ECLI:NL:RBNHO:2023:8509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/333302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling, zorgregeling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen met aandacht voor deskundigenonderzoek en contactbreuk

Op 28 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een complexe zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling, zorgregeling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], onverminderd groot zijn. De ouders vertonen gedrag dat als loyaliteitsbeïnvloeding kan worden gekarakteriseerd, wat de kinderen belast. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 maart 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verleend, mits er een geschikte plek wordt gevonden. Voor [de minderjarige 2] is het verzoek tot uithuisplaatsing aangehouden, gezien zijn grote weerstand tegen een dergelijke maatregel. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de mentale gesteldheid van de vader, die hulp nodig heeft bij het verwerken van zijn emoties en frustraties. De bijzondere curator heeft een belangrijke rol gespeeld in de zaak en is herbenoemd om de belangen van de minderjarigen te blijven behartigen. De rechtbank heeft de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 8.047,53, die ten laste van de Rijkskas komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/333302 / JU RK 22-1642 (zorgregeling)
C/15/335815 / JU RK 23-92 (verlenging ondertoezichtstelling)
C/15/339264 / JU RK 23-670 (uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 28 augustus 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een zorgregeling, een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken betreffende
de minderjarigen:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , in hoedanigheid van bijzondere curator, gevestigd te [plaats] , hierna te noemen de bijzondere curator,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI of WSS, verzoeker in de zaak betreffende de verlenging ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, verzoeker in de zaak betreffende de zorgregeling,
wonende te [plaats] ,
advocaat voorheen: mr. J.G. Burgers, te Alkmaar, op dit moment zonder advocaat,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, te Heerhugowaard.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 mei 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- een update van de voormalig GI, het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, hierna: het Leger des Heils, ingekomen bij de griffie op 29 juni 2023;
- het bericht van [psycholoog] , psycholoog vanuit psychologiepraktijk [psychologiepraktijk] gevestigd in [plaats] , hierna mede te noemen: [psycholoog] , van 13 juli 2023;
- het onttrekkingsbericht van mr. Burgers als advocaat van de vader, van 14 juli 2023;
- het rapport van [psycholoog] , van 27 juli 2023;
- de update van de huidige GI, de WSS ingekomen op 7 augustus 2023.
1.2.
Verder heeft de vader in de periode vanaf 11 juli 2023 tot daags na de mondelinge behandeling verschillende e-mails gestuurd aan de griffie van de rechtbank.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren van deze zaken heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
- de bijzondere curator [bijzondere curator] ;
- de psycholoog, [psycholoog] ;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de Raad.
1.4.
De vader is pas verschenen nadat de mondelinge behandeling al enige tijd was aangevangen, waarna hij met instemming van alle overige proces-deelnemers, door de voorzitter van de meervoudige kamer tijdens een onderbreking van de zitting, apart is gehoord. De vader heeft de zaal vervolgens nog voor het hervatten van de mondelinge behandeling op eigen initiatief weer verlaten en daarom ook aan het vervolg van de zitting niet deelgenomen.
1.5.
De rechtbank heeft [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] uitgenodigd voor een kindgesprek. Via de bijzondere curator hebben zij de rechtbank laten weten geen gebruik te maken van deze gelegenheid. Zij hebben de bijzondere curator verzocht de rechtbank te laten weten dat zij blijven bij hun eerder kenbaar gemaakte standpunten. De bijzondere curator heeft op hun verzoek hun standpunten op de zitting verder toegelicht.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
De ouders hebben op 24 juni 2015 een ouderschapsplan ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgelegd.
2.3.
Bij beschikking van 5 juli 2017 is door de rechtbank een zorgregeling vastgesteld.
2.4.
Bij beschikking van 27 september 2018 zijn [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is nadien verlengd en heeft voortgeduurd tot 27 september 2020. Bij beschikking van 15 maart 2021 zijn [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] opnieuw onder toezicht gesteld, waarna de ondertoezichtstelling steeds is verlengd, voor het laatst bij beschikking van 3 maart 2023, tot 15 september 2023, waarbij de beslissing op het meer verzochte is aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 januari 2019 is het verzoek van de vader tot het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij hem, afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof in Amsterdam, op 29 oktober 2019, voornoemde beschikking vernietigd en het verzoek van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij hem, toegewezen.
2.6.
Bij beschikking van 8 juli 2020 heeft de kinderrechter de bij beschikking van 5 juli 2017 vastgestelde zorgregeling gewijzigd en tevens een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld.
2.7.
Het gerechtshof in Amsterdam heeft op 1 juni 2021 voornoemde beschikking van 8 juli 2020 voor wat betreft de reguliere omgang bekrachtigd maar vernietigd ten aanzien van de vakantieregeling (met uitzondering van de zomer- en kerstvakanties). Het gerechtshof heeft daarbij bepaald dat tijdens de overige vakanties, niet zijnde de zomer- en kerstvakanties, de op 8 juli 2020 vastgestelde reguliere omgang doorloopt.
2.8.
Bij beschikking van 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter een verzoek van de GI tot schorsing van de vastgestelde zorgregeling tussen de kinderen en de vader toegewezen voor [de minderjarige 1] voor de duur van drie maanden en afgewezen voor [de minderjarige 2] .
2.9.
Bij beschikking van 22 november 2022 heeft de kinderrechter:
- [bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
- totdat nader is beslist, de zorgregeling en vakantieregeling tussen [de minderjarige 1] en de vader zoals vastgesteld bij beschikking van 8 juli 2018, en bekrachtigd bij beschikking van het gerechtshof in Amsterdam op 1 juni 2022, dan wel vastgelegd bij beschikking van 1 juni 2022 van het gerechtshof in Amsterdam, geschorst;
- het verzoek van de GI met betrekking tot [de minderjarige 1] voor het meer of overig verzochte afgewezen;
- het verzoek van de GI met betrekking tot wijziging van de zorgregeling tussen [de minderjarige 2] en de vader afgewezen;
- de verdere beslissingen in deze zaak aangehouden en de voortgang van de behandeling bepaald op vrijdag 3 maart 2023.
2.10.
Bij beschikking van 3 maart 2023 heeft de kinderrechter:
- de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 15 september 2023, en onder aanhouding van de beslissing op het meer verzochte, de zaak pro forma aangehouden tot 10 juli 2023. Aan de GI is verzocht vóór 3 juli 2023 te rapporteren over de voortgang en de rechtbank te informeren of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd;
- een deskundigenonderzoek gelast, waarbij de psycholoog [psycholoog] is benoemd tot deskundige;
- de deskundige verzocht om uiterlijk op 30 juni 2023 haar definitieve rapport bij de rechtbank aan te leveren;
- bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek, begroot op € 5000,- vooralsnog ten laste van het rijk komen en in de eindbeschikking een definitieve beslissing wordt genomen over de kosten;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling pro forma aangehouden tot 10 juli 2023.
2.11.
Bij e-mailbericht van 29 april 2023 heeft [psycholoog] de griffier van de rechtbank het volgende bericht:

