ECLI:NL:RBNHO:2023:850

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
10211675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot terugbetaling aanbetaling bij maatwerkovereenkomst voor dakopbouw

In deze zaak heeft eiseres een overeenkomst gesloten met gedaagde voor de koop en plaatsing van een dakopbouw. Eiseres, als consument, heeft een beroep gedaan op het herroepingsrecht en vordert de terugbetaling van een aanbetaling van € 19.371,86. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, oordelend dat er sprake is van 'maatwerk', waardoor het herroepingsrecht niet van toepassing is. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat de dakopbouw op basis van specifieke eisen en keuzes van eiseres is vervaardigd, wat het maatwerk karakter bevestigt. Eiseres heeft op 12 december 2022 gedaagde gedagvaard en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 januari 2023. Gedaagde heeft een tegenvordering ingediend, maar de kantonrechter heeft ook deze afgewezen, omdat gedaagde geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Beide partijen zijn in het ongelijk gesteld en dragen ieder hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10211675 \ VV EXPL 22-96
Uitspraakdatum: 23 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Knol
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. I. Heijselaar
De zaak in het kort
Eiseres heeft met gedaagde een overeenkomst gesloten voor de koop en plaatsing van een dakopbouw. Eiseres doet als consument een beroep op het herroepingsrecht en vordert terugbetaling van een aanbetaling. De kantonrechter wijst de vordering af. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van zogeheten ‘maatwerk’, zodat het herroepingsrecht niet geldt.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 12 december 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2023. Op deze zitting heeft [gedaagde] een tegenvordering ingediend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Vóór de zitting heeft [gedaagde] schriftelijk gereageerd op de vordering en partijen hebben met e-mails van 6 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 11 november 2021 bij [eiseres] thuis een overeenkomst gesloten voor het leveren en plaatsen van een dakopbouw op de woning van [eiseres] . Er is een totaalprijs van € 61.100,00 overeengekomen.
2.2.
Op 10 juni 2022 heeft [gedaagde] een factuur verstuurd voor een eerste termijnbetaling ter hoogte van € 36.965,50. [eiseres] heeft een bedrag van € 19.371,86 aan [gedaagde] betaald.
2.3.
In een brief van 26 september 2022 heeft [eiseres] de overeenkomst herroepen en [gedaagde] gesommeerd de aanbetaling van € 19.371,86 terug te storten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van € 20.340,58. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij tijdig gebruikt heeft gemaakt van het herroepingsrecht, waardoor de overeenkomst is ontbonden. Volgens [eiseres] moet [gedaagde] daarom het aanbetaalde bedrag van € 19.371,86 terugbetalen, naast € 968,72 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat de vordering zich niet leent voor een kort geding. Verder voert [gedaagde] aan dat [eiseres] geen herroepings- en ontbindingsrecht heeft, omdat sprake is van maatwerk. [gedaagde] heeft als tegenvordering dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van het restantbedrag van de eerste termijn van € 17.593,64.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit kort geding in de eerste plaats om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot (terug)betaling van € 20.340,58.
4.2.
De vordering van [eiseres] kan alleen worden toegewezen als zij daarbij een spoedeisend belang heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, omdat aannemelijk is dat [eiseres] het gevorderde bedrag nodig heeft om een andere aannemer in te schakelen, als haar beroep op het herroepings- en ontbindingsrecht slaagt.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen zowel een consumentenkoop is, waar het gaat om de koop en levering van de dakopbouw, als een aannemingsovereenkomst, waar het gaat om de plaatsing daarvan. Bij strijdigheid tussen de bepalingen over de consumentenkoop en de overeenkomst van aanneming hebben de bepalingen over de consumentenkoop voorrang. [1] Verder is sprake van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument die is gesloten buiten de verkoopruimte. [2] De overeenkomst is immers gesloten bij [eiseres] thuis, waarbij [eiseres] en [gedaagde] gelijktijdig en persoonlijk aanwezig waren.
4.4.
[eiseres] heeft op grond van de wet in beginsel het recht om de overeenkomst tussen partijen te herroepen en te ontbinden, zonder opgave van redenen en binnen veertien dagen, omdat deze is gesloten buiten de verkoopruimte. [3]
4.5.
Er staan in de wet uitzonderingen op het herroepings- en ontbindingsrecht. Een consument heeft dit recht niet bij een consumentenkoop betreffende de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn. [4] Het gaat hierbij bijvoorbeeld om op maat gemaakte gordijnen. [5] Dit wordt ook wel de uitzondering voor ‘maatwerk’ genoemd.
4.6.
Het is aan [gedaagde] om in dit kort geding aannemelijk te maken dat sprake is van ‘maatwerk’, omdat hij een beroep doet op een uitzondering op het herroepings- en ontbindingsrecht. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] daarin is geslaagd. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat elke verbouwing, en zeker de dakopbouw waar het hier om gaat, maatwerk vereist en uniek is. Hij heeft dat verweer ook gemotiveerd en met stukken onderbouwd. Daarbij heeft [gedaagde] erop gewezen dat bij de vervaardiging van de dakopbouw rekening moet worden gehouden met de eisen van de betreffende gemeente en dat de bouwtekeningen moeten worden afgestemd op die specifieke gemeentelijke eisen. Verder is door [gedaagde] toegelicht dat hij met de door [eiseres] ingeschakelde architect en constructeur contact heeft gehad en aan de hand van de tekeningen van die architect de maatvoering heeft berekend en de kosten heeft bepaald.
