ECLI:NL:RBNHO:2023:8503

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
10666999
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning met afwijzing van schorsingsverzoek

In deze zaak gaat het om een executiegeschil naar aanleiding van een ontruimingsvonnis dat door de kantonrechter is uitgesproken. De eiser, die huurt van de stichting Pré Wonen, is veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. Na betekening van het vonnis heeft de eiser in hoger beroep beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis totdat het hof in hoger beroep uitspraak doet. De kantonrechter heeft de vordering tot schorsing afgewezen, omdat het belang van de verhuurder, Pré Wonen, bij de tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van de huurder om in zijn woning te blijven. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de omstandigheden van de zaak in acht genomen, waaronder de maatschappelijke onrust in de buurt en het gedrag van de eiser, dat heeft geleid tot de verhuizing van zijn buren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een plek is gereserveerd voor de eiser in de opvang, waardoor de vrees om op straat te komen staan ongegrond is. De eiser is in de proceskosten veroordeeld, omdat hij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10666999 \ VV EXPL 23-116
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. V.J.M.H.Y. van Haaster,
tegen
de stichting
STICHTING PRÉ WONEN,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Pré Wonen,
gemachtigde: mr. D. de Vries.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 augustus 2023 met 3 producties;
- de e-mail van 22 augustus 2023 met productie 4 van de kant van [eiser] ;
- de brief van 22 augustus 2023 met producties 1 tot en met 5 van de kant van Pré Wonen;
- de mondelinge behandeling van 23 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van Pré Wonen.