Er zijn ontwikkelingen die er toe hebben geleid dat op dit moment geen contact is tussen de vader en [de minderjarige 2] . De vader verkiest de focus te leggen op stappen van de hulpverlening en ik heb nu geen toestemming om met [de minderjarige 2] te spreken bij zijn vertrouwenspersoon. Graag wil ik hierover met de rechter spreken. Ik zal u hieromtrent maandag ook bellen.”
Vervolgens is er op 1 mei 2023 telefonisch contact geweest tussen [psycholoog] en de rechtbank waarbij [psycholoog] haar mailbericht nader heeft toegelicht. Zij heeft daarbij aangegeven dat de genoemde ontwikkelingen een dusdanige impact hebben op alle betrokkenen en het systeem als geheel dat het uitbrengen van de door de rechtbank verzochte verslaglegging enkel escalerend zou werken en daarmee niet in het belang is van de kinderen. De kinderrechter heeft hierop besloten de zaak vervroegd op zitting te plannen.
2.12.
Vervolgens heeft de GI op 4 mei 2023, in afwachting van een nieuwe zittingsdatum, een verzoek (versnelde behandeling) machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] ingediend.
2.13.
Voorafgaand aan deze zitting heeft de bijzondere curator namens [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] op 19 mei 2023, een verzoek vervanging GI ingediend. Vanwege de inhoudelijke samenhang zijn deze drie verzoeken gelijktijdig behandeld op de mondelinge behandeling van 22 mei 2023.
2.14.
Bij beschikking van 22 mei 2023 heeft de kinderrechter – voor zover hier van belang -:
- de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering
met ingang van 1 juli 2023vervangen door de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
- het gelaste deskundigenonderzoek uitgebreid, zodat ook [de minderjarige 2] is meegenomen in het onderzoek;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aangehouden tot de mondelinge behandeling van 10 augustus 2023;
- het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] aangehouden tot de mondelinge behandeling van 10 augustus 2023.