4.8.
Die toelichting van [gedaagde] vindt steun in de overgelegde offerte van 8 november 2021, waarin een concrete en exacte maatvoering wordt vermeld. Op de zitting is vastgesteld dat die maatvoering overeenkomt met de overgelegde constructietekeningen van de architect. Ook is niet betwist dat [gedaagde] de situatie ter plaatse heeft opgemeten. Uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van de architect van 4 januari 2023 volgt dat de constructeur de uitgangspunten voor de constructie heeft bepaald en berekend, op basis van de constructietekeningen van de architect, dat bouwmaterialen moeten worden ingekocht per project en dat verschillende bouwmaterialen op maat moeten worden gemaakt.
4.9.
Gelet op de hiervoor genoemde motivering en onderbouwing door [gedaagde] , moet worden aangenomen dat ten aanzien van de door [eiseres] gekochte dakopbouw sprake is van ‘maatwerk’. De dakopbouw is immers vervaardigd op basis van de individuele keuze of beslissing van [eiseres] , aan de hand van de door haar aangeleverde constructietekening van de architect, die daardoor niet als een geprefabriceerde dakopbouw is aan te merken.
4.10.
[eiseres] heeft haar standpunt dat geen sprake is van ‘maatwerk’, onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van [eiseres] dat voor de dakopbouw standaard bouwmaterialen worden gebruikt, betekent niet dat voor de dakopbouw geen maatwerk nodig is. [eiseres] heeft ook niet kunnen weerleggen dat de dakopbouw wordt vervaardigd volgens haar specificaties, namelijk aan de hand van de door haar aangeleverde constructietekeningen van de architect. Verder is niet gebleken dat de dakopbouw geprefabriceerd is of vervaardigd wordt aan de hand van uitsluitend standaardmaten.
4.11.
De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat sprake is van ‘maatwerk’, zodat [eiseres] geen herroepings- en ontbindingsrecht heeft.
4.12.
[eiseres] heeft nog gesteld dat [gedaagde] niet heeft gewezen op het ontbreken van een herroepingsrecht en dat dit tot gevolg heeft dat aan haar alsnog een herroepings- en ontbindingsrecht toekomt met een termijn van twaalf maanden. Hierin volgt de kantonrechter [eiseres] niet. In de wet is geregeld dat de termijn voor herroeping wordt verlengd met ten hoogste twaalf maanden, als een consument niet is gewezen op het herroepingsrecht. [6] Maar dit geldt alleen als een herroepings- en ontbindingsrecht bestaat. [7] Dat laatste is hier niet het geval, zoals hiervoor is geoordeeld.
4.13.
Een consument moet ook worden geïnformeerd dat er geen herroepings- en ontbindingsrecht is. [8] Maar als de consument die informatie niet heeft gehad, verbindt de wet daaraan niet het gevolg dat er alsnog een recht op herroeping of ontbinding ontstaat. Dit gebrek aan informatie levert dus geen herroepings- en ontbindingsrecht op. [eiseres] heeft alleen vorderingen ingediend op basis van het herroepings- en ontbindingsrecht. Dat recht bestaat hier niet. De kantonrechter kan in dit kort geding daarom geen gevolgen verbinden aan de schending door [gedaagde] van de verplichting om [eiseres] te informeren over het ontbreken van een herroepings- en ontbindingsrecht.
4.14.
De kantonrechter ziet overigens ook geen reden om ambtshalve andere gevolgen te verbinden aan het feit dat [eiseres] niet is geïnformeerd over het ontbreken van een herroepings- en ontbindingsrecht. Die informatieplicht is namelijk geen plicht waaraan de wet specifieke sancties verbindt en ook geen essentiële informatieplicht. [9]
4.15.
De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] dus afwijzen.
4.16.
Ook voor de tegenvordering geldt dat deze in kort geding alleen kan worden toegewezen als [gedaagde] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is niet het geval. [gedaagde] stelt dat hij de dakopbouw alsnog op korte termijn wil plaatsen bij [eiseres] en dat hij daarvoor het restantbedrag van de eerste termijn nodig heeft. Maar [eiseres] heeft op de zitting (nogmaals) uitdrukkelijk te kennen gegeven niet meer verder te willen met [gedaagde] . Daarvan uitgaande heeft [gedaagde] geen spoedeisend belang bij zijn vordering.
4.17.
De conclusie is dat de kantonrechter ook de vordering van [gedaagde] zal afwijzen.
4.18.
Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld en de kantonrechter is daarom van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering en de tegenvordering af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:230g lid 1, onder f, BW.
3.Artikel 7:230o lid 1 BW.
4.Artikel 7:230p, aanhef en onder f, BW.
5.Zie overweging 49 van de Europese Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten.
6.Artikel 7:230o lid 2 BW.
7.Artikel 7:230m lid 1, onderdeel h, BW.
8.Artikel 7:230m lid 1, onderdeel k, BW.
9.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 12 november 2021, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2021:1677 (