit hiervoor in strijd met het motiveringsbeginsel is bevonden. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen, met betrekking tot onderdelen van bijlage 1 en 2b bedoeld onder 5.3 en 6.3 en hij dient nader onderzoek te doen met betrekking tot document 4a, zoals is omschreven in rechtsoverweging 4.3. Gelet hierop zal de rechtbank geen tussenuitspraak doen, maar zal verweerder worden opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij moet verweerder in principe de bepalingen van de inmiddels in werking getreden Woo in acht nemen, aangezien niet is voorzien in overgangsrecht.
7.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het weigeren van bijlage 4a en de in rechtsoverweging 7.1 bedoelde onderdelen van de bijlagen 1 en 2b;
- draagt verweerder op in zoverre een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. de Feijer, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. drs. J. de Vries, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Uitspraak van 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:385.