3.De verzoeken

3.1.
Op dit moment is nog aan de orde:
- het aangehouden verzoek van de vader tot het vaststellen van een (opbouwende) zorgregeling inhoudende dat:
week 1: [de minderjarige 1] komt na school op vrijdag bij de vader tot na het eten;
week 2: [de minderjarige 1] komt na school op dinsdag bij de vader tot na het eten;
week 3: [de minderjarige 1] komt na school op vrijdag en gaat zaterdag aan het einde van de ochtend terug;
week 4: [de minderjarige 1] komt na school op dinsdag bij de vader en gaat woensdagochtend vanuit de vader naar school;
- het resterende deel van het verzoek van de GI tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] voor de totale duur van één jaar;
- het aangehouden verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De verzoeken en het standpunt van de GI

4.1.
De GI heeft in de schriftelijke update en tijdens de zitting het volgende aangegeven. De GI heeft de maatregelen kort voor de zitting overgedragen gekregen van het Leger des Heils. De GI was niet tijdig in het bezit van de beschikking van de rechtbank van 22 mei 2023, waardoor vertraging is opgelopen in het inhoudelijk oppakken van de zaak.
Nadat de GI op 25 juli 2023 de beschikking had ontvangen, heeft de aangestelde vaste jeugdbeschermer [jeugdbeschermer] op 26 juli 2023 kennismakingsgesprekken gevoerd met de vader, de moeder en [de minderjarige 1] . Omdat [jeugdbeschermer] een dag later met vakantie ging en de rechtbank in afwachting was van een update van de GI over het al dan niet handhaven van de verzoeken tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, heeft de GI voor de beantwoording van de vragen van de rechtbank aansluiting gezocht bij het rapport van [psycholoog] . De GI handhaaft op basis van die informatie het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Op de zitting heeft de GI daarbij aangegeven dat zij zich, gelet op de kwetsbaarheid van [de minderjarige 2] en zijn weerstand tegen de uithuisplaatsing, kan voorstellen dat het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] wordt aangehouden, zodat de GI nader onderzoek kan doen naar wat in zijn belang is.

5.Het rapport en de visie van de deskundige [psycholoog]