2.De zaak in het kort

2.1.
Bij vonnis van de kantonrechter is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning die hij van Pré Wonen huurt. Nadat de ontruiming aan [eiser] is aangezegd, is hij tegen het vonnis in hoger beroep gegaan en vordert hij in dit kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis totdat in hoger beroep is beslist.
De vordering tot schorsing wordt afwezen, omdat de kantonrechter het belang van Pré Wonen bij de tenuitvoerlegging van het vonnis (nog steeds) zwaarder acht dan het belang van [eiser] om in zijn woning te blijven. De kantonrechter licht onder ‘De beoordeling’ toe hoe hij tot dit oordeel komt.
3.
De feiten
3.1.
[eiser] huurt van Pré Wonen de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning).
3.2.
Voorheen woonde mevrouw [buurvrouw] (hierna: [buurvrouw] ) naast [eiser] aan de
[adres 4] . Aan de andere kant van [eiser] woonde voorheen de heer [buurman] (hierna: [buurman] ) aan de [adres 3] . [buurvrouw] en [buurman] zijn inmiddels verhuisd.
3.3.
De woningen aan de [adres 5] staan op dit moment leeg.
3.4.
Op 8 augustus 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank bij voorlopige voorziening [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom (hierna: het vonnis).
3.5.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.6.
Op 11 augustus 2023 heeft Pré Wonen het vonnis aan [eiser] betekend en de ontruiming van de woning tegen 12 september 2023 aangezegd.
3.7.
[eiser] heeft op 15 augustus 2023 de dagvaarding in hoger beroep aan Pré Wonen betekend.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 augustus 2023, voor zover het de ontruiming van de woning en de dwangsom betreft totdat het hof in hoger beroep uitspraak tegen het vonnis heeft gedaan.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat sprake is van een noodtoestand als de voorgenomen executie van het vonnis niet wordt geschorst. Het belang van [eiser] om in de woning te blijven totdat in hoger beroep is beslist, gaat volgens hem boven het belang van Pré Wonen om de woning aan een ander te verhuren.
4.3.
Pré Wonen voert verweer. Pré Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Pré Wonen voert aan dat de kantonrechter de noodtoestand waar [eiser] zich op beroept doordat hij op straat komt te staan door de ontruiming, al heeft meegewogen in het vonnis. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat Pré Wonen geen spoedeisend belang (meer) heeft bij directe uitvoering van het vonnis, omdat de rust is weergekeerd door de verhuizing van de twee buren, is dat volgens Pré Wonen onjuist. Met zijn gedrag heeft hij de buren verjaagd. Zij voelden zich niet meer veilig en voelden zich genoodzaakt om te verhuizen. Bovendien vertoont [eiser] herhalend gedrag, wat blijkt uit de briefjes die hij in juli en augustus 2023 aan zijn achterbuurvouw heeft gestuurd. Pré Wonen heeft daarom een spoedeisend belang om een einde te maken aan een dergelijke bedreigende, intimiderende en onveilige situatie. Zolang de situatie voortduurt kan zij de twee buurwoningen bovendien niet verhuren. Zodra Pré Wonen mogelijke huurders op de problemen met [eiser] wijst, haken zij af. Het belang van Pré Wonen bij ontruiming weegt daarom zwaarder dan het belang van [eiser] bij behoud van de woning, aldus Pré Wonen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om een executiegeschil in de zin van artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.2.
Het spoedeisend belang van de zaak vloeit voort uit de aard van de vordering.
5.3.
De vordering tot schorsing van de executie zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die de Hoge Raad daarvoor heeft gegeven in het arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026). Als uitgangspunt geldt dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer kan worden gelegd, nog voordat op een ingesteld rechtsmiddel is beslist. Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zonder motivering van die beslissing, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken als het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de tenuitvoerlegging daarvan. Bij de beoordeling moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel moet daarbij buiten beschouwing blijven, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
5.4.
Omdat de kantonrechter in het vonnis de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad niet expliciet heeft gemotiveerd, zal de afweging van de belangen van partijen in het onderhavig kort geding alsnog moeten worden gemaakt. Onderzocht zal moeten worden of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Pré Wonen om het vonnis ten uitvoer te kunnen leggen. Aangezien [eiser] niet heeft gesteld dat sprake is van een kennelijke misslag, moet de kantonrechter zich, gelet op het hiervoor geschetste toetsingskader, beperken tot deze belangenafweging.
5.5.
Het belang van [eiser] is dat hij in de woning wil blijven tot in hoger beroep een beslissing is genomen. Hij vreest dat hij bij ontruiming op straat komt te staan.
Daartegenover staat het belang van Pré Wonen dat niet alleen ziet op het weer kunnen verhuren van de twee leegstaande woningen in de directe omgeving van de woning van [eiser] , maar ook op het terugbrengen van de rust in de buurt. Uit de bestuurlijke rapportage (zie r.o. 2.19 van het vonnis) blijkt immers dat sprake is van maatschappelijke onrust in de straat van [eiser] . Dat de rust is weergekeerd doordat de twee buren van [eiser] zijn verhuisd, acht de kantonrechter – mede gelet op het gemotiveerde verweer van Pré Wonen – niet aannemelijk. Los daarvan heeft de kantonrechter in r.o. 5.5 van het vonnis hier ook al haar oordeel over gegeven, zodat van die beoordeling in het onderhavige kort geding moet worden uitgegaan.
De belangenafweging ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring is feitelijk geen andere dan de belangenafweging die de kantonrechter al in het vonnis ten aanzien van de ontruiming heeft gemaakt. Omdat [eiser] geen omstandigheden heeft gesteld waardoor die belangenafweging anders zou moeten zijn, weegt het belang van Pré Wonen bij de tenuitvoerlegging van het vonnis daarom (nog steeds) zwaarder dan het belang van [eiser] om in zijn woning te blijven.
Daarbij komt dat [eiser] niet heeft weersproken dat er een plek is gereserveerd in de dag- en nachtopvang, zodat de vrees om na ontruiming op straat te komen staan, ongegrond is. Ook heeft Pré Wonen op zitting bevestigd dat als het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd, zij [eiser] een andere woning zal aanbieden.
5.6.
De stelling van [eiser] dat Pré Wonen hem geen tweede kans heeft geboden wat volgens hem gebruikelijk is in Haarlem en omstreken, maakt de belangenafweging niet anders. Dat [eiser] recht zou hebben op een tweede kans is niet gebleken. Bovendien moet in dit kort geding worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. In r.o. 5.6 van het vonnis heeft de kantonrechter op dit punt al overwogen dat Pré Wonen zich voldoende heeft ingespannen om [eiser] te bewegen zijn gedrag te veranderen, maar dat dit niet heeft geleid tot een verbetering van zijn gedrag, zodat van die overweging moet worden uitgegaan. Voor de stelling van [eiser] dat niet althans onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat hijzelf ook overlast heeft ondervonden van zijn buren, geldt hetzelfde. De kantonrechter verwijst hierbij naar hetgeen is overwogen in r.o. 5.6 van het vonnis.
Proceskosten
5.7.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Pré Wonen als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
529,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Pré Wonen tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2023.
1621