ECLI:NL:RBNHO:2023:8475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
10406820 \ WM VERZ 23-198
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren in verboden zone

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1, dat een parkeerverbod aangeeft. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beschikbare stukken, waaronder de verklaring van de verbalisant en foto’s van de situatie ter plaatse. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was komen vast te staan, ondanks de bewering van betrokkene dat de bebording op het moment van parkeren afgedekt was. De verklaring van de verbalisant, die ter plaatse was, werd als voldoende bewijs beschouwd voor de aanwezigheid van het bord. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen aanleiding om deze te matigen.

Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en werd betrokkene geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10406820 \ WM VERZ 23-198
CJIB-nummer : 247594869
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)).
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt in zijn beroepschrift dat op het moment van parkeren de bebording in de straat was afgedekt en dus niet zichtbaar was.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de in het dossier aanwezige foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat de verbalisant zelf ter plaatse aanwezig was en dat het bord E1 was geplaatst aan de zijde van de weg alwaar het voertuig van betrokkene stond geparkeerd.
2.4.
Uit vaste rechtspraak volgt dat het uitgangspunt is dat de verbalisant die ter plaatste aanwezig is, voorafgaand aan een controle de bebording heeft gecontroleerd [1] . De enkele betwisting door betrokkene dat de bebording ter plaatse was afgedekt, is tegenover de verklaring van de verbalisant onvoldoende reden om te twijfelen aan de aanwezigheid of zichtbaarheid van het bord. De boete is dus terecht opgelegd.
2.5.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
2.6.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL: GHARL:2020:1803.