5.1.
Uit de rapportage van [psycholoog] blijkt samengevat het volgende. Beide ouders hebben in het verleden trauma’s opgelopen, waardoor zij meer dan gemiddeld kwetsbaar zijn. Bij de vader leidt dit ertoe dat hij in stressvolle situaties verbaal agressief kan worden. Hij heeft dan het gevoel dat hij uitgelokt wordt, beschuldigt derden daarvan en geeft meermaals aan dat hij aangiftes zal doen of klachten zal indienen (en doet dat ook). Bij de moeder werkt die kwetsbaarheid zo dat zij huilt wanneer ze gestrest is. Ze komt dan niet meer uit haar woorden en keert in zichzelf. Beide ouders spreken negatief over de andere ouder en laten deze negatieve emoties aan de kinderen zien. De kinderen zijn regelmatig – ook recent nog – getuige van deze emotionele uitingen van de ouders. Dit moet worden gezien als een actieve vorm van beïnvloeding in de loyaliteit van de kinderen. De moeder spreekt daarbij weliswaar in mindere mate negatief over de vader dan de vader over de moeder, maar zij toont op haar beurt haar emoties aan de kinderen. De kinderen laten een grote weerbaarheid zien tegen deze loyaliteitsbeïnvloeding, maar [psycholoog] denkt dat het voor de kinderen heel moeilijk is om hier weerstand aan te kunnen blijven bieden. Op dit moment lijken zij enigszins over te hellen in hun loyaliteit naar hun moeder.
Voor [de minderjarige 2] is het incident bij de orthodontist en de reactie daarop van de vader van invloed geweest op zijn keuze om geen contact meer met hem te willen. Hierbij wordt opgemerkt dat deze escalatie ook aan de moeder te wijten is doordat zij naar de orthodontist ging terwijl het de beurt van de vader was om daar zorg voor te dragen. De wens van [de minderjarige 2] om bij zijn moeder te verblijven kan samenhangen met de wens van de moeder om rust te willen.
Ten aanzien van de reden van [de minderjarige 1] om geen contact meer te willen met haar vader vermeldt [psycholoog] dat uit wat [de minderjarige 1] heeft verteld blijkt dat in [de minderjarige 1] ’s hoofd is opgeslagen dat sprake is geweest van seksuele grensoverschrijdend gedrag door de vader. Naast voorgaande, hangt een klein deel van [de minderjarige 1] ’s reden om geen contact te willen met de vader samen met haar loyaliteit naar haar moeder en met het gegeven dat [de minderjarige 1] door haar moeder op onvoldoende wijze is geïnformeerd over de gebeurtenissen rondom de ziekenhuisopname van [de minderjarige 1] . Daarom is het belangrijk dat [de minderjarige 1] hulp krijgt van een gedragswetenschapper met expliciete kennis en ervaring in hulpverlening bij het verwerken van wat in haar hoofd zit. [psycholoog] wijst in dit verband op wat bekend is over de werking van het geheugen. [de minderjarige 1] heeft op dit moment heel weinig vertrouwen in volwassenen en ze praat niet over de dingen die haar diep van binnen bezig houden. Het is voor haar verwerking en haar toekomstig vermogen om relaties aan te gaan, nodig dat zij dit vertrouwen weer terug krijgt. [psycholoog] vindt het verder belangrijk dat de gedragswetenschapper [de minderjarige 1] ondersteunt in het onderzoek naar haar genderidentiteit en onderzoekt of de genderdysforie intrinsiek is, dan wel samenhangt met haar gedachten over de gebeurtenissen in het verleden.
Ook is het van belang dat [de minderjarige 1] , maar ook [de minderjarige 2] , KOPP-kind begeleiding krijgen.
Naast hulpverlening voor de kinderen adviseert [psycholoog] hulpverlening voor de ouders bestaande uit traumabehandeling (iedere ouder op zijn of haar specifieke trauma’s en de effecten daarvan), zodat vanuit die behandeling ook gewerkt kan worden aan emotieregulatie. In aanvulling daarop dienen de ouders te worden ondersteund bij het verkrijgen van inzicht in het effect van het eigen gedrag op de ex-partner en op de kinderen. Binnen de hiervoor genoemde interventies dient vervolgens onderzocht te worden op welke wijze een zorgregeling gestalte zou kunnen krijgen.
Tot slot heeft [psycholoog] geadviseerd dat ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing door de nieuwe GI gekeken wordt of de kinderen een gedeelte van de week (zoals [de minderjarige 1] heeft geopperd op doordeweekse dagen) uit huis geplaatst kunnen worden.
5.2.
Op de zitting heeft [psycholoog] ter verduidelijking van haar rapportage toegevoegd dat zij nadrukkelijk geen aanwijzingen ziet voor een loyaliteits
conflictbij de kinderen. Wat zij wel ziet is loyaliteits
beïnvloedingdoor beide ouders. Het verschil hiertussen is van belang. Ouderonthechting kan namelijk het gevolg zijn van loyaliteitsbeïnvloeding door één van de ouders. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] vertonen echter geen gedrag dat kenmerkend is voor ouderonthechting. [de minderjarige 1] kan nuanceren en wegen welke rol beide ouders voor haar hebben. Een kind dat zich in het proces van ouderonthechting bevindt is daar niet meer toe in staat. Nu in deze zaak geen sprake is van ouderonthechting moet gezocht worden naar de reden voor het uitblijven van contact. [de minderjarige 1] zelf geeft daarover aan dat haar reden voor 40% bestaat uit wat er volgens haar is gebeurd (kort gezegd: de ‘non-consential sex’), voor 40% uit angst voor de overmatig emotionele en onvoorspelbare reacties die de vader kan hebben en voor 20% dat haar vader zich negatief uitlaat over haar moeder.
Voorgaande neemt niet weg dat wel degelijk sprake is van loyaliteitsbeïnvloeding en dat dat gedrag van beide ouders – met behulp van hulpverlening – moet stoppen. [psycholoog] benadrukt hierbij dat zij de indruk heeft dat dit onbewust gedrag is van de ouders. Ditzelfde geldt voor het huidige gedrag van de vader. Hij zit in de basis al hoog in zijn emoties, maar door de bijkomende stress van bijvoorbeeld een aankomende zitting wordt dit buitensporig. Dit laat onverlet dat duidelijk is dat de vader van zijn kinderen houdt, hij probeert mee te denken en goede ideeën heeft. Het gevaar is alleen dat deze inhoud verloren gaat door de wijze waarop hij communiceert in tijden van stress.
Ten aanzien van de uithuisplaatsing heeft mw [psycholoog] nog aangegeven dat [de minderjarige 1] niet negatief staat tegenover de bedoeling van een uithuisplaatsing (meer rust), maar wel tegenover het woord uithuisplaatsing. Ze wil graag een plek waar zij doordeweeks meer rust krijgt en [psycholoog] vindt het van belang dat [de minderjarige 1] in dat proces goed wordt meegenomen.

