ECLI:NL:RBNHO:2023:8473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
26 augustus 2023
Zaaknummer
10650845 \ CV EXPL 23-3490
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake betalingsvordering en informatieplichten bij consumentenkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 23 augustus 2023 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Billink Financial Solutions B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 105,50, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook een veroordeling in de proceskosten. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij een bestelling had geplaatst bij een webwinkel en had gekozen voor een achteraf betaalmethode, waarbij de gedaagde de algemene voorwaarden van de webwinkel had geaccepteerd. De eisende partij lichtte toe dat de vordering tot betaling op de gedaagde partij was gecedeerd door de webwinkel.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd dat zij had voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, met name de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v. Ook werd vastgesteld dat de eisende partij niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzondering op de informatieplichten. De rechter concludeerde dat de eisende partij niet had voldaan aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat leidde tot de afwijzing van de vordering. De eisende partij werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld.

Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van informatieplichten bij consumentenkoop en de noodzaak voor eisende partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen, vooral in gevallen van kredietverstrekking en consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10650845 \ CV EXPL 23-3490
Uitspraakdatum: 23 augustus 2023
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Billink Financial Solutions B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 105,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
2.3.
De eisende partij stelt dat de gedaagde partij bij een webwinkel een bestelling heeft geplaatst en heeft gekozen voor de achteraf betaalmethode van de eisende partij, waarbij de gedaagde partij de algemene voorwaarden van de webwinkel heeft geaccepteerd. De eisende partij licht toe dat direct na het voltooien van de koopovereenkomst de uit de verkoop ontstane geldvordering op de koper door de webwinkel aan haar wordt gecedeerd. Volgens de eisende partij gaat zij zelf geen overeenkomst aan met de klant en verstrekt zij ook geen krediet; de eisende partij treedt slechts in de rechten van de webwinkel voor wat betreft de op de gedaagde partij rustende betalingsverplichting.
2.4.
Uit de stellingen van de eisende partij volgt dat sprake is van een hoofdsom die de gedaagde partij verschuldigd is op grond van een met een webwinkel gesloten koopovereenkomst. De omstandigheid dat de gedaagde partij daarbij heeft gekozen voor betaling achteraf aan de eisende partij (en/of dat de webwinkel de vordering tot betaling aan de eisende partij heeft gecedeerd), maakt dat niet anders, althans het sluit niet uit dat niet ook sprake is van een consumentenkoop. Dat betekent dat de eisende partij gemotiveerd moet stellen en onderbouwen dat is voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Anders dan de eisende partij stelt, is de kantonrechter verder van oordeel dat ook sprake is van een consumentenkredietovereenkomst. Hierop wordt in het onderstaande nader ingegaan.
Uitstel van betaling, kredietovereenkomst
2.5.
Partijen zijn overeengekomen dat de gedaagde partij het aankoopbedrag van de bij de webwinkel bestelde goederen binnen veertien dagen na levering van die goederen aan de eisende partij betaalt. Het aan de gedaagde partij verlenen van uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking (artikel 7:57 lid 1 sub c BW).
2.6.
De eisende partij dient in een dergelijk geval (ook) te stellen en te onderbouwen dat is voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A BW, in het bijzonder de informatieplichten van artikel 7:60 BW, en de kredietwaardigheidstoets van artikel 4:34 lid 1 Wet op het financieel toezicht, of dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW.
2.7.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing zijn.
2.8.
De eisende partij heeft echter niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A BW en daar is ook niet van gebleken. Ook is niet (voldoende) onderbouwd dat de eisende partij een kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd.
Wat is hiervan het gevolg?
2.9.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.10.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.
2.11.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter