5.14.De rechtbank sluit voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen aan bij het Tremarapport, waarbij het uitgangspunt is dat ouders een bepaald percentage van hun gezinsinkomen aan hun kinderen besteden. Dit gezinsinkomen wordt in de regel gevormd door de middelen die ouders voorafgaand aan de verbreking van de samenleving ter beschikking stonden.
Bij ondernemers wordt het gezinsinkomen in beginsel vastgesteld aan de hand van de gemiddelde winst uit onderneming in drie jaren voorafgaand aan het verbreken van de samenwoning, zodat de rechtbank in dit geval uitgaat van de gemiddelde winst van 2019, 2020 en 2021. In de stelling van de man dat het jaar 2020 niet maatgevend is geweest voor de welstand van het gezin, ziet de rechtbank geen aanleiding om dit jaar buiten beschouwing te laten. Juist omdat het inkomen van een ondernemer sterk aan schommelingen onderhevig kan zijn, wordt met een gemiddelde gerekend. Ook de incidenteel hogere winst over 2020 wordt daarin meegenomen, nu het gezin in dat jaar een hogere welstand heeft gekend.
De winst uit onderneming van de man bedroeg € 37.002 in 2019 en € 55.340 in 2020. De rechtbank zal deze winst conform het Tremarapport in 2019 corrigeren met de investeringsaftrek van € 2.380 in 2019 en de investeringsbijtelling van € 13.474 en de oudedagsreserve van € 5.769 in 2020. De rechtbank houdt tevens rekening met de door de man ontvangen TOZO uitkering in 2020, nu deze ten gunste is gekomen aan de welstand van het gezin. In 2020 is de winst van de man door partijen kunstmatig laag gehouden doordat de vrouw aan de man € 20.200 aan de man heeft gefactureerd als meewerkbeloning. De rechtbank zal aan de zijde van de vrouw rekening houden met deze kunstmatige winst. De man verricht sinds 2021 zijn werkzaamheden vanuit een B.V. De man heeft in dat jaar een bruto DGA-loon ontvangen van € 37.600. Voorts wordt rekening gehouden met de arbeidsongeschiktheids-verzekering van € 664 per jaar. De man heeft zijn standpunt dat ook rekening moet worden gehouden met de aflossing van de RC schuld van € 855 niet onderbouwd, zodat de rechtbank dit buiten beschouwing laat.
Uitgaande van deze inkomsten en rekening houden met de aanspraak van de man op zelfstandigenaftrek, MKB winstvrijstelling, algemene heffingskorting en arbeidskorting bedroeg zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) per maand € 2.558 in 2019, € 3.805 in 2020 en € 2.434 in 2021, oftewel gemiddeld genomen € 2.932 per maand.
De fiscale winst van de vrouw bedroeg € 22.373 in 2019, € 24.528 in 2020 en € 9.727 in 2021, gemiddeld € 18.876. Daarnaast heeft de vrouw een TOZO ontvangen in 2020 ter hoogte van
€ 2.517. Uitgaande van deze inkomsten en rekening houdend met de aanspraak van de vrouw op zelfstandigenaftrek, MKB winstvrijstelling, algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting bedroeg haar NBI € 1.565.
Bij dat inkomen ontvingen partijen een kindgebonden budget van € 100 per maand.
Tot slot ontvingen partijen huurinkomsten. De man verhuurde twee kantoorruimtes aan derden voor in totaal € 850 per maand (de door de vrouw aan de man betaalde huur wordt buiten beschouwing gelaten), oftewel € 10.200 per jaar. Daarop worden de volgende door de vrouw erkende kosten in mindering gebracht:
- kosten VVE van € 115 per maand per unit, zijnde € 2.760 per jaar;
- OZB belasting van € 223 per jaar per unit, zijnde € 446 per jaar;
- rioolheffing van € 155 per jaar per unit, zijnde € 2.760 per jaar.
Voorts acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met een forfait aan onderhoudskosten van € 110 per maand, zijnde € 1.320 per jaar, zoals door de man gesteld. De overige door de man gestelde kosten zijn door hem onvoldoende met stukken onderbouwd, zodat de rechtbank hier geen rekening mee zal houden. De rechtbank houdt eveneens geen rekening met de door de man gestelde verbouwingskosten. Deze zijn immers vermogensvormend. De huuropbrengst bedraagt dan € 2.914 per jaar, zijnde € 243 per maand.
Het gezinsinkomen van partijen bedroeg dan € 4.840 per maand, zodat de behoefte van de kinderen volgens het Tremarapport € 1.085 per maand bedraagt in 2021, geïndexeerd naar 2023 € 1.143 per maand, zijnde € 572 per kind per maand.