6.De visie van de bijzondere curator en het standpunt van de kinderen

6.1.
De bijzondere curator heeft op de zitting het volgende aangegeven. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hebben in het gesprek met haar verteld dat hun standpunt sinds de vorige zitting ongewijzigd is gebleven. [de minderjarige 2] wil absoluut niet uit huis geplaatst worden en [de minderjarige 1] staat daar onder bepaalde voorwaarden wel voor open. [de minderjarige 1] wil een plek voor doordeweekse dagen zodat zij daar meer tot rust kan komen. In het weekend wil zij bij haar moeder verblijven. Ook wil [de minderjarige 1] worden meegenomen in de zoektocht naar een geschikte plek en dat haar wensen daarover serieus worden genomen.
6.2.
Ten aanzien van de voorliggende verzoeken heeft de bijzondere curator het volgende aangevoerd. De overdracht van het Leger des Heils naar de GI is – buiten toedoen van de (huidige) GI – niet vlekkeloos verlopen waardoor de GI pas recent van start is gegaan. De bijzondere curator betreurt de vertraging, maar is erg positief over het handelen van de nieuwe jeugdbeschermer bij het plannen en vormgeven van de kennismakingsgesprekken. Er is al een vervolgafspraak ingepland na de vakantie van de jeugdbeschermer. Ook is het positief dat Triversum inmiddels is aangevangen voor [de minderjarige 1] en dat er opvoedondersteuning gestart is bij de moeder vanuit Koel & Co. Hoewel Koel & Co nog maar kort betrokken is, wordt gezien dat de moeder zich welwillend opstelt.
De bijzondere curator vindt dat het kader van een ondertoezichtstelling absoluut noodzakelijk blijft. Zonder dit kader is de kans klein dat er beweging komt in de zaak.
Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing maakt de bijzondere curator onderscheid tussen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Voor [de minderjarige 2] zou het verzoek moeten worden aangehouden. Nu de huidige GI pas sinds kort betrokken is heeft er nog geen onderzoek kunnen plaatsvinden naar een geschikte plek. Gecombineerd met de grote weerstand die [de minderjarige 2] heeft tegen een uithuisplaatsing en zijn eerdere negatieve ervaring rondom het verzoek tot uithuisplaatsing van het Leger des Heils, denkt de bijzondere curator dat toewijzing van het verzoek nu eerder kwaad dan goed doet. Zij benadrukt daarbij dat [de minderjarige 2] – wellicht vanwege zijn ASS – vast houdt aan zijn beslissingen. Als hij eenmaal een keuze heeft gemaakt, is het lastig dit weer te wijzigen. Omdat op dit moment evenwel nog niet gezegd is dat het verblijf van [de minderjarige 2] bij de moeder wél in zijn belang is, lijkt aanhouden van het verzoek de meest aangewezen optie. De moeder doet haar best, maar er zijn grote zorgen over de algemene ontwikkeling, schoolgang en dagbesteding van [de minderjarige 2] . Recent is daarbij aan het licht gekomen dat [de minderjarige 2] eigenlijk niet kan lezen en schrijven. De bijzondere curator denkt dat [de minderjarige 2] zich mogelijk beter en meer kan ontwikkelen als hij op een neutrale plek verblijft. Zij heeft bovendien goede hoop dat de GI, in de persoon van [jeugdbeschermer] , [de minderjarige 2] meer zal kunnen meenemen in een (eventuele) beslissing tot uithuisplaatsing waardoor dit minder negatief door hem zal worden ervaren. De bijzondere curator benadrukt dat het afwijzen van het verzoek geen goed idee lijkt. Als het verzoek nu wordt afgewezen en op korte termijn weer zou worden ingediend, wordt het mede vanuit zijn autisme helemaal onnavolgbaar voor [de minderjarige 2] .
Voor [de minderjarige 1] ligt de situatie anders. [de minderjarige 1] heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij rust nodig heeft. Als de machtiging zo kan worden vormgegeven dat deze enkel geldt voor doordeweekse dagen, zij (samen met de bijzondere curator en de ouders) mee mag denken over de desbetreffende plek en er slechts uitvoering wordt gegeven aan de machtiging als er een geschikte plek wordt gevonden, kan de bijzondere curator instemmen met het verzoek. De bijzondere curator heeft er ook vertrouwen in dat als het zo in de beschikking zou worden opgenomen de GI de beslissing op deze wijze zal uitvoeren. De bijzondere curator gunt [de minderjarige 1] de rust om aan zichzelf te werken.
Over het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling tussen hem en [de minderjarige 1] heeft de bijzondere curator aangegeven dat een nieuwe aanhouding haar aangewezen lijkt. De vader is op dit moment vanwege zijn gemoedstoestand en hevige emoties verminderd beschikbaar. Omgang is onder deze omstandigheden niet mogelijk. Zij benadrukt daarbij dat zij de vader niet tekort wil doen. De vader houdt van zijn kinderen, denkt mee en heeft goede ideeën, maar op dit moment wordt de situatie hem te veel. In dit kader vraagt zij aandacht voor de ontbrekende psychische hulp voor de vader. Zijn psychiater grijpt onvoldoende in, de vader wordt niet gehoord in zijn hulpvraag en de geïndiceerde hulpverlening geeft aan dat de vader eerst verder moet stabiliseren voordat zij hem kunnen helpen. De bijzondere curator heeft zonder succes geprobeerd beweging te krijgen in deze situatie. Zij verzoekt de GI aandacht te besteden hieraan.

7.De visie van de Raad

7.1.
De Raad heeft op de zitting aangegeven van mening te zijn dat de ondertoezichtstelling voor beide kinderen dient te worden verlengd. Daarnaast vindt de Raad het positief dat in ieder geval de aanwezigen op de zitting het eens zijn geworden over een uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] onder de door de bijzondere curator geschetste omstandigheden, zodat zij hopelijk meer rust zal ervaren. Ten aanzien van [de minderjarige 2] acht de Raad zich niet in staat om de rechtbank van advies te voorzien.

8.De standpunten van de vader en de moeder

8.1.
De vader heeft aangegeven dat hij het gedrag van de moeder classificeert als kindermishandeling en dat hij het belangrijk vindt dat dit wordt erkend door de betrokken instanties. De vader ziet geen andere optie meer dan een uithuisplaatsing van beide kinderen, zodat de negatieve invloed van de moeder op de kinderen wordt doorbroken. De vader vindt het vreselijk dat hij geen contact meer heeft met zijn kinderen.
8.2.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarnaast kan zij zich vinden in de toewijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige 1] , mits dit gebeurt onder de door de bijzondere curator genoemde voorwaarden. De moeder heeft het liefst haar beide kinderen thuis wonen, maar zij gunt [de minderjarige 1] de rust waar zij naar verlangt. [de minderjarige 1] is de afgelopen jaren onbewust ondergesneeuwd geraakt vanwege de grote zorgen om [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] heeft traumatische dingen meegemaakt. Het zou fijn zijn als er een stabiele plek wordt gevonden van waaruit [de minderjarige 1] kan werken aan zichzelf. Voor [de minderjarige 2] ligt dit anders. [de minderjarige 2] wil niet uit huis geplaatst worden. Door de aanwezigheid van meervoudige problematiek, waaronder ASS, denkt de moeder dat een uithuisplaatsing hem op dit moment geen goed zal doen. Ten aanzien van het verzoek van de vader, heeft de moeder opgemerkt dat omgang tussen de kinderen en de vader onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is.

9.De beoordeling

De verlenging ondertoezichtstelling
9.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
9.2.
De rechtbank stelt vast dat de zorgen over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] sinds de vorige zitting van 22 mei 2023 onverminderd groot zijn. Inmiddels is het rapport van [psycholoog] binnen gekomen waaruit volgt dat de ouders – beiden op hun eigen manier – in het bijzijn van de kinderen gedrag vertonen, dan wel vertoonden, dat benoemd kan worden als loyaliteitsbeïnvloeding. Hoewel de kinderen zich daar in grote mate weerbaar tegen hebben getoond, is duidelijk dat dit de kinderen belast. Daarnaast zijn er nog steeds zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Bij [de minderjarige 2] zien deze zorgen voornamelijk op zijn algehele ontwikkeling, zoals onder meer het ontbreken van een structurele schoolgang en dagbesteding. Bij [de minderjarige 1] zien de zorgen onder meer op (vermeend) seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader richting [de minderjarige 1] . Uit het rapport van [psycholoog] blijkt dat in [de minderjarige 1] ’s hoofd is opgeslagen dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdende gedragingen van de vader richting [de minderjarige 1] , die [de minderjarige 1] beschrijft als ‘non-consential sex’. Hoewel hiermee voor de rechtbank onduidelijk blijft of het grensoverschrijdende gedrag daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, staat het buiten kijf dat [de minderjarige 1] hulp nodig heeft bij de verwerking hiervan. Voorts geldt voor beide kinderen nog steeds dat er sprake is van een contactbreuk met hun vader.
De rechtbank heeft verder in toenemende mate zorgen over de mentale gesteldheid van de vader. De vader heeft in korte tijd een grote hoeveelheid e-mails gestuurd aan onder meer de rechtbank, waaruit zijn onmacht, frustratie en het gemis van zijn kinderen blijkt. Tijdens eerdere zittingen bleek al dat, hoewel de vader zijn uiterste best doet, hij moeite heeft om zijn emoties en frustraties in toom te houden en dat dit hem belemmert in zijn vermogen om zijn standpunt op een kalme en beheerste manier naar voren te brengen. Desondanks was het tijdens de eerdere zittingen toch mogelijk een reëel gesprek te voeren met de vader. De rechtbank betreurt dat dit tijdens het horen van de vader op 10 augustus 2023 niet (volledig) lukte. Het is de rechtbank duidelijk dat bij de vader zijn verdriet en frustratie over het uitblijven van contact, en enig zicht op een vorm van contactherstel, met zijn kinderen hieraan ten grondslag ligt. De rechtbank deelt de zorgen die de bijzondere curator hierover heeft geuit, en zij verzoekt de GI, in het belang van de kinderen, om – voor zover dit binnen haar invloedssfeer ligt – de vader te ondersteunen bij het krijgen van de psychische hulp waar hij al zo lang om vraagt.
[psycholoog] adviseert een aantal hulpverleningstrajecten voor [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en beide ouders, onder meer bestaande uit behandeling door een gedragswetenschapper voor [de minderjarige 1] , KOPP-kind training voor beide kinderen en traumabehandeling voor beide ouders. De rechtbank onderschrijft de inzet van deze hulpverlening en verzoekt de GI ook hiermee voortvarend aan de slag te gaan.
De rechtbank overweegt verder dat de huidige GI pas sinds kort betrokken is en, nadat er buiten haar toedoen– vertraging is opgetreden bij de overdracht vanuit het Leger des Heils, de zaak voortvarend heeft opgepakt. Dit verdient zeker een compliment. Ook is het positief dat de behandeling van [de minderjarige 1] bij Triversum is aangevangen en er opvoedondersteuning bij de moeder is gestart vanuit Koel & Co. Op de zitting is er ook door de aanwezigen vertrouwen uitgesproken in de persoon van de jeugdbeschermer. De rechtbank hoopt en vertrouwt erop dat de GI deze voortvarendheid en het daarmee ontstane vertrouwen zal weten vast te houden.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank – evenals de aanwezigen ter zitting – alle aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de resterende duur, te weten tot 15 maart 2024.
Het verzoek tot uithuisplaatsing:
9.3.
Tijdens de zitting van 22 mei 2023 is door de rechtbank al geconstateerd dat de zorgen over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] mogelijk een uithuisplaatsing van beide kinderen zouden kunnen rechtvaardigen, maar dat daarvan slechts sprake kan zijn wanneer de kinderen, de ouders en de bijzondere curator actief worden betrokken bij het vinden van een geschikte plek en deze ook daadwerkelijk is gevonden.
Duidelijk is dat aan deze voorwaarden nog niet is voldaan. De huidige GI is zeer recent begonnen waardoor het benodigde onderzoek naar de uithuisplaatsing nog niet is gestart. Dit betekent dat toewijzing van het verzoek onder de huidige omstandigheden niet direct voor de hand ligt. De bijzondere curator heeft evenwel betoogd dat onderscheid moet worden gemaakt tussen beide kinderen en dat toewijzing van het verzoek voor [de minderjarige 1] in de huidige omstandigheden wel in haar belang is, mits er wordt voldaan aan een aantal vereisten. De bijzondere curator heeft er vertrouwen in dat als de rechtbank het verzoek zou toewijzen de GI deze vereisten bij de uitvoering van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in acht zal nemen.
Voor [de minderjarige 2] concludeert de bijzondere curator tot aanhouding van het verzoek, gelet op de grote weerstand die hij op dit moment heeft tegen een uithuisplaatsing. Het is voor hem van groot belang is dat een dergelijke beslissing pas wordt genomen als het volledige plan duidelijk is en hij, zijn ouders en de bijzondere curator daarin voldoende zijn meegenomen. [psycholoog] en de moeder hebben zich hierbij aangesloten De rechtbank onderschrijft eveneens de visie van de bijzondere curator op dit punt en zal dienovereenkomstig beslissen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit wat is besproken op de zitting en uit de stukken blijkt dat [de minderjarige 1] veel heeft meegemaakt en bovenal behoefte heeft aan een neutrale plek waar zij (doordeweeks) tot rust kan komen. De rechtbank wil [de minderjarige 1] deze gelegenheid bieden en heeft daarbij meegewogen dat Triversum onlangs is gestart en dat er naar verwachting op korte termijn nog verdere hulpverlening op gang zal komen. Dit zal veel energie kosten en geeft daarmee des te meer reden om [de minderjarige 1] op een neutrale en stabiele plek te plaatsen. De rechtbank benadrukt hierbij uitdrukkelijk dat de machtiging pas geëffectueerd kan worden op het moment dat er met inachtneming van voornoemde voorwaarden, een geschikte plek voor [de minderjarige 1] is gevonden. Dit betekent dat de zoektocht naar deze plek in samenspraak met [de minderjarige 1] , de ouders en de bijzondere curator dient plaats te vinden. [de minderjarige 1] heeft zelf al goede ideeën aangedragen en het is aan de GI om daar (zoveel als mogelijk en redelijk is) mee aan de slag te gaan.
Ten aanzien van [de minderjarige 2] is het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet aan de orde. [de minderjarige 2] heeft vanwege zijn kindeigen problematiek een bovengemiddelde behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid en zijn weerstand tegen een uithuisplaatsing is onverminderd groot. Daarom ziet de rechtbank voor [de minderjarige 2] geen ruimte voor een andere beslissing dan bij beschikking van 22 mei 2023. De GI dient nader te onderzoeken of een uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige 2] is, en zo ja, welke plek daarvoor geschikt zou zijn. Evenals bij [de minderjarige 1] geldt hierbij dat dit in samenspraak met [de minderjarige 2] , de ouders én de bijzondere curator dient te gebeuren.
Om de GI de mogelijkheid te bieden dit onderzoek uit te voeren, zal het verzoek nogmaals worden aangehouden op de wijze zoals hieronder vermeld.
De zorgregeling:
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat er onder de huidige omstandigheden geen ruimte is voor contact tussen [de minderjarige 1] en de vader. [de minderjarige 1] heeft nog steeds een onverminderd grote weerstand tegen contact met haar vader en het is duidelijk geworden dat [de minderjarige 1] hulp nodig heeft bij de verwerking van wat zij in haar hoofd heeft aan gedachten over het vermeende grensoverschrijdende gedrag.
Omdat het onderzoeken van de mogelijkheden tot contactherstel met [de minderjarige 1] , maar natuurlijk ook met [de minderjarige 2] , voortdurend een punt van aandacht dient te blijven binnen de door [psycholoog] geadviseerde interventies, zal de rechtbank het verzoek van de vader aanhouden. Op deze manier kunnen de resultaten daarvan en de impact daarvan op het verzoek van de vader worden besproken bij een volgende zitting.
De kosten van de deskundige:
9.5.
De rechtbank constateert dat [psycholoog] middels de indiening van het rapport haar taak als deskundige heeft volbracht. [psycholoog] heeft de kosten van haar onderzoek en rapportage begroot op € 5.000,-. Zij heeft een eindnota ingediend bij de rechtbank ter hoogte van € 8.047,53. Zij heeft daarbij aangegeven dat de eindnota hoger is dan begroot omdat de werkzaamheden omvangrijker zijn gebleken dan oorspronkelijk gedacht. De rechtbank stelt de kosten van dit onderzoek vast overeenkomstig haar eindnota en bepaalt dat deze kosten ten laste van ’s Rijkskas komen.
Bijzondere curator:
9.6.
De rechtbank constateert dat de bijzondere curator eveneens heeft voldaan aan de oorspronkelijke taak waarvoor zij door de rechtbank is benoemd, zodat de rechtbank haar daarvoor zal ontslaan. De rechtbank benadrukt dat de taak van de bijzondere curator achteraf aanzienlijk omvangrijker is gebleken dan oorspronkelijk voorzien. Dit heeft te maken met de intensieve bemoeienis die zij heeft gehad met alle procespartijen (mede gelet op het onttrekken van de voormalige advocaat van de vader) en de complexiteit van de zaak waardoor zij meerdere rapportages in de procedure heeft ingebracht en meerdere keren bij een mondelinge behandeling betrokken en aanwezig is geweest. De rechtbank vindt het werk dat de bijzondere curator in deze zaak heeft verzet een groot compliment waard. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat achteraf bezien sprake is geweest van ‘meerdere rechtsbelangen’ waar de bijzondere curator bij betrokken is geweest en over heeft geadviseerd.
9.7.
Ter zitting is verder besproken dat de rechtbank aanleiding ziet om de bijzondere curator te ontslaan onder gelijktijdige herbenoeming als bijzondere curator voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] ex artikel 1:250 BW, omdat haar voortdurende betrokkenheid in deze complexe zaak van meerwaarde wordt geacht. Mede in het licht van de korte betrokkenheid van de GI, het aangehouden verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en de voorwaarden waaronder de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] zal worden verleend, verzoekt de rechtbank de bijzondere curator de belangen van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] verder te blijven behartigen. De rechtbank stelt vast dat bij deze benoeming eveneens sprake zal zijn van ‘meerdere rechtsbelangen’.

10.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling:
10.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:

[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
tot 15 maart 2024;
Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] :
10.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1]
gedurende de doordeweekse dagenin een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs tot 15 maart 2024, met inachtneming van hetgeen hierover is overwogen onder overweging 9.3.;
Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] :
10.3.
houdt de beslissing op het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2]
PRO FORMAaan tot
23 februari 2024;
10.4.
draagt de GI op om de rechtbank tijdig vóór 23 februari 2024 schriftelijk te informeren over de recente stand van zaken en aan te geven of het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] wordt gehandhaafd, onder gelijktijdige verzending van dit document aan de (advocaten van) de moeder en de vader, en de bijzondere curator;
Ten aanzien van de zorgregeling:
10.5.
houdt de beslissing over de zorgregeling tussen [de minderjarige 1] en de vader
PRO FORMAaan tot
23 februari 2024, zodat dit verzoek gelijktijdig behandeld kan worden met het verzoek van de GI (indien gehandhaafd) tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en met een eventueel verzoek verlenging ondertoezichtstelling;
10.6.
stelt de kosten van de deskundige [psycholoog] vast op € 8.047,53;
10.7.
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste van ’s Rijkskas komen;
Ten aanzien van de bijzondere curator:
10.8.
ontslaat [bijzondere curator] als bijzondere curator van voornoemde minderjarigen;
10.9.
benoemt tot bijzondere curator voor voornoemde minderjarigen:
[bijzondere curator], kantoorhoudende te [plaats] ,
met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 9.6 en 9.7.;
10.10.
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de beslissingen onder 10.3. t/m 10.5. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023 door mrs. N. Cuvelier, G.A.M. van Dijk en C. Maat, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S.E. Kamer als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.